Laagwater
Marco Entrop
Annie Bos ontmaskerd
Een baron is verliefd op de gezelschapsjuffrouw van zijn moeder. Ze stemt in met de huwelijkskeuze van haar zoon op één voorwaarde: hij vertrekt voor één jaar naar Amerika; wanneer hij na dat jaar nog steeds van het meisje houdt, mag hij met haar trouwen. Maar op weg naar New York vergaat zijn schip en verdwijnt de baron in de golven. Een snode medepassagier die zich wel heeft weten te redden, neemt zijn identiteit aan en leidt in Amerika een luizenleventje, totdat hij gedood wordt door de jaloerse impresario van een danseres. Die twee nemen daarop ijlings de wijk naar Europa, waar de doodgewaande baron inmiddels weer is opgedoken. Het schurkenduo denkt dat hij een bedrieger is en wil hem chanteren. De politie komt achter hun plannen en begint een klopjacht. Op de vlucht komen zij en een met hen samenspannende theateragent om bij een brand in een benzineopslagplaats.
Zie hier – in grote lijnen – de inhoud van de film Ontmaskerd, een productie uit 1915, tot stand gebracht in de Filmfabriek-Hollandia van Maurits Binger in Haarlem. Bingers grote ster was Annie Bos (1886-1975), die in meer dan vijftig door hem geproduceerde films speelde. In haar gloriejaren, tussen 1913 en 1920, was zij de spil van de Nederlandse filmindustrie. ‘Onze eenige, werkelijke Hollandsche Film-Diva’ werd zij genoemd, ook wel ‘De Hollandsche Asta Nielsen’. Ontmaskerd was Bos’ negentiende film met Binger.
Eerder dit jaar stond Annie Bos voor even weer in de schijnwerpers. Willeke van Ammelrooy speelde Bos in de theatervoorstelling Toen ’t licht verdween en het Filmmuseum wijdde tezelfdertijd een kort retrospectief aan de actrice, onder andere met de vertoning van de boekverfilming Majoor Frans.
Tegen de gewoonte in speelt Annie Bos in Ontmaskerd een schurkenrol: zij is de kwalijke danseres, getooid met de fraaie naam Marfa Darbet. In zijn onvolprezen standaardwerk over de Nederlandse zwijgende film, Of joy and sorrow (Amsterdam 1997), vermeldt Geoffrey Donaldson ook enkele van haar tegenspelers. De latere Sonneveld-cabaretière Emmy Arbous – zij was zeventien toen de film werd opgenomen – speelde de rol van het gezelschapsmeisje, Johan Langenaken de impresario en Coen Hissink de theateragent. De regie was in handen van de Roemeen Mime Misu Rosescu, door Binger speciaal voor deze film naar Nederland
gehaald. In 1912 had Rosescu in een Berlijnse studio In Nacht und Eis geregisseerd, de allereerste film over de ondergang van de Titanic.
Ontmaskerd stond in de laatste week van september 1915 als hoofdfilm op het programma in het Amsterdamse Bioscope Theater. Volgens Donaldson bestaan van de film alleen nog een paar werkopnamen. Diep verscholen in de Nederlandse literatuur blijkt van Ontmaskerd toch iets meer te zijn overgeleverd.
Op uitnodiging van Binger was de pers op zaterdag 8 mei 1915 welkom bij de opnamen van Ontmaskerd op een terrein aan het Zuider Buitenspaarne in Haarlem, letterlijk in de achtertuin van zijn filmstudio. Er zou een twaalftal scènes worden gedraaid, kriskras door het filmverhaal heen.
De Telegraaf had zijn reporter Johan Luger afgevaardigd. De schrijver-journalist Johan Luger (1887-1964) was meer dan een halve eeuw aan De Telegraaf verbonden, aanvankelijk als redacteur-verslaggever, later als columnist onder de naam Pasquino. Over de krantenwereld publiceerde hij twee romans: Naar wij vernemen (1941) en Adriaan verhuist den Balkan (1942).
In de avondkrant van maandag 10 mei 1915 bracht Luger verslag uit van zijn bezoek aan de filmset. Midden tussen de grazende koeien en de met slootjes doorsneden weilanden, begon hij zijn impressie, was een houten tribune getimmerd die uitzicht bood op een metershoge stellage. Hierop waren de decors gebouwd: een sober ingericht kantoorvertrek en een onderaardse gang, compleet met welfbogen en een getralied afsluithek, die via een valluik in het kantoor was te bereiken. In de Pano–
rama van 17 mei 1915 staan foto’s van de filmopname.
Luger ziet hoe Annie Bos ‘in een ruischend toilet de ladder op[klautert], die naar de stellage voert. De wind heeft op de loer gelegen en stoeit met haar wapperende hoedenveer en haar rokken.’ In een volgende scène moet de filmdiva zich door het kelderluik wringen. ‘Het valt niet mee, om in een modern toilet door valluiken te ontvluchten,’ kan de journalist niet nalaten op te merken.
Een kwarteeuw later verwerkte Luger een deel van zijn reportage uit De Telegraaf nagenoeg woordelijk in Naar wij vernemen… Het boek is een onberispelijke sleutelroman, hoewel de schrijver dit in zijn voorwoord quasi-uitdrukkelijk ontkent. Luger zelf houdt zich schuil achter zijn hoofdpersoon Adriaan van Hoorn, een sierkunstenaar met journalistieke ambities, die door hoofdredacteur Krause (J.C. Schröder, ook bekend als de gevreesde toneelbespreker Barbarossa) van de Amsterdamse krant Het Signaal (De Telegraaf) als volontair wordt aangenomen. Adriaan leert gedurende de roman niet alleen de kneepjes van het vak kennen – hij wordt van moord naar brand naar brandhaard gestuurd -, maar ook zijn plaats te vinden binnen de hoofdstedelijke bohème. Het verhaal speelt zich af in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog en eindigt op de dag dat de Duitse legers naar België opmarcheren.
De beschrijving van het bezoek aan de filmset staat aan het slot van het elfde hoofdstuk. Adriaan is er door de kunstredacteur van de krant op uitgestuurd om bij de opnamen te gaan kijken. ‘Ergens in de omgeving van Amsterdam, op een weiland, stonden wat waggelende coulissen en daaromheen vele pratende en gesticuleerende menschen.’ Er waren ook andere vertegenwoordigers van de pers aanwezig en verder vele genodigden uit de kunstwereld, ‘die zich gezamenlijk op het weiland liepen te vervelen’.
Adriaan herkende enkele acteurs. De flirterige Bep Telders, een beginnend actrice, heeft een scène met een handtastelijke theateragent, gespeeld door Ferdinands. Zowel Bep als Ferdinands kent Adriaan uit het Amsterdamse kunstenaars-annex journalistenkringetje.
Aan de hand van Lugers krantenverslag zijn de romanfiguren eenvoudig te herkennen. Achter de naam Bep Telders houdt zich dus Emmy Arbous schuil. Ferdinands is Coen Hissink. De Roemeense regisseur
Rosescu heet bij Luger Populescu. De producent van de film is ‘een kleine heer met direct Levantijnschen inslag, olijfkleurige huid en diepe melancholieke oogen’. Dat zal Maurits Binger zijn. Hij gaat gekleed in een pak ‘waar je op dammen kon’.
De scène tussen Bep en Ferdinands wordt eerst gerepeteerd. Bep speelt het liefje van de baron. Zij is als gezelschapsdame weg bij zijn moeder en zoekt nu een baantje als typiste. De regisseur heeft zijn spelers verzameld in het decor dat het kantoor van de theateragent uitbeeldt:
Populescu zette er alles op deze scène te doen slagen, want hij schreeuwde nu afwisselend in het Fransch en het Duitsch. Hoorde men hem Duitsch spreken dan kon men meenen, dat hij beter Fransch sprak, doch hoorde men zijn Fransch, dan geloofde men, dat hij meer vorderingen gemaakt had in de Duitsche taal.
Bep moest enkele malen binnenkomen, maar het ging niet zoo vlot. Ten slotte was de scène rijp voor het celluloid. Ferdinands greep na enkele oogenblikken zoo schurkachtig de hand van de sollicitante, dat aan de toeschouwers duidelijk werd hoe weinig gras theateragenten in het algemeen over zulke aangelegenheden laten groeien.
Straks zit dan de ellendeling weer in zijn kantoor en dicteert brieven. Opnieuw laat hij van zijn ongeoorloofde gevoelens blijken, doch het meisje is er niet van gediend. Ze reikt hem een brief over en de schurk tracht zijn armen om haar leest te slaan, edoch glijdt uit op hare deugd……
Opname!
In een andere scène slaat zij hem in het gelaat, doch zij doet het met te weinig overtuiging – dit moet vele malen gerepeteerd worden. ‘Eindelijk krijgt Ferdinands de oorvijgen, die de critiek hem zoo lang onthouden heeft’, hoorde Adriaan iemand achter zich zeggen.
In de scènes die hierna worden opgenomen verschijnt Annie Bos in beeld, hoewel zij niet met naam en toenaam wordt genoemd. De theateragent betreurt het vertrek van zijn typiste. Samen met de danseuse en haar impresario, ‘de misdaad, gehuld in een getailleerde jas’, beraamt hij plannen om het meisje terug te halen.
Er ontbraken nu eenige gegevens, want op eenmaal zag men den theateragent met nog eenige bevriende schurken, door de politie bedreigd, in den onderaardsche gang afdalen […]. Er waren eenige moeilijkheden met een trapje en af en toe zakte een sport in elkaar, zoodat de stappen iets langer werden en vooral de danseuse moeite had behoorlijk in de schuilplaats aan te komen.
Nu mogen de agenten in actie komen. Met getrokken dienstpistolen bestormen ze het kantoor en proberen het luik te vinden waardoor de boeven zijn ontsnapt. ‘In zulk een tempo zou er geen misdaad onopgehelderd blijven, meende Adriaan.’
Eindelijk – het is dan al vijf uur in de middag – wordt de set gereedgemaakt voor de apotheose, de brand waarvoor men toch in groten getale was komen opdraven. ‘Achter het gewelf was een kleine loopgraaf met oude filmstrooken en daar moest straks de schurkachtige theateragent zijn lamp in laten vallen. Die opname moèst goed zijn, want nu ging de heele stellage er aan, met meubilair en al.’
En toen kwam de brand. Het afgekeurde filmmateriaal brandde als een lier. ‘De heele boel ging in vlammen op, doch de menschen bleven over, zelfs de producer,’ luidt de droogkomische slotsom. Hierna gaat Adriaan maar weer eens op huis aan.
De schrijver had zijn lezers vooraf
gewaarschuwd dat het verspilde moeite was te proberen de in het boek voorkomende figuren naar bestaande personen te herleiden. Voor ‘de met historische of schier-historische namen genoemden’ maakte hij echter een uitzondering. In die categorie hoorde ook Annie Bos thuis, toch koos Luger ervoor haar naamloos in het verhaal te laten figureren. Anno 1941 was de ster van Annie Bos zo goed als verbleekt. Haar cinematografische zwanenzang dateerde alweer uit 1924, waarna zij in het huwelijk en uit de openbaarheid was getreden. Bovendien had de geluidsfilm definitief een tijdperk afgesloten en waren haar films niet meer te zien. ‘Hollands schoonste filmactrice’ moest het doen met een figurantenrolletje in een roman die weliswaar in korte tijd twee drukken beleefde, maar ook weer snel werd vergeten. Annie Bos had een ruimhartiger eerbetoon verdiend.