Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

over Willem Elsschot

over Marcus van Blankenstein


+
Marco Entrop (1956) is neerlandicus en redacteur van De Parelduiker.
1
‘Het Londense Vrij Nederland’, in: Elisabeth van Blankenstein, Dr. M. van Blankenstein. Een Nederlands dagblad-diplomaat 1880-1964 Den Haag 1999), p . 253-262.
2
Briefkaart Lodewijk de Haas aan Alfons De Ridder, d.d. 14 december 1944, in: Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toeggelicht door Vic van de Reijt, met medewerking van Lidewijde Paris (Amsterdam 1993, p. 556-557.
3
‘Ik ontving indertijd je brief van 7 maart [1945]. Inderdaad wist ik heel goed waar ik mij aan te houden had omtrent je gevoelens tegenover die rot-Nazis, maar daar ging ’t niet om. De kwestie was, dat iemand uit ’n paar regels in De Leeuwentemmer genoeg gif gedistilleerd had om je in V.N. aan te vallen en ik zou daar graag op geantwoord hebben.’ Brief Lodewijk de Haas aan Alfons De Ridder, d.d. 10 mei 1945, in: idem, p. 567.
4
Brief Alfons De Ridder aan Bob van Kampen, d.d. 10 september 1945. Met dank aan Wieneke ’t Hoen.
5
Kopie van de uitgeefovereenkomst in het bezit van het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis, Den Haag. Met dank aan Peter de Bruijn. Van Tsjip en De leeuwentemmer werden er tot 1 mei 1945 ongeveer 1500 exemplaren verkocht. Aan royalties werd daarvoor $ 348,75 betaald. Brief Bob van Kampen aan Alfons De Ridder, d.d. 1 augustus 1945, op. cit. (noot 4).
6
‘Door zijn toedoen, verscheen “Tsjip en de leeuwentemmer” van Elsschot, te New York in een keurige uitgave.’ Marnix Gijsen, ‘Greshoff en de Zuid-Nederlandsche letterkunde’, in: Standpunte. Onafhanklike kwartaalblad vir literatuur en kuns, jg. 4, nr. 1, januari 1949, p. 37.
7
Een opsomming van de te verschijnen jeugdliteratuur geeft Nederland. Weekblad voor de Nederlanders in Latijnsch Amerika, jrg. 24, nr. 1, 7 juni 1944, p, 29.
8
Willem Elsschot, ‘The little boy’ [vertaald door Jo Mayo], in: Harvest of the Lowlands. An anthology in English translation of creative writing in the Dutch language with a historical survey of the literary development, compiled and edited by J. Greshoff New York 1945), p. 263-275.
9
Jan Greshoff [red.], In de verstrooiing. Een verzameling letterkundige bijdragen van schrijvers buiten Nederland 1940-10 mei-1945 (New York 1945).
10
De Nederlandse beeldend kunstenaar Gerard Hordijk (1899-1958) volgde de kunstacademie in Den Haag en studeerde ook enige tijd aan de Ecole de Paris. Hij woonde en werkte onder meer in Zuid-Spanje (Gibraltar), Bretagne en Londen, en van 1935 tot 1940 afwisselend in Amsterdam, Parijs (waar hij Piet Mondriaan leerde kennen) en Zuid-Frankrijk. In 1940 verhuisde Hordijk met zijn gezin naar New York. Vanwege zijn specialisme – muurschilderingen – werd hij in 1941 gevraagd een wandschildering te ontwerpen en uit te voeren in het gebouw van The Netherlands Information Bureau in New York. Mogelijk is uit dit contact het verzoek van Querido, Inc. voortgekomen hem de boekomslagen te laten verzorgen. Gegevens ontleend aan Elvira Mulhern, ‘Pinning to canvas the evanescant moment’, in: Knickerbocker Weekly, jg. 4, nr. 6, 3 april 1944, p. 18-21.
11
Via advertenties in Knickerbocker Weekly en Vrij Nederland liet Querido, Inc. regelmatig weten waar en in welke boekhandels zijn uitgaven allemaal verkrijgbaar waren: vs, Canada, Argentinië, Brazilië, Mexico, Venezuela, Chili, Peru, Engeland, Curaçao, Suriname, Australië, Zuid-Afrika, Colombia en Cuba.
12
Marnix Gijsen, ‘Inleiding’, in: Willem Elsschot, Tsjip en De leeuwentemmer. Roman in 2 episoden (New York 1943), p. 14. Het eerste hoofdstuk van De leeuwentemmer verscheen onder de titel ‘Jantje’ in Groot Nederland van mei 1939, p. 417-432; de hoofdstukken ii t/m v in augustus 1940, p. 690-706; de hoofdstukken vi t/m xvi in september 1940, p. 760-788.
13
De redactie van Elsschot, Brieven, p. 542, veronderstelt dat de naamswijziging is gepleegd omdat ‘Walter’ te Duits klonk, wat onzin is. In Amerika is Walter een veel voorkomende voornaam.
14
Brief Alfons De Ridder aan Bob van Kampen, d.d. 10 januari 1957, op. cit. (noot 4). Ida De Ridder schrijft over deze kwestie in Willem Elsschot, mijn vader (Amsterdam 1994), p. 99: ‘De eerste brief aan Walter in De leeuwentemmer schreef vader hem in juli 1921 […]. Elsschot vroeg aan zijn oudste zoon of hij die brief nog bezat en of hij hem mocht lezen, zonder verdere uitleg te geven. Des te groter was de verrassing toen het boek verscheen. In de eerste uitgave van Tsjip heet de studerende zoon waarheidsgetrouw Willem. Na het verschijnen van De leeuwentemmer werd in Tsjip de naam Willem veranderd in Walter ter wille van de lezer. Elsschot had het ook andersom kunnen doen, maar die brief was gericht aan Waltet en dat moest zo blijven’.
15
Marnix Gijsen, ‘Van Heimatliteratuur tot litterait cynisme’, in: De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 [Brussel 1940], p. 92-95. Overigens was dit hoofdstuk onder de titel ‘De literatuur in Zuid-Nederland’ al eerder verschenen in W.L.M.E. van Leeuwen [red.], Dichterschap en werkelijkheid. Geillustreerde literatuurgeschiedenis van Noord- en Zuid-Nederland en Zuid-Afrika (Utrecht 1938), p. 326-328. Gijsen heeft echter niet de moeite genomen zijn tekst te actualiseren.
16
Winkler Prins Algemeene encyclopedie, vijfde geheel nieuwe druk onder hoofdredactie van prof dr. J. de Vries (Amsterdam 1932-1938). Het lemma over Elsschot staat in deel 14 (1937).
17
Adriaan van der Veen, ‘Inleiding’, in: Greshoff, op. cit. (noot 9), p. 8.
18
Vriendelijke mededeling van dr. Elisabeth van Blankenstein, kleindochter van Marcus van Blankenstein, d.d. 17 augustus 2001.
19
Blijkbaar is de redactie van Elsschot, Brieven deze tweede reactie van Van Blankenstein op Tsjip en De leeuwentemmer ontgaan. In een annotatie op bladzijde 557 haalt zij alleen zijn artikel aan uit Vrij Nederland van 9 december 1944.
20
In Groot Nederland wordt als datum van voltooiing gegeven: 15 december 1939.
21
Zie p. 68-83. Overigens heeft Greshoff geen aandeel gehad in deze redactionele manoeuvre. Sinds zijn vertrek naar Zuid-Afrika in mei 1939 had hij geen directe bemoeienis meer met Groot Nederland. Zijn functie van redactiesecretaris werd waargenomen door Arthur van Rantwijk, die vanaf dat moment samen met Simon Vestdijk en Jan van Nijlen de redactie van het tijdschrift vormde.