Voor het leven getekend Schrijvers in karikatuur (1)
Nop Maas Hollander in den vreemde
Alleen personen die een zekere bekendheid hebben, is het voorrecht beschoren het onderwerp te zijn van karikaturen. Voor schrijvers is het in het vaderland vaak al een hele toer om het zo ver te brengen. Maar nog veel moeilijker is het dat in het buitenland voor elkaar te krijgen. Misschien is Herman Heijermans wel de enige Nederlandse auteur die erin geslaagd is herhaalde malen getekend te worden in Duitse bladen.
In 1907 besloot Heijermans zich in Berlijn te vestigen. Hij hoopte daardoor zijn financiële positie aanmerkelijk te versterken. Omdat Nederland geen lid was van de Berner Conventie, de internationale auteursrechtregeling, was het werk van onze auteurs vogelvrij in het buitenland. Heijermans, wiens toneelstukken ook in het buitenland steeds populairder werden, liep daardoor heel wat inkomsten mis. Door in Berlijn te gaan wonen kon hij in deze toestand verandering brengen.
In Berlijn werd Heijermans snel opgenomen in het sociaal-culturele leven. Hoe gezocht zijn gezelschap was, blijkt wel uit een spotprent in de Lustige Blätter van 1908. Twee chique dames zitten in een rijtuig. Zegt de een tegen de ander: ‘Nee, Elli, je moet in ieder geval overmorgen op ons souper komen. We hebben Heijermans, de Amerikaansche gezant en de Chimpansee van het circus Schumann!’
Een onderwerp van karikaturen werd Heijermans in Duitsland vooral door zijn opzienbarende reportages. Hij schreef voor bladen als het Berliner Tageblatt, de Vossische Zeitung en Vorwärts. Heijermans vond dat hij zijn literaire werk ook in dienst moest stellen van de maatschappij. Vandaar dat hij de zelfkant niet schuwde. Zo publiceerde hij een reportage over een penozecafé. Veel opzien baarde in 1908 zijn undercover-reportage over de misstanden in het Berlijnse centrum voor daklozen. Samen met een vriend sliep hij een keer in het opvanghuis, waar tallozen de nacht moesten doorbrengen op de koude vloer met slechts een dunne, naar olie en bedorven vis ruikende deken om zich warm
te houden. ‘Op ’n paar plekken in de gang lagen menschen in plassen urine, van de wanden gesiepeld – te slapen – en in ’n hoek zagen we van onder ’n deken op ’t asfalt één been en ’n houten kruk.’
Waarschijnlijk de geruchtmakendste Berlijnse reportage van Heijermans verscheen op 9 en 12 september 1910 in het Berliner Tageblatt. Ze handelde over de toestanden in de Berlijnse psychiatrische inrichtingen. Eerst had Heijermans geprobeerd zich als verpleger te laten engageren, maar dat mislukte. Weliswaar namen ze in die gestichten iedere koekenbakker, tuinman, koetsier en bouwvakker aan die zich meldde als verpleger, maar buitenlanders wilden ze niet. Heijermans mocht een dag lang meelopen met een assistent-arts in een van de Berlijnse gestichten. Volgens Heijermans waren de Berlijnse inrichtingen tien tot vijftien jaar ten achter bij de moderne psychiatrische behandelingstechnieken. Omdat er geen moderne duurbaden waren, moesten agressieve patiënten langdurig in isoleercellen opgesloten worden en werden ze met morfine platgespoten. Lumbaalpuncties werden niet verricht. Er was een groot verloop onder de artsen. Het verplegend personeel had vaak geen enkele opleiding.
Patiënten werden geslagen zonder dat dit consequenties had voor de verpleging.
De reportage van Heijermans sloeg in als een bom. De onthullingen waren extra pijnlijk, omdat in oktober in Berlijn een internationaal psychiatrisch congres gehouden werd. In de brochure 24 Stunden in der Irrenanstalt, waarin Heijermans de tekst liet herdrukken, maakt hij melding van vele instemmende reacties, particulier en openbaar in persorganen. Zo is hij in staat nadere beschuldigingen toe te voegen: de inrichtingen waren lange tijd zo overvol, dat mensen op de grond en in de gang moesten slapen; alcoholici konden binnen de muren van de inrichting aan drank komen; door onvoldoende toezicht waren onlangs twee patiënten gestikt.
Reacties van officiële zijde bleven aanvankelijk beperkt tot het ontslaan van de assistent-arts die Heijermans gegidst had. Pas in november 1910 kwam er een rapport van de ‘Deputation für die städtische Irrenpflege’, waarin uiteraard alle aantijgingen ontkend worden. Heijermans antwoordde met een mooi sarcastisch stuk:
De grondtoon [van het rapport] is ongeveer deze: ik verklaar openlijk: ‘Hooggeëerde deputatie, het regent buiten.’ Daarop vergadert de deputatie (twee maanden lang) en antwoordt: ‘Onwetende leek, het heeft niet geregend, er is slechts aqua pura gevallen.’ Bij een andere gelegenheid stel ik: ‘Hooggeëerde deputatie, het is ongezond weer, want er vliegen stofwolken door de straten.’ Opnieuw vergadert de deputatie (twee maanden lang) en verklaart: ‘Onwetende, het waren geen stofwolken, maar een krachtige wind heeft misschien organische en anorganische stoffen opgeworpen.’ Zeg ik dat het drie uur ’s nachts is, dan schudt men het hoofd en stelt meewarig dat het drie uur ’s morgens is. Kortom, tweemaal twee is niet 4, maar iv.
De Lustige Blätter brachten de commotie in beeld die Heijermans’ reportage aanrichtte. De gehavende autoriteiten (onder wie de Berlijnse beer) roepen: ‘Die man maakt alles kapot. Gooi hem in de verouderde dollemanscel!’
Zelfs schijnen de autoriteiten overwogen te hebben Heijermans het land uit te zetten. Maar zover is het niet gekomen. Pas in 1912 zou Heijermans – vrijwillig – Duitsland weer verruilen voor Nederland.
Literatuur: C.A. Schilp, Herman Heijermans. Amsterdam 1967. Herman Heijermans, 24 Stunden in der Irrenanstalt. Berlijn 1910. Herm. Heijermans Jr., Een wereldstad. Berlijnsche impressies en schetsen. Amsterdam 1908.