Over dit hoofdstuk/artikel

Léon Hanssen

over L.E.J. Brouwer


+
Léon Hanssen (1955) is historicus en literatuurwetenschapper. Hij publiceerde vorig jaar Want alle verlies is winst, het eerste deel van zijn biografie van Menno ter Braak. Het tweede en laatste deel zal dit najaar verschijnen.
1
Rudy Kousbroek, ‘L.E.J. Brouwer en de verbeeldingskracht in de wetenschap’, zes afleveringen, nrc Handelsblad, september en oktober 1982.
2
Verg. E. van Everdingen, Zestig jaar Internationale School voor Wijsbegeerte (Assen 1976); A.F. Heijerman, M.J. van den Hoven, Filosofie in Nederland. De Internationale School voor Wijsbegeerte als ontmoetingsplaats, 1916-1986 (Meppel 1986).
3
H.P.L. Wiessingg, Bewegend portret. Levensherinneringen (Amsterdam 1960), p. 142-146.
4
Verg. Léon Hanssen, ‘“Moedige wanhoop” als cultuurkritiek. Achtergronden van een vriendschap: E. du Perron en Menno ter Braak’, Cahiers voor een lezer 1 (1994) 1, p. 4-18.
5
Rudy Kousbroek, ‘Waar de beuken overgaan in olmen. Het graf van L.E.J. Brouwer’, nrc Handelsblad, 7 maart 1986.
6
Vrij Nederland, 21 februari 1981; de biografische schets is later in licht gewijzigde vorm opgenomen in: L.E.J. Brouwer, C.S. Adama van Scheltema, Droeve snaar, vriend van mij. Brieven. D. van Dalen ed. (Amsterdam 1984).
7
Dirk van Dalen, Mystic, Geometer, and Intuitionist. The Life of L.E.J.. Brouwer. Volume I: The Dawning Revolution (Oxford [etc.]: Clarendon Press, 1999).
8
Frederik van Eeden, Dagboek 1873-1923. Deel iii 1911-1918. H.W. van Tricht ed. (Culemborg 1971), p. 1466, 1474.
9
Herdrukt in: Frederik van Eeden, Langs den weg. Verspreide opstellen (Roermond z.j. [1925]), p. 75-108
10
Om reden van Privacy heb ik enkele passages in de brief die niet de persoon van Brouwer betreffen, weggelaten.

Over dit hoofdstuk/artikel

F. Bulhof

over Adolf ter Haghe


+
Francis Bulhof (1930) doceerde Nederlandse letterkunde aan de University of Texas (Austin) en aan de Universität Oldenburg. Hij publiceerde eerder in De Parelduiker over Rutger van Zeijsts De autocraten.
1
Het bezoek van Anton Koch aan Brussel is een op de context gebaseerde veronderstelling. Hij wordt niet met name genoemd.
2
De brieven van Du Perron aan Clairette Petrucci worden op dit ogenblik voor publicatie bewerkt door Kees Snoek, die ik hier graag dank zeg voor zijn genereuze hulp en medewerking.
3
De behouden prullemand, p. 19.
4
Zie bijvoorbeeld Verzameld werk i, p. 217, 236, 251. In de oorspronkelijke versie van Een voorbereiding (1927) is enige kritiek van Meerman op een gedicht van Watteyn te vinden, die in het Verzameld werk i op p. 217 zou moeten staan, maar daar is weggelaten: ‘“Laf,” zou Arnold Meerman zeggen, “smakeloos, lang niet gekruid genoeg voor mijn verhemelte, vriendlief. Keukenstroop in een glas lauw water”.’ (p. 100)
5
Eigen Haard, een bestaande tijdschrifttitel, moet hier ook gezien worden als een persiflerende vertaling van Propria Cures, letterlijk: het eigenbelang.
6
Verzameld werk i, p. 174.
7
Briefwisseling Ter Braak-Du Perron i, p. 42 (31 januari 1931). In het register van deze uitgave heeft Anton Koch geen eigen plaats gekregen.
8
Propria Cures, 3 december 1921, p. 141-143.
9
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1922, p. 263.
10
Propria Cures, 28 augustus 1922.
11
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1923, p. 308-309.
12
Brieven i, p. 390.
13
Archief Universiteit van Amsterdam.
14
Brief van 15 juni 1930 aan P.N. van Eyck (coll. Letterkundig Museum).
15
Brieven iv, p. 39.
16
Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, p. 414-415.
17
Walraven, ‘Het verboden boek’, p. 152.
18
Niet Halim is de utopist uit de ondertitel, zoals Rob Nieuwenhuys denkt (Oost-Indische spiegel, p. 414), maar de journalist Van Westen.
19
In Du Perron, Brieven vi, p. 236, staat in een voetnoot dat Koch in de zomer van 1936 met verlof in Nederland zou zijn geweest, quod non. Met de Koch in de brief aan Marsman van 7 juli 1936 (‘Wat Koch over Indië zegt is misschien heel juist’) moet Pyke Koch bedoeld zijn, die geen familie was van Anton, maar die wel via zijn schoonzusters De Geer op de hoogte moet zijn geweest van de situatie in de kolonie.
20
Zie Brieven viii, p. 124 en 125, aan R. Nieuwenhuys 6 maart 1939 (in de noot staat dat hij leraar in Soerabaja was, maar dat is dan nog Bandoeng).
21
In Propria Cures van 23 april 1932, p. 354, laat een zekere A.K. zich op felle toon uit over het geschrijf van Du Perron in het vierde nummer van Forum. Omdat dit vóór 7 april verscheen, zou het stuk, gegeven de snelheid van de luchtpost van en naar Indië destijds, van Anton Koch kunnen zijn, maar dan heeft hij wel heel kort tijd gehad. De toon is onbetwistbaar des Kochs. We geven het hier curiositeitshalve: ‘Forum iv. De vierde aflevering van dit maandschrift bevat o.a. plebejische vertogenheden des heeren kasteelheers E. du Perron, die daarmede heeft bewezen hoe niet elkeen die een kasteel bezit het heimelijk verlangen behoeft te koesteren er ook geboren geweest te mogen zijn. Dat is thans, on-aristocratischer wijze ware moeilijk denkbaar, ook bewezen voor zijn literaire “liefhebberij”. Met de opname van deze “verzen” classeert Forum zich beneden het afstotende Nu, dat zelfs minder pretentie had iets te bieden. Wat ons betreft: er moet in den geest en dus ook in den inhoud van het geheel iets veranderen of als alles wat karakterloos is:… de vaak. Het anti-Costerianisme zal geen middenweg blijken, zelfs voor Ter Braak niet.’
22
Brieven viii, p. 207, 20 juni 1939.
23
Bataviaasch Nieuwsblad, 5 augustus 1939. Ook in Verzameld werk vii, p. 179.
24
A. ter Haghe, ‘Nederlands tropische bellettrie. v’. In: De Indische Courant, 31 mei 1941. (aanwezig in het Perpustakaan Nasional, Jakarta, transcriptie K. Snoek)

Over dit hoofdstuk/artikel

F. Bulhof

over Adolf ter Haghe


+
Francis Bulhof (1930) doceerde Nederlandse letterkunde aan de University of Texas (Austin) en aan de Universität Oldenburg. Hij publiceerde eerder in De Parelduiker over Rutger van Zeijsts De autocraten.
1
Het bezoek van Anton Koch aan Brussel is een op de context gebaseerde veronderstelling. Hij wordt niet met name genoemd.
2
De brieven van Du Perron aan Clairette Petrucci worden op dit ogenblik voor publicatie bewerkt door Kees Snoek, die ik hier graag dank zeg voor zijn genereuze hulp en medewerking.
3
De behouden prullemand, p. 19.
4
Zie bijvoorbeeld Verzameld werk i, p. 217, 236, 251. In de oorspronkelijke versie van Een voorbereiding (1927) is enige kritiek van Meerman op een gedicht van Watteyn te vinden, die in het Verzameld werk i op p. 217 zou moeten staan, maar daar is weggelaten: ‘“Laf,” zou Arnold Meerman zeggen, “smakeloos, lang niet gekruid genoeg voor mijn verhemelte, vriendlief. Keukenstroop in een glas lauw water”.’ (p. 100)
5
Eigen Haard, een bestaande tijdschrifttitel, moet hier ook gezien worden als een persiflerende vertaling van Propria Cures, letterlijk: het eigenbelang.
6
Verzameld werk i, p. 174.
7
Briefwisseling Ter Braak-Du Perron i, p. 42 (31 januari 1931). In het register van deze uitgave heeft Anton Koch geen eigen plaats gekregen.
8
Propria Cures, 3 december 1921, p. 141-143.
9
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1922, p. 263.
10
Propria Cures, 28 augustus 1922.
11
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1923, p. 308-309.
12
Brieven i, p. 390.
13
Archief Universiteit van Amsterdam.
14
Brief van 15 juni 1930 aan P.N. van Eyck (coll. Letterkundig Museum).
15
Brieven iv, p. 39.
16
Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, p. 414-415.
17
Walraven, ‘Het verboden boek’, p. 152.
18
Niet Halim is de utopist uit de ondertitel, zoals Rob Nieuwenhuys denkt (Oost-Indische spiegel, p. 414), maar de journalist Van Westen.
19
In Du Perron, Brieven vi, p. 236, staat in een voetnoot dat Koch in de zomer van 1936 met verlof in Nederland zou zijn geweest, quod non. Met de Koch in de brief aan Marsman van 7 juli 1936 (‘Wat Koch over Indië zegt is misschien heel juist’) moet Pyke Koch bedoeld zijn, die geen familie was van Anton, maar die wel via zijn schoonzusters De Geer op de hoogte moet zijn geweest van de situatie in de kolonie.
20
Zie Brieven viii, p. 124 en 125, aan R. Nieuwenhuys 6 maart 1939 (in de noot staat dat hij leraar in Soerabaja was, maar dat is dan nog Bandoeng).
21
In Propria Cures van 23 april 1932, p. 354, laat een zekere A.K. zich op felle toon uit over het geschrijf van Du Perron in het vierde nummer van Forum. Omdat dit vóór 7 april verscheen, zou het stuk, gegeven de snelheid van de luchtpost van en naar Indië destijds, van Anton Koch kunnen zijn, maar dan heeft hij wel heel kort tijd gehad. De toon is onbetwistbaar des Kochs. We geven het hier curiositeitshalve: ‘Forum iv. De vierde aflevering van dit maandschrift bevat o.a. plebejische vertogenheden des heeren kasteelheers E. du Perron, die daarmede heeft bewezen hoe niet elkeen die een kasteel bezit het heimelijk verlangen behoeft te koesteren er ook geboren geweest te mogen zijn. Dat is thans, on-aristocratischer wijze ware moeilijk denkbaar, ook bewezen voor zijn literaire “liefhebberij”. Met de opname van deze “verzen” classeert Forum zich beneden het afstotende Nu, dat zelfs minder pretentie had iets te bieden. Wat ons betreft: er moet in den geest en dus ook in den inhoud van het geheel iets veranderen of als alles wat karakterloos is:… de vaak. Het anti-Costerianisme zal geen middenweg blijken, zelfs voor Ter Braak niet.’
22
Brieven viii, p. 207, 20 juni 1939.
23
Bataviaasch Nieuwsblad, 5 augustus 1939. Ook in Verzameld werk vii, p. 179.
24
A. ter Haghe, ‘Nederlands tropische bellettrie. v’. In: De Indische Courant, 31 mei 1941. (aanwezig in het Perpustakaan Nasional, Jakarta, transcriptie K. Snoek)

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Goud

over P.C. Boutens


1
Zie bijvoorbeeld Mathijs Smit, ‘Schoonheid als een absolute macht… Dante Gabriël Rossetti in Nederland’, in: Literatuur, jrg. 15, nr. 2 (maart/april 1998), p. 75-83. Hier is ook Boutens’ vertaling van Rossetti’s ‘The Blessed Damozel’ (‘De zalige jonkvrouw’) in extenso afgedrukt.
2
Met dank aan de huidige eigenaar die mij, dankzij bemiddeling van André Swertz, fotokopieën van het boekje verstrekte.
3
Boutens’ brieven aan Van Deyssel bevinden zich in het Van Deyssel-archief te Maastricht. Met dank aan Harry G.M. Prick, die mij tevens informatie verschafte over de jaarvergadering.
4
Brief in Gemeentearchief te Rotterdam. Met dank aan Ton van Kalmthout.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop


Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop


Over dit hoofdstuk/artikel

Greetje Heemskerk

over H.J. Friedericy


+
Greetje Heemskerk (1961), redacteur van De Parelduiker, is als conservator verbonden aan het Letterkundig Museum in Den Haag.
1
Gerard Kornelis van het Reve, Op weg naar het einde (Amsterdam 1963), p. 30 en 47.
2
Vraaggesprek met Gerrit Jan Zwier voor radioprogramma Proeflokaal, d.d. 19 februari 1985.
3
Brief aan J. Greshoff, 23 januari 1962. Coll. lm.
4
De opmerking van Nieuwenhuys wordt in eerder genoemd radioprogramma met kracht tegengesproken door Vasalis en door A. Alberts, die Friedericy in een Japans interneringskamp had leren kennen.
5
De tekst van het proefschrift werd ook opgenomen in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, deel 90 (1933), p. 447-602.
6
C. Fasseur, De indologen. Ambtenaren voor de Oost 1825-1950 (Amsterdam 1993), p. 431.
7
Corine Spoor, ‘H.J. Friedericy: de vergeten verteller’. In: De Tijd, 28 september 1984.
8
H.J. Friedericy, Verzameld werk (Amsterdam 1984), p. 330.
9
H.J. Friedericy, ibidem, p. 367.
10
kitlv, afd. Hisrorische Documentarie Or. 545/14a.
11
H.J. Friedericy, De standen bij de Boeginezen en Makassaren (‘s-Gravenhage 1933), p. 118.
12
H.J. Friedericy, ibidem, p. 134-135.
13
H.Th. Chabot, Verwantschap, stand en sexe in Zuid-Celebes (Groningen/Djakarta 1950), p. 79.
14
Zie ook Bert Herben, ‘De ethische politiek in het werk van H.J. Friedericy’. In: Indische Letteren 2, nr. 1 (maart 1987), p. 31-45.
15
Jan Limburg, ‘Het raadsel van Bontorio, de laatste generaal’. In: Indische Letteren 2, nr. 1 (maart 1987), p. 25-30.
16
H.J. Merlijn, Bontorio, de laatste generaal (Amsterdam 1947), p. 189.
17
Greetje Heemskerk, ‘Balans van beleid. H.J. Friedericy (1900-1962)’. In: In Indie geweest (Amsterdam/Den Haag 1990), p. 50-83.
18
Brief aan Fred Batten, 3 april 1947. Coll. lm.
19
ara, Tweede Afdeling, Archief Ministerie van Koloniën.
20
H.W. van der Doel, Het rijk van Insulinde (Amsterdam 1996), p. 299.
21
Zie ook: Greetje Heemskerk en Paul Voogt, ‘Pas op, wegherstelling’. [In de sporen van Friedericy op Zuid-Celebes] In: de Volkskrant, 3 november 1990.
22
H.J. Friedericy, Verzameld werk (Amsterdam 1984), p. 233.

Over dit hoofdstuk/artikel

Greetje Heemskerk

over H.J. Friedericy


+
Greetje Heemskerk (1961), redacteur van De Parelduiker, is als conservator verbonden aan het Letterkundig Museum in Den Haag.
1
Gerard Kornelis van het Reve, Op weg naar het einde (Amsterdam 1963), p. 30 en 47.
2
Vraaggesprek met Gerrit Jan Zwier voor radioprogramma Proeflokaal, d.d. 19 februari 1985.
3
Brief aan J. Greshoff, 23 januari 1962. Coll. lm.
4
De opmerking van Nieuwenhuys wordt in eerder genoemd radioprogramma met kracht tegengesproken door Vasalis en door A. Alberts, die Friedericy in een Japans interneringskamp had leren kennen.
5
De tekst van het proefschrift werd ook opgenomen in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, deel 90 (1933), p. 447-602.
6
C. Fasseur, De indologen. Ambtenaren voor de Oost 1825-1950 (Amsterdam 1993), p. 431.
7
Corine Spoor, ‘H.J. Friedericy: de vergeten verteller’. In: De Tijd, 28 september 1984.
8
H.J. Friedericy, Verzameld werk (Amsterdam 1984), p. 330.
9
H.J. Friedericy, ibidem, p. 367.
10
kitlv, afd. Hisrorische Documentarie Or. 545/14a.
11
H.J. Friedericy, De standen bij de Boeginezen en Makassaren (‘s-Gravenhage 1933), p. 118.
12
H.J. Friedericy, ibidem, p. 134-135.
13
H.Th. Chabot, Verwantschap, stand en sexe in Zuid-Celebes (Groningen/Djakarta 1950), p. 79.
14
Zie ook Bert Herben, ‘De ethische politiek in het werk van H.J. Friedericy’. In: Indische Letteren 2, nr. 1 (maart 1987), p. 31-45.
15
Jan Limburg, ‘Het raadsel van Bontorio, de laatste generaal’. In: Indische Letteren 2, nr. 1 (maart 1987), p. 25-30.
16
H.J. Merlijn, Bontorio, de laatste generaal (Amsterdam 1947), p. 189.
17
Greetje Heemskerk, ‘Balans van beleid. H.J. Friedericy (1900-1962)’. In: In Indie geweest (Amsterdam/Den Haag 1990), p. 50-83.
18
Brief aan Fred Batten, 3 april 1947. Coll. lm.
19
ara, Tweede Afdeling, Archief Ministerie van Koloniën.
20
H.W. van der Doel, Het rijk van Insulinde (Amsterdam 1996), p. 299.
21
Zie ook: Greetje Heemskerk en Paul Voogt, ‘Pas op, wegherstelling’. [In de sporen van Friedericy op Zuid-Celebes] In: de Volkskrant, 3 november 1990.
22
H.J. Friedericy, Verzameld werk (Amsterdam 1984), p. 233.

Over dit hoofdstuk/artikel

R. Roegholt

over Gerard Reve


+
Richter Roegholt (1925) promoveerde als historicus in 1972 op De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972. Hij publiceerde, naast talrijke tijdschriftartikelen en twee dichtbundels, het standaardwerk Amsterdam na 1900 (1976-’79, 1993) en Ben Sijes, een biografie (1989).