+
Peter de Bruijn (1965) is medewerker van het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis. Samen met H.T.M. van Vliet bereidt hij de uitgave voor van Elsschots Volledig werk.
1
Frans Smits, Willem Elsschot. Zijn leven, zijn werk en zijn betekenis als prozaschrijver en dichter. Tweede, vermeerderde druk. Brussel 1952 (19421), p. 60-61.
2
Het materiaal is afkomstig uit particulier bezit en is ten behoeve van de uitgave van het Volledig werk voor onderzoek aan het Constantijn Huygens Instituut beschikbaar gesteld. Het voorbereidende onderzoek is van 1995 tot 1998 verricht door Wieneke ’t Hoen. De brieven van Ter Braak zijn teruggevonden ná de publicatie van Vic van de Reijts nalezing op de uitgave van Elsschots Brieven in De Parelduiker 2 (1997), nr. 1. De Brieven-editie (Amsterdam 1993) bevat alleen de door Smits geciteerde brieffragmenten (zie de nrs. 252, 295 en 298). Ik dank de heer Krijn ter Braak voor zijn vriendelijke toestemming de brieven te publiceren. Overigens zijn de antwoordbrieven van Elsschot aan Ter Braak jammer genoeg niet teruggevonden.
3
Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940. 4 dln., Amsterdam 1962-1967. Deel 1, p. 419.
4
Menno ter Braak, ‘De persoonlijkheid van Willem Elsschot’. In: Het Vaderland, 3 december 1933. Ook in Menno ter Braak, Verzameld werk. 7 dln., Amsterdam 1949-1951 (in het vervolg aangehaald als vw). Dl. 5, p. 33-39.
5
Brief van 18 april 1934 (Willem Elsschot, Brieven, nr 134; zie ook Elsschots reactie, nr. 135).
6
M[enno] t[er] B[raak], ‘Vertelkunst van Willem Elsschot’. In: Het Vaderland, 6 november 1934, avondblad (niet in vw).
7
Menno ter Braak, ‘Willem Elsschot en de idee’. In: Groot Nederland 35 (1937), dl. II, p. 15-20, het citaat op p. 17 (vw 4, p. 380-385, citaat p. 382).
8
vw 6, p. 512-513. Zie over de receptie van Elsschot door Ter Braak ook Nel van Dijk, De politiek van de literatuurkritiek (Delft 1994, m.n. p. 89-114) en Koen Rymenants, ‘Elsschot en de Forumianen’, in: Spiegel der Letteren 42 (2000), p. 19-48.
9
Op 22 november 1937 had Elsschot aan Greshoff het adres van Ter Braak gevraagd, om hem Pensioen te kunnen sturen (zie Willem Elsschot, Brieven, nr. 249). Op 1 december stuurde de auteur een exemplaar met de opdracht ‘Aan Menno ter Braak / met mijn dank voor zijn gunstige beschouwingen.’ (coll. K. ter Braak, Muiderberg).
10
In ‘Laarmans en de legende’ (vw 6, p. 512-517) noemde Ter Braak Tsjip ‘een bij uitstek huiselijke geschiedenis’, waarin Elsschots humor ‘soms wat afzakt naar gemoedelijke uitvoerigheid’, tetwijl de humor ‘in Pensioen weer strakker is gehouden, omdat Elsschot de historie meer buiten zijn familieleven heeft gezocht’ (p. 513-514).
11
Toespeling op de volgende passage van Greshoff over Elsschot, uit zijn artikel ‘In Elsschot’s laboratorium’ (Groot Nederland 35 (1937), dl. II, p. 51): ‘Radiolezingen wijst hij af sinds hij bemerkt heeft, dat in Nederland en België, de traditioneele landen der vrijheid, de heeren censoren hun ongewijde handen aan elk proza slaan.’ Ter Braak citeerde deze passage ook in zijn bespreking van het Elsschot-nummer, ‘Willem Elsschot geëerd’, in Het Vaderland van 3 juli 1937, avondblad (niet in vw). De radiolezing van Ter Braak is vermoedelijk niet doorgegaan. Er is tenminste niets over teruggevonden, noch in kranten noch in het vrt-archief te Brussel. Ook in het gedetailleerde Jaarverslag van het N.I.R. uit 1938 wotdt Ter Braaks lezing niet genoemd.
12
Brief aan Jan Greshoff, 2 februari 1938 (Willem Elsschot, Brieven, nr. 260).
13
Brief aan P.N. van Kampen, 23 februari 1938 (Willem Elsschot, Brieven, nr. 264). Zie ook de brief van 9 maart aan Greshoff (nr. 266): ‘In mijn geest is dit niet bedoeld als een afzonderlijk boek maar als het iie deel van Lijmen.’
14
Om de overwinning te vieren, zie Willem Elsschot, Het been. Amsterdam, 1938, p. 126.
15
Ter Braak had een zenuwinzinking gehad (zie Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940. 4 dln., Amsterdam 1962-1967. Deel 4, p. 308 e.v.).
16
Ter Braaks één jaar jongere broer Wim ter Braak (1903-1971), die waarschijnlijk ook door Ter Braak wordt opgevoerd in ‘Elsschot en de idee’ als ‘een filosofische geest onder mijn bekenden [die] Lijmen vijfmaal gelezen heeft en op weg is het voor de zesde maal te lezen’ (vw 4, p. 385).
17
Deze opmerking staat in de marge van de brief, ter hoogte van de tweede en derde alinea, maar zonder duidelijke aansluiting.
18
Zie Willem Elsschot, Het been Amsterdam, 1938, p. 14-17: ‘Enkele maanden voor het gebeurde met die tomaat echter was zijn vrouw gestorven [….]’ tot en met: ‘Maat vooral speet het hem, dat hij haar niet vaker had meegenomen naar de bioscoop, want kort voor haar dood had zij toegegeven dat zij er dol op was.’
19
De uitgever van Groot Nederland, waarin de novelle zou worden voorgepubliceerd (in het september-nummer). Vgl. Willem Elsschor, Brieven, nr. 266 en nr. 301.
20
Zie zijn brief aan P.N. van Kampen & Zoon van 23 februari 1938 (Willem Elsschot, Brieven, nr. 264).
21
‘korte samenvatting… anoniem’ is naderhand – waarschijnlijk door Elsschot – in donkerder inkt onderstreept.
22
Brief aan P.N. van Kampen & Zoon, 14 mei 1938 (Willem Elsschot, Brieven, nr. 301). Vgl. ook brief nr. 293: ‘[…] zoodra lijmen uitgeput is moeten lijmen en het been als één boek worden uitgegeven onder den naam lijmen’.
23
Menno ter Braak, ‘Boorman en Laarmans’. In: Willem Elsschot, Het been. Amsterdam, 1938, p. 1-8, het citaat op p. 7-8 (niet in vw). Volgens de editeurs van de Brieven-uitgave heeft Elsschot deze passage van de inleiding ‘herschreven’ (p. 307) danwel ‘geredigeerd’ (p. 308).
24
vw 7, p. 93-97.
25
Briefkaart van Wim ter Braak aan Elsschot, 27 november 1938 (part.coll.).