Tip Marugg
Krantenstukken
Een aanvulling op het Verzameld werk
De expositie in Cultuurcentrum Curaçao
Het Hollandse LandschapGa naar eindnoot1
In de expositiezaal van het Cultureel Centrum Curaçao wordt een schildertentoonstelling gehouden van jonge Nederlandse schilders. Onder de titel ‘Het Hollandse Landschap’ toont deze expositie ons de werken van Buskop, Dinkelaar, Ooms, Openneer, Stans, Sorellig, Tousain, Mazzoni en Van Delen, allen schilders die op Curaçao weinig bekendheid genieten en die, indien het bij deze eerste kennismaking blijft, volkomen onbekenden zullen blijven.
Bevooroordeelde twijfelaars die, aangetrokken door de titel van de tentoonstelling en de namen van tien verschillende schilders, de expositiezaal binnentreden, krijgen prompt de kleurvolle rechtvaardiging voor hun twijfel, in de vorm van vier volbezaaide wanden, waaruit hoegenaamd geen verscheidenheid spreekt. Stuk voor stuk (of beter gezegd lijst aan lijst) hangen de Hollandse landschappen daar: zakelijk en punctueel, deugden die wij in het werk van een kantoorbediende zouden appreciëren, echter minder in dat van een schilder. Onwillekeurig krijgt men de onbehaaglijke indruk dat de schilders zich te krampachtig hebben vastgeklampt aan van te voren vastgestelde of ingepompte richtlijnen en daardoor de eigen sfeer, die elke goede schilder weer te scheppen, missen. Niet dat wij tegenstanders van alle richtlijnen zijn, doch in de tentoongestelde werken is eveneens elke zweem van herkenning of erkenning van de moderne, machtige, magnetische penselen van de Groten volkomen zoek. Zelfs de ‘sparkle’ die surrealisten zou kunnen beschamen vinden wij niet.
Het is het totaal ontbreken van het romantisch-poëtisch element dat wij missen; het is de intensiteit die van elk goed schilderstuk hoort uit te gaan, die wij gaarne hadden gevoeld. Zou het zijn dat de schilders meer aandacht hebben besteed aan het landschap dat zij tekenden dan aan hetgeen zij op het doek brachten? Vreemd genoeg (of moeten wij zeggen: jammer genoeg) verraden de schilderijen stuk voor stuk de hand van een tevreden schilder. Indien wij de plank niet hebben misgeslagen en dit werkelijk zo is, dan kan dit gevoel rampzalige gevolgen hebben.
[pagina 9]En indien het gezegde als zou de goede kunstenaar tot geen enkele ‘school’ behoren, op waarheid berust, dan zouden wij kunnen zeggen dat deze schilders, die de Rotterdamse en Haagse school heten te vertegenwoordigen, wel het bewijs hiervoor zijn. Hiermee willen wij natuurlijk geenszins beweren dat de geëxposeerde werken slechte schilderijen zouden zijn. Wij kunnen ons best voorstellen dat de een of andere zakenman graag zo’n keurig landschap op zijn kantoor heeft hangen.
Bij Dinkelaar is het vooral de rust die uit zijn landschappen spreekt. Misschien zelfs een te zoetsappige rust naar ons gevoel. Ooms treft door zijn scherpere kleuren. Ook valt het op, dat deze schilder zijn werk tot in de kleinste bijzonderheden uitwerkt en dat niets aan zijn waakzaam oog ontsnapt. In bijvoorbeeld ‘Boerderij aan de plas’ gaat hij zelfs zó ver dat zijn kleuren iets te fel worden, waardoor het contrast te groot wordt en de harmonie misschien verbroken. Van Buskop heeft ons vooral ‘Het Straatje’ verrast. Misschien omdat er iets uit zijn huisjes en mensen tot ons spreekt, wat wij bij de anderen missen? Tot slot willen wij opmerken dat wij zeer goed begrijpen dat het geen gemakkelijke taak is voor de organisator om een zaal met landschappen te vullen, zonder dat daarbij ook de eentonigheid mee naar binnen sluipt.
[pagina 10]Tentoonstelling van religieuze kunst
Een Rembrandt op CuraçaoGa naar eindnoot2
De opening van de aangekondigde tentoonstelling van religieuze kunst uit Curaçaos privébezit had gisterenochtend plaats in het Curaçaosch Museum. Wij kunnen niet anders dan verwonderd staan over het feit dat er op ons eiland op het gebied van religieuze kunst zulk een groot aantal verschillende stukken kon worden bijeengebracht. Groot is dan ook de dankbaarheid verschuldigd aan de organisatoren voor de ongetwijfeld grote moeite die zij zich hebben moeten troosten teneinde ons de thans geëxposeerde werken aan te bieden. Onze dank gaat ook uit naar de Curaçaose bezitters voor hun medewerking tot het doen slagen van deze interessante expositie.
Men had geen betere tijd kunnen uitkiezen voor deze tentoonstelling dan de Kersttijd, want de getoonde stukken zijn alle religieuze kunstvoorwerpen die, op enkele uitzonderingen na misschien, zoals trouwens met alle religieuze kunst het geval is, een machtig geloof als achtergrond hebben. Samen vormen zij een onderdeel, klein weliswaar doch niet te onderschatten, van de lange rij van trotse trofeeën van een glorievolle Kerk, van de machtige uitingen van diepdoorvoeld innerlijk leven, verbonden aan een geloof dat voldoening schenkt aan de ziel van de kunstenaar die schept. Ofwel overwinningen van de kunstenaar op zichzelf.
Wat is passender in de Kersttijd, een tijd waarin het gehele Christendom in jubelstemming verkeert over de geboorte van God als mens. Zulk een tentoonstelling doet ons goed, vooral als wij even bezinnen dat wij niet meer leven in de atmosfeer van de vijftiende eeuw, de eeuw die ons monumentale kunstvoorwerpen op religieus gebied heeft gegeven, doch in de twintigste eeuw, de eeuw waarin Geloof schijnt te zijn verdrongen geworden door Hoop, die daarna weer plaats maakt voor de Wanhoop van de door de modernisten gepredikte mens-met-de-atoomfilosofie. Het is daarom dat wij onze lezers dringend opwekken deze unieke gelegenheid niet te laten voorbijgaan en deze dagen een bezoek te brengen aan het Curaçaosch Museum. En wanneer wij in het kort enkele van de tentoongestelde werken noemen, dan willen wij in deze opsomming eerder een aansporing dan ‘berichtgeving’ zien. Maar ook een opsomming te geven valt niet mee.
Wat onze aandacht trok? De gouache van de ‘Kruisiging’ van Joep Nicolas; de sepiatekening van de Heilige Familie uit de achttiende eeuw; het middeleeuws Vlaams stuk op koper van de Heilige Familie. Ook het prachtige houtgesneden beeld van Judith uit de collectie van dr. [C.J.H.] Engels. In de zaal hangen twee kerkinterieurs van Pieter Neeffs aan weerskanten (toeval of met opzet?) van het machtige kerkinterieur van Gehlenberg (zeventiende eeuw). Wij zien nog een piëta uit het midden van de zestiende eeuw.
Van Dolf Henkes zijn er twee schilderijen (‘Lot wordt zoutpilaar’ en ‘Piëta’) die ons het meest bekoren en een weemoedige indruk maken.Ga naar eindnoot3 Maar ook zijn ‘Em-
[pagina 11]maüsgangers’ toont prachtige lijnen. Een ietwat gehavende, doch daarom niet minder mooie tegeltableau stelt de Heilige Ambrosius voor. Opmerkelijk zijn de glazen oogjes in het beeldje van Hieronymus (Spaans, achttiende eeuw). Een volkomen verrassing is het Rembrandts ‘Gethsemane’, toebehorend aan de heer [C.] Deirkauf, in de zaal te zien hangen.Ga naar eindnoot4
Instructief volksconcert in het Theater Brion
Door Curaçaos Philharmonisch OrkestGa naar eindnoot5
Een talrijk en gretig publiek was woensdagavond in het Theater Brion aanwezig, toen om even voor negen dirigent R. Boskaljon de aanwezigen welkom heette en er zijn voldoening over uitsprak een volle zaal te zien bij dit eerste experiment van het Curaçaos Philharmonisch Orkest, namelijk het geven van een populair volksconcert.
Hij is de mening toegedaan dat ofschoon het Curaçaos Philharmonisch Orkest bijna tien jaar bestaat, er nog steeds mensen zijn op Curaçao die het orkest nog nimmer hebben beluisterd en ook nooit naar een concert gaan. ‘Ik snap er toch niets van,’ zeggen zij. Maar hij spreekt de hoop uit dat door soortgelijke volksconcerten, waarbij ook uitleg op een voor de leek duidelijk verstaanbare wijze wordt gegeven, de liefde voor symfonische concerten zal worden aangewakkerd. Appreciatie komt door veelvuldig te luisteren en het ‘begrijpen’ komt daarna wel.
Het concert opende met de ouverture van de opera Iphigénie en Aulide van Christoph Gluck, de eminente componist van opera’s uit de achttiende eeuw. Na deze eerste ontmoeting tussen publiek en orkest gaf de heer Boskaljon een korte, eenvoudige uitleg van de structuur en samenstelling van het orkest. Hij wees op het onderscheid in snaar- en blaasinstrumenten; de verdeling van de snaarinstrumenten en wijdde vervolgens uit over de rol die elk instrument ten opzichte van het geheel speelt, de verschillende groepen die de instrumenten vormen en ten slotte de samensmelting van alle groepen.
Hierna vervolgde het orkest met een door [Felix] Mottl geschreven balletsuite uit enkele opera’s van Gluck, Iphigénie, Orfeo, Armide. Opvallend was hierbij de overtuiging waarmee dit orkest van amateurs dit stuk wist te presenteren, wat door het belangstellend publiek warm werd geapprecieerd. Als derde nummer volgde een vioolconcert van de Venetiaan en priester Antonio Vivaldi, waarbij de technisch ingewikkelde solopartij door dr. B.A.M. Elias op briljante wijze werd vertolkt. De innigheid waarmee deze solist musiceert, bestempelt hem als een smaakvol, diepvoelend kunstenaar.
Na de pauze werd de Curaçaose danssuite van R. Boskaljon ten gehore gebracht, waarvoor hij, behalve zijn introductie en finale, ook nog twee walsen van J.P.
[pagina 12][pagina 13]
Boskaljon, een danza van J. Blassini en een mazurka van J.M. Palm voor orkest heeft gebruikt. Uit deze compositie was vooral het lokale karakter dat sprak tot de aanwezigen. Duidelijk herkenbaar was ook de Spaanse invloed die ontegenzeggelijk een stempel heeft gedrukt op de Curaçaose Muziek. Opvallend is hierbij de ontwikkeling van de Curaçaose muziek na te gaan, waar ondanks duidelijk herkenbare invloeden, ook een eigen karakter aanwezig is. Wij kunnen niet nalaten hierbij even op te merken wat voor vruchtbare arbeid er op Curaçao nog zou kunnen worden verricht door enkele muziekliefhebbers en -kenners, die door verzameling van het bestaande en door aansporing en onderricht van de jongeren, de Curaçaose muziek voor verloren gaan zouden kunnen besparen. Het feit dat er tot nog toe uit het jongere geslacht geen componisten van echte Curaçaose muziek naar voren zijn getreden doet het ergste vrezen.
Dit echter terloops.Ga naar eindnoot6
Met de Kroningsmars van R. Eilenberg besloot het Curaçaos Philharmonisch Orkest het programma en wij mogen zeggen dat de heer Boskaljon door de goede opkomst van het publiek mag terugzien op een geslaagd volksconcert, dat naar wij hopen spoedig zal worden gevolgd door andere soortgelijke concerten.
Een kunstenares spreekt over danskunst
Lezing van Estelle Debrot in het CultuurcentrumGa naar eindnoot7
In het kader van een serie lezingen welke door de Volksuniversiteit worden gegeven en waarvan de eerste op 30 juni jl. door de Amerikaanse kunstschilderes Miss Helen Frank werd gehouden, gaf mevrouw Estelle Debrot gisteravond voor een klein doch aandachtig gehoor een korte, interessante uitleg over het dansen als kunstvorm.Ga naar eindnoot8 Interessant omdat wij hier op Curaçao slechts hoogst zelden de kans krijgen om de dans als kunstuiting van nabij gade te slaan en er daarom zo weinig van af weten.
Zij begon haar causerie met verschillende danssoorten en hun ontstaan te bespreken en ging daarbij terug tot de Indische, vooral Hindoedanskunst, die haar oorsprong vindt in een van de oudste culturen der wereld. Vervolgens gaf zij een uitweiding over ons hedendaags ballet, waarbij een van haar leerlingen het publiek enige standen en bewegingen demonstreerde.
Achtereenvolgens besprak zij de verschillende kostuums en de veranderingen die zij in de loop der jaren hebben ondergaan. Hierbij maakte zij gebruik van een bord met enkele tekeningen van Miss Helen Frank. Sprekend over de techniek van het ballet liet zij een waarschuwend woord horen. De technische verrichting van deze dans kan slechts na jaren van nauwgezette studie worden verkregen, doch nooit of te nimmer mag de techniek de overhand nemen en doel worden, zoals helaas zo vaak gebeurt.
[pagina 14]Mevrouw Debrot besloot haar leerrijke voordracht met de verschillende balletscholen en de grote dansers die deze hebben voortgebracht stuk voor stuk onder de loep te nemen. Op dinsdag 14 juli a.s. houdt zij haar tweede lezing over ‘Dancing as an Art’, welke door de vertoning van enkele balletopnamen op de film zal worden opgeluisterd.
[pagina 15]KerstmisGa naar eindnoot9
De vredesboodschap die dit woord insluit heeft door de eeuwen heen het hart van de mensen ontroerd. Jaar in jaar uit hebben zij op deze avond, op dit Christelijk vredesfeest bij uitnemendheid, zich gericht tot het Kind dat vlees was geworden en de beloften had vervuld.
‘Geef ons Uw Vrede,’ hebben zij gesmeekt, edoch: O, verwilderde wereld met Uw vrede wonden!, nog vóór de zoete klank van dit eenvoudig gebed over de wereld kon galmen om aan te groeien tot een goddelijk gebed, dat in al zijn glorie door de hemelse galerijen zou weerklinken, hebben mensenhanden het opengescheurd en verminkt en doen wegsterven. Nog vóór het kon opstijgen uit de schaduw die over onze aarde ligt naar het licht van de hemelen werd het gesmoord.
Het is Kerstmis 1949, maar een wereld in verdeeldheid kan geen goed Kerstfeest vieren. Wie kan opgaan in een vredesfeest als zijn ziel in doodsangst verkeert?
Ongeloof en vertwijfeling vergiftigen de harten van duizenden en duizenden die zich nog voortslepen over de ruïnes van Wereldoorlog ii. Maar reeds spreken anderen over Wereldoorlog iii. Nóg zijn de bloedwolken van de oorlog niet geheel weggetrokken en reeds heeft de nieuwe oorlog een naam. Nóg zijn er huisgezinnen die hun doden betreuren en reeds prediken geestdriftige apostelen een nieuwe opstand. Nóg weerkaatsen zich de sombere kleuren van pijn en leed in zovele ogen en reeds weerklinkt de uitroep: te wapen!
Wanneer wij de blik richten naar de wereld dan zien wij dat de mensen angstig van elkaar weglopen: in China bestrijden broeders elkaar; een schier onafwendbaar noodlot werpt zijn schaduwen uit over Zuid-Oost Azië; in Oost Europa vergooien hele volksmassa’s zich aan dwazen en verliezen het schoonste dat zij bezaten; op het Zuid-Amerikaanse continent hongeren jonge volken naar rechtvaardigheid, maar verwarren machtspolitiek en mooiklinkende woorden voor ware volksregering.
Ook in ons Koninkrijk [der Nederlanden] heerst verdeeldheid en verwarring. Volken onder één kroon begrepen elkaar niet meer. Veel bitterheid kon worden bespaard, indien men de muur die onoverkomelijk leek eerder had afgebroken. Ook in de Nederlandse Antillen zien wij verdeeldheid. Verdeeldheid, omdat mannen in hun dorst naar macht het ene eiland van het andere vervreemden.Ga naar eindnoot10 Verdeeldheid, omdat ons eigen volk, dat op dit uur meer dan ooit in hechte samenwerking diende samen te gaan, verbrokkeld is door de politieke dwaalleer die eigen landskinderen verkondigen.Ga naar eindnoot11
Het verstand schijnt beneveld en de symfonie van ons geordend leven wordt overstemd door de valse tonen van een nieuwe, moderne wereldorde. Er is moeheid in het hart van de mens. Hij ziet het Kind in de kribbe liggen, maar herinnert zich zijn eigen kinderjaren niet meer.
En toch, op Kerstnacht vallen hem de wapenen uit handen. Het geroep in het
[pagina 16][pagina 17]
donker verstomt en de poorten van zijn ziel openen zich voor het licht van omhoog. Want één ding bewaren wij nog in ons hart: hoop. En op Kerstnacht beseffen wij de grote waarde van deze hoop.
Hoop, die de ontzettende kiem van waanzin kan doden; hoop, die de sluipwegen over de wereld kan afsluiten; hoop, als de vurige bron waaruit ons hart nieuwe krachten kan putten, zodat wij sterk en schoon een nieuw, hoog, edel levensdoel kunnen nastreven.
Hoop ook voor onze arme wereld: dat met verloop van tijd de arbeid van de Verenigde Naties vruchtbaar zal zijn en dat dit zal leiden tot een beter begrip tussen de volken op aarde; dat ook ons Koninkrijk een nieuwe voorspoedige toekomst tegemoet zal gaan nu de grootste verschillen op de rondetafelconferentie schijnen te zijn opgelost; dat ook wij hier op de Nederlandse Antillen elkaar beter zullen gaan begrijpen, teneinde sterk en verenigd te staan bij de politieke veranderingen die komen gaan en die deze sterkte en eenheid van ons zullen eisen.Ga naar eindnoot12
Het is met deze hoop voor ogen, dat wij alle La Prensa-lezers een ‘zalig Kerstmis’ toewensen.
[In de krant de Morgenster van 21 juli 1950 verscheen deze ‘ingezonden brief’ van Tip Marugg, een reactie op geanonimiseerde, ongunstige kritische bijdragen in genoemde krant (van onder anderen ene Körsbärskärna)Ga naar eindnoot13 naar aanleiding van een tentoonstelling van moderne schilders in het Curaçaosch Museum. In feite is de brief een verdediging van de onder het pseudoniem Luc Tournier publicerende schrijver en arts Chris J.H. Engels, initiatiefnemer van de tentoonstelling en curator van het museum. Zoals te doen gebruikelijk werd daarbij nadrukkelijk ‘buiten verantwoordelijkheid van de redactie’ vermeld.]
Vlammend protest
En ’t massamensje, dat ons wil doen geloven dat hij bij wijze van uitzondering niet bang is voor flaters, verschanst zich achter een Körsbärskärnadekking om zijn gal uit te spuwen. Men mocht eens ontdekken dat mijnheer Lutjebroek antipathiek stond tegenover mestvaalten!
Als Mijnheer – vergeeft u het ons – Körsbärskärna zich zo geruggensteund weet door de volgens hem zo gruwelijk bedrogen massa, waarom is hij dan zo bang voor het forum der publieke opinie?
Maar over ongeborneerde fraseologie gesproken, kunnen wij het hem niet vergeven dat hij van deze laffe rookwolk der anonimiteit gebruik maakt om ter staving van zijn argumenten, die hij niet noemt, bepaalde uitdrukkingen bezigt die, omgezet in hun alledaagse versie, beter passen in de mond, zij gebruikt geen pen, van de eerste de beste ‘Pundagastvrouw’.Ga naar eindnoot14 Ook wij gebruiken soms deze woorden,
[pagina 18]maar noemen onze naam, zodat anderen tenminste weten wat zij aan ons hebben en ons kunnen vermijden.
Dat mestvaalten, fecaliën, e.d. bepaalde geestelijke aandoeningen bij Körsbärskärna opwekken, is tenslotte ’n niet onbekende ziekte, waarbij tegenwoordig onze heren psychiaters de helpende hand kunnen bieden.
Het is Körsbärskärna’s goed recht wanneer hij vindt dat de Rotterdamse schilders surreële kitschkunstenaars zijn; anderen worden ontroerd door vele doeken die thans de museumwand sieren. Dat Körsbärskärna de vele aspecten van de moderne kunst niet in hun juiste verhouding kan zien, willen wij hem vergeven, niet zijn vuige tirade, zonder zich grondig te hebben verdiept in wezen en achtergrond van de moderne kunst, zoals wel duidelijk uit zijn stuk valt op te maken.
Dit maakt elke polemiek met K. overbodig en ons stuk is dan ook enkel bedoeld als een vlammend protest. Men mocht ons eens ervan verdenken dat wij K. wilden bekeren en naar omlaag wilden slepen uit zijn hoge (levenloze) gelukzaligheid, die zich beschermd weet door eeuwenoude normen, waar moderne ketters nu aan knabbelen.
En de geachte redactie van de Morgenster willen wij verzekeren dat wij de vlag zullen uitsteken, indien wij ooit het geluk hebben om Miró in het Curaçaosch Museum geëxposeerd te zien. Maar wij houden ons hart vast. Het typisch Amerikaanse weekblad Time mocht eens bij wijze van hoffelijke beau geste dit ingezonden stukje uit de Morgenster overnemen!
[pagina 19]L.Th. Lehmann
Het volgende en laatste nummer van dit jaar is een dubbelnummer over de veelzijdige schrijver L.Th. Lehmann (1922-2008). Behalve dichter en romanschrijver was de ‘tussenpersoon’ Louis Lehmann ook jurist, archeoloog, criticus, muzikant, tekenaar, danser, componist en vertaler. Aan dit nummer dragen o.m. bij: Erik Bindervoet, Jaap van der Bent, Matthijs van Boxsel, Laurens Vancrevel, Tsead Bruinja, Tjitske Jansen, Marsha Keja, Hans Plomp, Sjoerd van Faassen, August Hans den Boef, Tom van Deel en Alida Beekhuis. De Parelduiker presenteert dit nummer i.s.m. de slaa en met steun van Stichting Vrienden van De Parelduiker in november met een aantrekkelijk en gevarieerd programma dat recht doet aan de verschillende capaciteiten van Lehmann. M.w.v. (o.a.) Guus Janssen, Han Bennink, Hugo Koolschijn, Matthijs van Boxsel en Wim Noordhoek (o.v.). Plaats: de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord, vlak aan de overkant van het IJ, achter het Centraal Station. U bent van harte welkom voor deze bijeenkomst, waarvoor Vrienden van De Parelduiker korting op de toegangsprijs krijgen. Preciezere gegevens volgen later op onze website en via de media. Wilt u hiervan per e-mail op de hoogte gehouden worden, stuur dan een bericht naar info@parelduiker. nl o.v.v. ‘programma Louis Lehmann’.
- eindnoot1
- In: La Prensa, 23 november 1948.
- eindnoot2
- In: La Prensa, 20 december 1948.
- eindnoot3
- Van de genoemde kunst(enaars) was Henkes’ werk Marugg het liefst. Van hem had Marugg reproducties in zijn huis hangen.
- eindnoot4
- De ets ?Christus in de hof van Gethsemane?. Van dit Bijbelse onderwerp heeft Rembrandt meerdere etsen gemaakt.
- eindnoot5
- In: La Prensa, 17 juni 1949.
- eindnoot6
- Voor de geschiedenis van de Cura?aose muziek, zie in het bijzonder Jan Brokken, Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin (Amsterdam 2005), waaruit ook duidelijk zal worden dat de sombere constatering van Marugg over het ontbreken van jong talent, in de volgende decennia werd gelogenstraft. Marugg zou zich voor zijn Papiamentstalige po?zie meermaals laten inspireren door lokale muziekuitingen.
- eindnoot7
- In: La Prensa, 8 juli 1949; ook bewaard gebleven als kopie van typoscript. De Amerikaanse danseres Estelle Reed was de echtgenote van Nicolas (Col?) Debrot, arts, literair auteur en bestuurder, uiteindelijk gouverneur van de Nederlandse Antillen (1962-1970); zijn verzameld werk verscheen bij Meulenhoff (7 delen, 1985-89); J.J. Oversteegen schreef zijn tweedelige biografie. Reed publiceerde bij Meulenhoff een bescheiden Engelstalig dichtbundeltje, During a silent night (1948). Debrot was de redacteur van Antilliaanse Cahiers, dat in een driedubbeldik nummer Maruggs ?Weekendpelgrimage? zou uitgeven (1957).
- eindnoot8
- Zie Maruggs ?Helen Frank exposeert in het Cura?aosch Museum?, La Prensa, 26 augustus 1949; in De hemel is van korte duur, p. 481-3.
- eindnoot9
- In: La Prensa, 24 december 1949; ook bewaard gebleven als kopie van typoscript.
- eindnoot10
- Verwijzing naar de inspanningen van Arubaanse politici om zich af te scheiden van de Antillen en een autonome status te verwerven binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dit zou eerst lukken per 1 januari 1986.
- eindnoot11
- Verwijzing naar kleine groep burgers die, onder aanmoediging van gebeurtenissen in Indonesi?, de onafhankelijkheid van de Antillen nastreefden, wat in de ogen van Marugg voor zijn Cara?bische eilanden ?een politieke dwaalleer? was.
- eindnoot12
- De rondetafelconferenties zouden in december 1954 leiden tot de ondertekening van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, dat de Nederlandse Antillen de status van ?land? binnen het Koninkrijk gaf.
- eindnoot13
- I.c. ?In de krochten van de kunst? van Sven Riddarholm en ?In de grotten der kwasi-critiek? van K?rsb?rsk?rna (Zweeds voor kersenpit), resp. 18 en 19 juli 1950 in de Morgenster verschenen. Ook Chris J.H. Engels reageerde met een ingezonden stuk op 21 juli.
- eindnoot14
- Pundagastvrouw, dat wil zeggen: prostituee; in de stegen van Punda, het centrum van Willemstad, bevonden zich tot in de eerste helft van de vorige eeuw gelegenheden voor prostitutiebezoek, zowel bescheiden bordelen als hotels.