Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over Til Brugman

Til Brugman


+
Marco Entrop (1956) is neerlandicus. Hij schreef eerder over de Stijl-dichters Theo van Doesburg en Antony Kok.
1
Marleen Slob, ‘De mensen willen niet rijpen, vandaar’. Leven en werk van Til Brugman (Amsterdam 1994). Tenzij anders vermeld, zijn de gegevens over Brugman ontleend aan deze publicatie.
2
Naomi Sawelson-Gorse [red.], Women in dada. Essays on sex, gender, and identity (Cambridge, Massachusetts 1998), p. 628-629. Willard Bohn nam in zijn internationale bloemlezing The dada market. An anthology of poetry (Carbondale, Illinois 1993), p. 44-45, het gedicht ‘R’ van Brugman in vertaling op, naast gedichten van twee andere Nederlandse dadaïsten: Theo van Doesburg en H.N. Werkman.
3
Carel Blotkamp, ‘Liebe Tiltil. Brieven van El Lissitzky en Kurt Schwitters aan Til Brugman, 1923-1926’, in: Jong Holland, jrg. 13 (1997), nr. 1, p. 32-46; nr. 4, p. 27-47.
4
Ralf Burmeister en Eckhard Fürlus [red.], Hannah Hoch. Eine Lebenscollage. Archiv-Edition. Band II (Berlijn 1995), p. 297-298.
5
Til Brugman, 5 klankgedichten (Heemstede 1981); Even anders. Vier rabbelverzen (Woubrugge 1989); Das vertippte Zebra. Lyrik und Prosa. Hrsg. von Marion Brandt (Berlijn 1995).
6
Met dank aan Hans Renders, die mij op deze publicaties wees. In zijn onlangs verschenen Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal (Amsterdam 2000) worden de dualist (p. 50-53) en Sense and sentences (p. 6-7) uitvoeriger behandeld.
7
Mededeling Niels Augustin, 8 april 2000.
8
she he’ is ook opgenomen in 5 klankgedichten (zie noot 5). Het oorspronkelijke typoscript is in facsimile afgedrukt in: Lust & Gratie, nr. 19 (herfst 1988), p. 77. Het vertoont een paar kleine varianten ten opzichte van de in de dualist gepubliceerde versie. Zo telt de eerste regel één woordcombinatie ‘she he’ minder en verspringen in de slotregel de woorden ‘thé dansant’.
9
Secretariaatsarchief tentoonstelling De Stijl (6 juli tot 1 oktober 1951), Stedelijk Museum Amsterdam, afd. Kunstinventaris.
10
In het vierde nummer van Sense and sentences heeft Brugman weliswaar nóg een gedicht gepubliceerd, een nieuw gedicht zelfs, maar dit was eerder als grap bedoeld dan als een serieuze toevoeging aan haar poëtisch oeuvre. Ze pasticheerde een gedicht van Leins Janema (Karel Grazell), dat als een soort running gag in alle voorgaande afleveringen van het tijdschrift had gestaan: ‘wij gaan kapot / aan drop / en aan gordijnen / konijnen / lachen zich hier rot’. Brugman dichtte onder aan pagina 12: ‘als / achter de gordijnen / leins’ konijnen / verdwijnen / met de drop / is alle lachen hier kapor / rot!’.

Over dit hoofdstuk/artikel

Hans Olink

over Lucebert

over Bertolt Brecht


+
Hans Olink (1949) is redacteur van het VPRO-radioprogramma O.V.T. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Jan Greshoff in Brussel.

Over dit hoofdstuk/artikel

Hans Olink

over Lucebert

over Bertolt Brecht


+
Hans Olink (1949) is redacteur van het VPRO-radioprogramma O.V.T. Hij schreef eerder in De Parelduiker over Jan Greshoff in Brussel.

Over dit hoofdstuk/artikel

Hans Renders

over Lucebert


Over dit hoofdstuk/artikel

Lisette Lewin

over Jacob Israël de Haan


Over dit hoofdstuk/artikel

Lisette Lewin

over Jacob Israël de Haan


Over dit hoofdstuk/artikel

Arno van der Valk

over Willem Frederik Hermans


over Zweden


+
Arno van der Valk (1970) is neerlandicus. Hij schreef al eerder in De Parelduiker over W.F. Hermans in Scandinavië.
1
Door R. Delvigne ontleend aan het rechtbankverslag van de zaak Hermans vs. Van Oorschot. Zie Hermans-magazine 4 (1994) 13 (dec), p. 18.
2
W.M. Roggeman, ‘Gesprek met Willem Frederik Hermans’, in: De Vlaamse Gids 62 (1978) 5 (sept-okt), p. 14.
3
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (1960), p. 364.
4
Aan Hermans’ studietijd, promotieonderzoek in Luxemburg en docentschap in Groningen zijn inmiddels verscheidene tijdschriftartikelen gewijd: zie Hermans-magazine, nrs. 17 en 31 t/m 33; R. Delvigne, ‘Hora Est. Schrijvers en proefschriften (1). W.F. Hermans’, in: De Parelduiker 4 (1999) (jun), p. 55-62; E. Henssen, ‘Willem Frederik Hermans tussen literatuur en wetenschap’, in: Het Oog in ’t Zeil 9 (1992) 2 (jan), p. 1-9.
5
Koningin Eenoog (1986), foto 83 en 110; J. Koelewijn, ‘De vele lagen van een meesterwerk’, in: Vrij Nederland, 2 maart 1991.
6
Hermans-magazine 4 (1995) 14 (mrt), p. 55.
7
‘Onder geologen’, in: nrc Handelsblad, 11 oktober 1982.
8
Zie noot 1. In het rechtbankverslag staat ‘Narn’ vermeld, maar dat (of variaties daarop) bestaat niet.
9
Nooit meer slapen (21 1991), p. 250-251.
10
Damokles Mørkerom (Gyldendal Norsk Forlag, Oslo 1962).
11
J. Dylik, ‘The Abisko-Symposium as outstanding example of an international scientific meeting’, in: Biuletyn Peryglacjalny, nr. 11 (1962), p. 165-168.
12
A. Rapp, ‘Memories from the 1960s: Jan Dylik and periglacial research in Spitsbergen and Lappland’, in: Biuletyn Peryglacjalny, nr. 37 (1998), p. 155.
13
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (1960), p. 361. Grosser Herder Atlas en Herders Standard Atlas. Hermans gebruikte voor zijn proefschrift twee publicaties van genoemde Carl Troll.
14
J. van Tijn, ‘Ik heb nooit in de goedheid van de mensen geloofd’, in: Vrij Nederland, 2 april 1966. Nooit meer slapen, p. 13.
15
Verschenen in Taboe 1 (1960) 2, p. 53-56. Bewerkt opgenomen onder de titel ‘In verwarring, onder verdoving’ in De laatste roker (1991).
16
H. Haasse, ‘Doodijs en hemelsteen (op het spoor van een woeste wandeling)’, in: Raster 5 (1971) 2 (zomer), p. 184.
17
Nooit meer slapen, p. 65 en 50.
18
Ø. Vorren (red.), Norway North of 65 (1960).
19
Veilingcatalogus Bubb Kuyper (27 t/m 29 mei 1997), nr. 1291.
20
H. Hveberg, Of Gods and Giants: Norse mythology [1962].
21
Afgedrukt in Het Oog in ’t Zeil 9 (1992) 2 (jan), p. 10-12.
22
D. Baartse, ‘Een lezing zonder plaatjes’, in: Hermans-magazine 5 (1996) 20 (sept), p. 120-121.
23
J.A. Bakker in Sterfboek ii (speciaal nummer van wfhverzamelkrant 23-30), p. 19; Tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap 82 (1965), p. 294.
24
Zie noot 22.
25
Mandarijnen op zwavelzuur (1964), p. 145.
26
Brief aan mr. K.L. Poll, d.d. 26 maart 1960, ongepubliceerd.

Over dit hoofdstuk/artikel

P.P. de Baar

over Rob Grootendorst


+
Peter-Paul de Baar (1952) is hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Amsterdam.
*
Zoals in de column die hier op p. 46 staat afgedrukt [red.]

Over dit hoofdstuk/artikel

Igor Cornelissen

over Jaap Meijer


+
Igor Cornelissen (1935) publiceerde eerder over Jaap Meijer in Een joodse dwarsligger. Jaap Meijer 1912-1993 (Amsterdam 1995) en in het derde deel van zijn autobiografie, Terung naar Zwolle (Amsterdam 2000).
1
A. Romein-Verschoor, Omzien in verwondering. Herinneringen. Deel ii (Amsterdam 1971), p. 14.
2
Volgens Oderte Vlessing, ‘Tussen heden en verleden. De hisroricus dr. Jaap Meijer’, in Uitgelezen boeken, jaargang 8, nummer 1 & 2 (november 1999), betreft het hier een clandestiene druk. Er zou ook een gestencilde versie zijn, maar die is nooit gesignaleerd. Zelfs niet in Meijers eigen boekerij, die nu berust bij het Gemeentearchief Amsrerdam.
3
Dr. J. Meijer, Erfenis der Emancipatie. Het Nederlandse Jodendom in de eerste helft van de 19e eeuw (Haarlem 1963), p. 23.
4
Dr. J. Meijer, Waar wij ballingen zijn. Essays over joodse letterkundigen in Nederland (‘s-Gravenhage-Rotterdam z.j. [1968]), p. 28.
5
Menachem Bolle aan Jaap Meijer, 15 november 1991. Geciteerd in: J. Meijer, Rapenbugerstraat 177. In herinnering aan Menachem Bolle (Heemstede 1993).
6
De notities voor de toespraak van prof. Jan Romein zijn bewaard in de collectie-Louis Putman.
7
De actieve socialistische zionist Joop Voet, accountant van beroep, volgde – zonder succes – cursussen als schoenmaker en meraalbewerker.
8
Dagboek van Joop Voer. In het bezit van Jaap Meijers zoon Job Meijer, die voor ons welwillend de betreffende passages opzochr.
9
Maandblad voor de Geschiedenis der Joden in Nederland, jaargang 1, aflevering v, p. 137.
10
P. 56. Curieus bij Tal, die regenstelling tussen ‘schijnt’ en ‘echt’. De rabbijn móest het er, zoveel later, wel moeilijk mee hebben.
11
Zelfs mijn vrijzinnige joodse moeder – die met een niet-jood trouwde – sprak, na de oorlog, nog met grote afkeer over joden die zó demonstratief hun afkomst wilden verraden. Dat was wel ‘het laatste’ wat je deed.
12
L. Dasberg, ‘Introduction’, in: Neveh Ya’akov. Jubilee volume presented to dr. Jaap Meijer on the occasion of his seventieth birthday. Edited by Lea Dasberg and Jonathan N. Cohen (Assen 1982).
13
Het was niet het laatste Meijer-project dat op afronding wachtte. In zijn geschriften zijn tientallen opmerkingen te vinden dat hij t.z.t. op iets terug zal komen, uitvoeriger, vollediger. Meijer was een geleerde met een extreme vorm van territoirdrift. Het hele Nederlandse jodendom behoorde hem toe. Zó expliciet heeft hij zich nooit uitgesproken, maar het wel verbaal en in geschrifte ‘geduid’.
14
W.J.H. Caron, ‘Da Costa’s overgang naar het christendom’, in: De Nieuwe Taalgids, jrg. 44 (1951), p. 129-139.
15
Verschenen in Paramaribo in 1954. Odette Vlessing noemt het in ‘Tussen heden en verleden’ een ‘overdreven reactie’.
16
Het Parool, 21 oktober 1994. Ischa Meijer, die een zeer slechte verstandhouding met zijn vader had, was tien jaar toen zijn vader het Caron-artikel in De Nieuwe Taalgids las. Jaap Meijer zei vaak: ‘Wat mensen zich niet menen te herinneren…’ Maar naar de geest kan het verhaal kloppen. Overigens spreekt Ischa abusievelijk van De Gids en schrijft hij dat het artikel in 1946 – in plaats van 1951 – verscheen.
17
De bundel verscheen in eigen beheer en, zoals al zijn gedichten, onder het pseudoniem Saul van Messel.
18
Saul van Messel,golgotha met rente. joodse jezus-poezie (Heemstede 1988).

Over dit hoofdstuk/artikel

Igor Cornelissen

over Jaap Meijer


+
Igor Cornelissen (1935) publiceerde eerder over Jaap Meijer in Een joodse dwarsligger. Jaap Meijer 1912-1993 (Amsterdam 1995) en in het derde deel van zijn autobiografie, Terung naar Zwolle (Amsterdam 2000).
1
A. Romein-Verschoor, Omzien in verwondering. Herinneringen. Deel ii (Amsterdam 1971), p. 14.
2
Volgens Oderte Vlessing, ‘Tussen heden en verleden. De hisroricus dr. Jaap Meijer’, in Uitgelezen boeken, jaargang 8, nummer 1 & 2 (november 1999), betreft het hier een clandestiene druk. Er zou ook een gestencilde versie zijn, maar die is nooit gesignaleerd. Zelfs niet in Meijers eigen boekerij, die nu berust bij het Gemeentearchief Amsrerdam.
3
Dr. J. Meijer, Erfenis der Emancipatie. Het Nederlandse Jodendom in de eerste helft van de 19e eeuw (Haarlem 1963), p. 23.
4
Dr. J. Meijer, Waar wij ballingen zijn. Essays over joodse letterkundigen in Nederland (‘s-Gravenhage-Rotterdam z.j. [1968]), p. 28.
5
Menachem Bolle aan Jaap Meijer, 15 november 1991. Geciteerd in: J. Meijer, Rapenbugerstraat 177. In herinnering aan Menachem Bolle (Heemstede 1993).
6
De notities voor de toespraak van prof. Jan Romein zijn bewaard in de collectie-Louis Putman.
7
De actieve socialistische zionist Joop Voet, accountant van beroep, volgde – zonder succes – cursussen als schoenmaker en meraalbewerker.
8
Dagboek van Joop Voer. In het bezit van Jaap Meijers zoon Job Meijer, die voor ons welwillend de betreffende passages opzochr.
9
Maandblad voor de Geschiedenis der Joden in Nederland, jaargang 1, aflevering v, p. 137.
10
P. 56. Curieus bij Tal, die regenstelling tussen ‘schijnt’ en ‘echt’. De rabbijn móest het er, zoveel later, wel moeilijk mee hebben.
11
Zelfs mijn vrijzinnige joodse moeder – die met een niet-jood trouwde – sprak, na de oorlog, nog met grote afkeer over joden die zó demonstratief hun afkomst wilden verraden. Dat was wel ‘het laatste’ wat je deed.
12
L. Dasberg, ‘Introduction’, in: Neveh Ya’akov. Jubilee volume presented to dr. Jaap Meijer on the occasion of his seventieth birthday. Edited by Lea Dasberg and Jonathan N. Cohen (Assen 1982).
13
Het was niet het laatste Meijer-project dat op afronding wachtte. In zijn geschriften zijn tientallen opmerkingen te vinden dat hij t.z.t. op iets terug zal komen, uitvoeriger, vollediger. Meijer was een geleerde met een extreme vorm van territoirdrift. Het hele Nederlandse jodendom behoorde hem toe. Zó expliciet heeft hij zich nooit uitgesproken, maar het wel verbaal en in geschrifte ‘geduid’.
14
W.J.H. Caron, ‘Da Costa’s overgang naar het christendom’, in: De Nieuwe Taalgids, jrg. 44 (1951), p. 129-139.
15
Verschenen in Paramaribo in 1954. Odette Vlessing noemt het in ‘Tussen heden en verleden’ een ‘overdreven reactie’.
16
Het Parool, 21 oktober 1994. Ischa Meijer, die een zeer slechte verstandhouding met zijn vader had, was tien jaar toen zijn vader het Caron-artikel in De Nieuwe Taalgids las. Jaap Meijer zei vaak: ‘Wat mensen zich niet menen te herinneren…’ Maar naar de geest kan het verhaal kloppen. Overigens spreekt Ischa abusievelijk van De Gids en schrijft hij dat het artikel in 1946 – in plaats van 1951 – verscheen.
17
De bundel verscheen in eigen beheer en, zoals al zijn gedichten, onder het pseudoniem Saul van Messel.
18
Saul van Messel,golgotha met rente. joodse jezus-poezie (Heemstede 1988).