Louis Th. Lehmann (1920-2012) was behalve dichter ook romanschrijver, essayist, criticus, jurist, scheepsarcheoloog, muzikant, tekenaar, danser, componist en vertaler. Alle talenten van deze eigenzinnige writer’s writer komen aan bod in dit nummer, zoals zijn fascinatie voor het surrealisme, de scheepsarcheologie, de tango, de jazz, de popmuziek en niet-bestaande woorden.
Erik Bindervoet vat Lehmanns leven in een strip en een lang gedicht. Verder zijn er bijdragen van Laurens Vancrevel, Matthijs van Boxsel, August Hans den Boef, Tom van Deel, Guus Janssen, Jaap van der Bent, Marsha Keja, Alida Beekhuis, Sjoerd van Faassen, Wim Noordhoek, Tsead Bruinja, Hans Plomp, Wim Brands, Dick Adelaar en Piet Calis. Remco Campert, Anneke Brassinga en Pieter Schermer eren Lehmann met een gedicht. Niet eerder gepubliceerde brieven, tekeningen, foto’s en andere documenten maken van dit nummer een waar bewaarexemplaar.
Bij dit nummer
Louis Th. Lehmann (1920-2012) was een wonderkind met vele talenten. Toen hij nog op school zat debuteerde hij met verzen in het literaire tijdschrift Werk. Al vroeg trok het surrealisme zijn belangstelling. Behalve surrealistische verzen maakte hij collages en tekeningen. Hij vertaalde poëzie, romans en toneelstukken, schreef kritieken over buitenlandse literatuur, componeerde muziek, bekwaamde zich op de dansvloer, schreef romans. En hij studeerde: eerst rechten, daarna archeologie. In die laatste discipline bekwaamde hij zich in de scheepsarcheologie; hij werd een autoriteit op het gebied van de Griekse en Romeinse roeischepen.
Maar hij begon als dichter. Zijn poëzie viel in de smaak van de literaire critici van die tijd, 1939-1940. Menno ter Braak hield het erop dat Lehmann op zijn twintigste jaar met een zekere astrale volmaaktheid als een meteoor de Nederlandse literatuur was komen binnenvallen. Vestdijk noemde hem een ‘wonderkind’. Maar Ter Braak ontdekte ook een bepaalde slordigheid in zijn gedichten, een ‘onbekommerdheid om de afwerking’. Hij vond Lehmann ‘voor alles een dichter, die zelfs in het slechtste gedicht nog iets van zijn persoonlijke charme of bokkigheid weet te leggen; pas in de derde of vierde plaats aestheet, geraffineerd dwars door de “slordigheid” heen, schijnbaar (waarschijnlijk ook met eenige pose) onverschillig voor wat hij uit handen geeft, steeds bereid om den indruk te wekken, dat zijn techniek improviseerend is gebleven tot in den druk toe’.
Met dat improviserende als karaktertrek van zijn poëzie raakte Ter Braak de kern van het kunstenaarschap van Lehmann. In alles wat hij aanpakte zat een aantoonbaar talent, maar in geen enkele discipline liet hij zich vastlopen in de afwerking. Al zijn werk heeft iets ongecompliceerds en ondanks het verrassende ook iets vanzelfsprekends.
Tegenover die improviserende en speelse trek van zijn kunstuitingen stond de uiterste nauwgezetheid van zijn wetenschappelijke publicaties, op basis waarvan hij ten slotte niet alleen de doctorsgraad in de archeologie behaalde maar tevens in zijn vakgebied een veel gevraagde gast was op internationale symposia.
De Parelduiker brengt met dit nummer, dank zij de gulle medewerking van Lehmanns weduwe, Alida Beekhuis, het brede scala van Louis Lehmanns rijke leven en kunstenaarschap in woord en beeld. De enthousiaste respons van de vele medewerkers toont aan hoezeer hij gewaardeerd werd en hoezeer zijn talrijke kunstuitingen anderen hebben geïnspireerd.
Bijna alles in dit nummer werd speciaal voor deze gelegenheid geschreven en getekend. De artikelen werden aangevuld met enkele oude en nieuwe speciaal voor Lehmann geschreven verzen.
De redactie dankt allen die aan dit nummer meewerkten, en in het bijzonder Alida Beekhuis voor het ter beschikking stellen van haar archief en kennid. [De redactie]
Inhoudsopgave
Redactioneel
Erik Bindervoet, Een begin van een portret
Jaap van der Bent, Tussen alle bewegingen steeds in beweging. Leven en werk van Louis Lehmann
Alida Beekhuis, Lehmann en de zee. Of hoe een zoon uit een zeemansgeslacht scheepsarcheoloog werd
Laurens van Krevelen, Lehmann als surrealist
Tsead Bruinja, Elizabeth Taylor p de roltrap. Collage van een onvoltooid gedicht
August Hans den Boef, ‘Is Louis Lehmann still alive?’ L.Th. Lehmann en de bloeitijd van de popcultuur
Alida Beekhuis & Marsha Keja, Een naïeve componist. Guus Janssen over de muziek van Louis Lehmann
Remco Campert, that’s who (in thatland)
Jaap van der Bent, Liever geen literaire Cadillacs. Louis Lehmann bespreekt het buitenlandse boek
Matthijs van Boxsel, De lallende Lehmann
Marsha Keja, ‘Gij zult niet bloemlezen!’ Lehmann in brieven
Wim Noordhoek, Lof der nieuwsgierigheid
Laagwater: Dick Adelaar, De alleskunner; Wim Brands, ‘Hee!?’ Piet Calis, De dans van Louis
Anneke Brassinga, Hommagecollage
Sjoerd van Faassen, ‘Ik heb nooit kunnen inzien waarom de maan iets poëties zou zijn’ L.Th. Lehmann en Criterium
Ilse Starkenburg, Op visite bij een eminence grise
Hans Plomp, Lehmann in Ruigoord
Laurens van Crevel, Ode aan De Schone Zakdoek. Decalcomanische collage voor L.Th. Lehmann
Wim Noordhoek, ‘Overschie is geen dorp midden in Siberië of Tibet’. Een interview met Louis Lehman
Pieter Schermer, Fatalist aan de triremen
T. van Deel, Lehmann-flarden
Jan Paul Hinrichs, Schoon & haaks (over Lehmanns marginale uitgaven, Norbert Hummelt, Erik de Smedt, Philip Nikolayev, Jacques Boersma en Theo F. den Heijer, Bouwewijn van Houten en Emile van der Borch van Verwolde)
Hans Olink, Berliner Beobachter: Een mens valt uit Duitsland (Konrad Merz)
Anton de Goede, De Laatste Pagina: Ivan Sitniakowsky (1944-2014)
Omslag: Louis Lehmann in 2000. Foto: Friso Keuris (Hollandse Hoogte)
Details
‘een prachtig nummer’ – Remco Campert in de Volkskrant
‘Zolang tijdschrift De Parelduiker bestaat gaat het goed met de literatuur in Nederland. Zie het geweldige nummer dat het tijdschrift maakte over Louis Lehmann’. – Arjen Fortuin in NRC/Handelsblad