[1999/4]
Gerard Groeneveld
Het boek is nooit thuis
Adolf Hitlers Mein Kampf in Nederland+
‘Als ik in 1924 had vermoed dat ik Rijkskanselier zou worden, had ik dat boek nooit geschreven,’ zei Adolf Hitler in een vertrouwelijke bui aan partij-jurist Hans Frank. Hitler meende namelijk dat hij zich met zijn openhartige opmerkingen in Mein Kampf nogal in de kaart had laten kijken.1 Na zijn machtsovername won Mein Kampf dan ook snel aan politieke betekenis. De Britse Foreign Office spelde het boek en zond uittreksels naar verschillende regeringsleden. De Britten kregen op die manier een goed inzicht in Hitlers doelstellingen en zijn wereldbeschouwing, al werd er in de praktijk toch te weinig en te laat acht geslagen op de planmatige aard van het boek. Dat kon van de Russen niet gezegd worden. Zowel Stalin zelf als verschillende van zijn prominente politici hadden de Russische vertaling van het boek grondig bestudeerd. Maar ook hun kennis van Mein Kampf kon de uiteindelijke catastrofe niet keren. Stalin had immers zo zijn eigen politieke machtsagenda en hij verwachtte bovendien niet dat een Duitse aanval in de vorm van een militair offensief zou komen.2
Het eerste deel van Hitlers boek – dat aanvankelijk de titel droeg Vierenhalf jaar strijd tegen leugens, domheid en lafheid, maar door Max Amann, die aan het hoofd stond van de partij-uitgeverij Zentralverlag der nsdap Franz Eher, werd omgedoopt tot Mein Kampf – verscheen op 18 juli 1925. Het bevatte veel autobiografische gegevens met hele en halve waarheden, die sterk bijdroegen aan de Führermythe die in de loop der jaren zou ontstaan. Op 11 december 1926 volgde deel twee, waarin Hitler zijn politieke principes en zijn wereldbeeld ontvouwde. De verkoop viel nogal tegen. Van het eerste deel waren aan het eind van de jaren twintig 23 000 exemplaren verkocht, van deel twee slechts 13 000.3 In 1930 verschenen beide delen op een relatief groot formaat en voor de forse prijs van 12 Reichsmark – twee keer de
gemiddelde boekenprijs. Daarna werden beide delen gebundeld en op dundrukpapier in donkerblauwe kaft uitgegeven, terwijl de prijs werd teruggebracht tot rm 8,-. De opvallende gelijkenis met een bijbeluitgave zal zeker geen toeval zijn geweest. Nadat Hitler tot Rijkskanselier was benoemd, schoten de verkoopcijfers omhoog. Alleen al in 1933 werden er anderhalf miljoen exemplaren verkocht. Tien jaar later zou de bruine bijbel een oplage bereiken van 9 840 000 stuks. De versprei-
ding van Mein Kampf had dan ook hoge prioriteit binnen de nsdap. In een rondschrijven van de Partijkanselarij van 13 februari 1939 stond nadrukkelijk: ‘Er moet naar gestreefd worden dat op een dag iedere Duitse familie, ook de armste, het boek van de Führer bezit.’4 Sinds 1936 konden blinde nazi’s een bijzondere uitgave in braille raadplegen, uitgegeven door de Hogeschoolbibliotheek voor blinden in Marburg. Speciaal voor de Wehrmacht werd in 1942 een handzame, compacte dundrukeditie vervaardigd. Het was ook vanaf dat jaar dat de ambtenaren van de burgerlijke stand geadviseerd werd, elk bruidspaar een exemplaar cadeau te doen. Hitlers boek mocht overigens absoluut niet antiquarisch verhandeld worden.
De verkoop van zijn boek maakte Hitler rijk. In 1933 gaf hij aan de fiscus een inkomen op van 1,2 miljoen Reichsmark. Ook verdiende hij ruimschoots aan de vele vertalingen die al snel volgden. Twee Engelstalige edities – My Battle van Houghton, Mifflin & Co, in de Verenigde Staten, en My Struggle bij de Britse uitgever Hurst & Blakett – waren al in 1933 verkrijgbaar. Binnen vijf jaar volgden een Italiaanse, Spaanse, Deense, Zweedse, Noorse, Franse, Bulgaarse, Hongaarse, Russische, Portugese, Chinese, Japanse en Arabische versie.
En hoe reageerde Nederland op Mein Kampf? Zoals elders, trok het boek ook bij ons de aandacht. Buiten fascistische en nationaal-socialistische kringen werd al snel door de dagbladpers het programmatische karakter van Hitlers boek onderkend. Vooral de Nieuwe Rotterdamsche Courant wist al in 1933 de relatie te leggen tussen de antisemitische maatregelen in Duitsland en de opvattingen van Hitler in Mein Kampf.5 Ook de protestantse krant De Standaard wees herhaaldelijk op het steeds verdergaande isolement waarin de joden dreigden te geraken, zoals de Führer dat in zijn boek had aangegeven. Een buitenlandcommentator van het socialistische blad Het Volk voorspelde in 1933 onder verwijzing naar Mein Kampf dat geen eed van dit ‘nieuwe Rijk der Duisternis’ van waarde zou blijken.6 Vanaf 1933 citeerde Het Volk meer dan eens uit het bruine evangelie en andere nazi-propagandageschriften en leverde hier commentaar op. Mem Kampf was geen bluf, zo waarschuwde de krant. Ook De Maasbode kwam er in 1937 achter dat Hitler de plannen uit zijn boek aan het uitvoeren was.7 Toch vond de correspondent van deze katholieke krant dat er ‘prachtige dingen’ in Mein Kampf stonden en in 1936 zag hij het Derde Rijk nog als een ‘fascinerende proefneming’.8 Ook het Nieuwsblad voor den boekhandel hield nauwlettend de ontwikkelingen rond het boek in de gaten. Vanaf 1933 berichtte het vakorgaan regelmatig over oplagecijfers, vertalingen en andere wederwaardigheden rond Mein Kampf.
In het Bruinboek van de Hitler-terreur, dat al in 1933 verscheen en door een lange lijst van Nederlandse kunstenaars en intellectuelen werd ondersteund, werd eveneens gewezen op de antisemitische strekking van Hitlers boek.9 Vanuit Engeland gaf The Netherland Publishing Company voor ‘alle vrije Nederlanders’ in 1941 het boekje Mein Kampf van R.C.K. Ensor uit, waarin het boek kritisch tegen het licht werd gehouden. Twee jaar later werd vanuit New York de brochure Mein Kampf in
Holland verspreid door The Netherlands Information Bureau. Maar in plaats van in te gaan op de bestseller van de Führer, citeerde het geschrift in het Engels uit allerlei nationaal-socialistische persbladen en trachtte het een beeld te geven van hoe het met de Nieuwe Orde in Nederland gesteld was.10
De eerste gelegenheid die zich in Nederland voordeed het boek uit te geven, was in 1934. Johannes Göbel, leider van het Niederländisches Pressebüro in Berlijn, had in juli van dat jaar een gesprek met Fiedler, die verantwoordelijk was voor de contacten met het buitenland van het Zentralverlag der nsdap. Deze vroeg hem of hij een geschikte uitgever wist voor een Nederlandse vertaling van Mein Kampf en van Goebbels’ boek Vom Kaiserhof zum Reichskanzlei. Daarop benaderde Göbel George Kettmann Jr., die al in 1932 als eerste in Nederland een nationaal-socialistische uitgeverij, De Amsterdamsche Keurkamer, had opgezet met het doel ‘het nationaal-socialisme als cultuurstrooming mede op te vangen en te verbreiden, zoowel in uitgaven van uitgesproken fascistische strekking als werk van letterkundige waarde’.11 Kettmann schoot onmiddellijk toe op het aanbod, maar miste uiteindelijk het financiële fundament voor een dusdanig omvangrijk project. Gewillige geldschieters bleken toen evenmin voor handen. Zelfs nsb-leider Anton Mussert zag geen mogelijkheden voor het boek van de Führer en wees een verzoek om financiering af.12
Vier jaar later probeerde Kettmann het opnieuw. In een brief aan Göbel schreef hij: ‘Het ligt in ons voornemen, dit najaar het werk van Adolf Hitler “Mein Kampf” in Nederlandsche vertaling uit te geven. […] Zoudt U de moeite willen nemen, daarnaar eens te willen informeeren en mij te berichten, op welke wijze ik mij spoedig en liefst zonder dadelijke betaling van deze rechten zal kunnen verzekeren.’13 Göbel beloofde zijn medewerking en speelde Kettmanns verzoek door aan het Zentral-
verlag. Dat gaf na enkele weken antwoord: ‘Auch wir würden es begrüssen, wenn es möglich wäre, in Holland eine Übersetzung des Werkes “Mein Kampf” herauszubringen.’14 Enige tijd later volgde de definitieve toestemming en kon Kettmann aan het werk. Hij dacht geluk te hebben. nsb‘er Bob Zijfers, eigenaar van de nationaal-socialistische Driehoek-boekenwinkels, met onder meer een vestiging in de Amsterdamse Kalverstraat, wilde helpen met de financiering. De aanmaakkosten voor het drukken, het papier en het bindwerk werden geraamd op f 3500,-. Zijfers betaalde van dit bedrag f 1800,-, dat hij zou verrekenen met een afname van duizend exemplaren die hij met een korting van vijftig procent geleverd zou krijgen.15 Voor de vertaling kwam Kettmann terecht bij de ex-militair L. Timmer. Deze nsb-kameraad had uit enthousiasme voor de bruine revolutie Hitlers boek vertaald en bood het resultaat nu aan Kettmann aan. Voor De Keurkamer kon het niet mooier: de financiering rond en de vertaling al klaar. Maar: ‘Daar wij er alles op hadden gezet, nog in het najaar van 1938 te kunnen uitkomen, is de vertaling van oudkapitein Timmer slechts met steekproeven door ons bezien; het handschrift zag er als geheel zeer goed uit.’16 In zijn haast het boek uit te geven, had Kettman de tekst alvast laten zetten bij de nv Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij in Middelharnis, die al eerder werk voor Kettmanns onderneming had geleverd. In september 1938 raakte het nieuws van een Nederlandse vertaling bekend, toen het Nieuwsblad voor den boekhandel meldde dat de directeur van het Zentralverlag der nsdap, Wilhelm Bauer, in een radiorede de voorbereiding had aangekondigd van een Nederlandse vertaling van Mein Kampf.17 Maar meer dan voorbereiding werd het niet, want Timmers vertaling werd als ondeugdelijk door het Zentralverlag teruggestuurd. Hele pagina’s waren eenvoudig weggelaten.18 ‘Wij behoeven U wel niet te zeggen, hoe wij deze mededeeling moeten opnemen, nu daarmede de kans, om nog intijds met den zoozeer bespoedigden druk het boek vóór den winterverkoop uit te geven, geheel in rook opgaat,’ schreef Kettmann aan kameraad Timmer. ‘Onze goede trouw heeft ons nu deze dikke strop bezorgd, terwijl het geheele werk gezet staat; wij zullen ons thans tot een andere vertaler wenden.’19 Hij hoefde niet ver te zoeken. Kettmann was enige tijd daarvoor gecharmeerd geraakt van de veelbelovende fascistische dichter Steven Barends, die bij De Keurkamer de novelle Bruine rebellen in Oostenrijk en de dichtbundel Viva la muerte! gepubliceerd had. Hij vond Barends een ‘wildeman, die nu en dan weleens naar mij wilde luisteren, half student, half zwerver, die er maar op los leefde en toch uit die eigenzinnigheid-van-Groninger een man was voor een ferme handdruk’. Een tijdlang vond Barends onderdak bij de familie Kettmann: ‘Tot in de nacht kon hij gedichten zeggen, zijn gezicht weggetrokken van emotie, prachtig zijn dictie.’20 Barends vertrok kort daarop met zijn hoofd vol fascistische poëzie naar Spanje om de daad bij het woord te voegen en zich aan te sluiten bij Franco’s troepen. Tot zijn grote teleurstelling werd hij echter aan de grens tegengehouden, waarna hij onverrichterzake moest terugkeren. Zijn betrokkenheid bij deze prelude op de komende wereldoorlog leverde wel enige
vurige verzen op: ‘Sta recht tegen den muur, fascist, want vóor hij raakt / dan zullen tusschen woord en salvo juist je ooren / de nadering van Franco’s trommels kunnen hooren, / die opmarcheert, want Spanje is ontwaakt.’21 Kettmann stelde hem voor het werk van de Führer te vertalen. Barends, ‘nationaal- socialist zolang hij denken kon’, aanvaardde het aanbod met beide handen en stortte zich vol ijver op de opdracht. Binnen vijf maanden had hij het 850 pagina’s tellende werk vertaald, dat als titel Mijn Kamp meekreeg.22 Even had Kettmann nog Mijn Strijd overwogen, maar toch uiteindelijk voor ‘kamp’ gekozen, omdat deze klank bij voorbaat elke twijfel uitsloot of men wel met hét boek van Hitler te doen had.23 Opnieuw verzocht Kettmann het Zentralverlag om toestemming. Het duurde even, maar uiteindelijk werd de vertaling door de nsdap-uitgeverij gesanctioneerd.
De kosten waren inmiddels zo hoog opgelopen, dat Kettmann naar een tweede geldschieter moest omzien. Via een van zijn auteurs, Jan Hollander, kwam hij terecht bij W.O.A. Koster, voormalig ar-Kamerlid, vrijmetselaar en inmiddels hoofd
van de afdeling Sociale Zaken bij de nsb. Samen met twee andere nsb-kameraden, Dekker en Paes, wilde hij Kettmann inzake Mijn Kamp financieel wel bijstaan. Onder toezicht van nsb-jurist R. van Genechten werd een contract opgemaakt, waarbij Koster Kettmann het mes op de keel zette. De winst van de eerste druk werd weliswaar op fifty-fifty basis gedeeld, maar ook als voor herdrukken geen financiering nodig mocht zijn, zou Koster toch aanspraak kunnen maken op een derde van de winst, na aftrek van de aanmaakkosten. ‘In de practijk moesten wij dus van ònze 5opct winst de gehele exploitatie dragen (reiskosten en aanbiedingskosten, kantoorkosten, porti, reclame, enz.). Het zag er somber genoeg uit, maar we mochten niet de kans lopen, dat de uitgave om een of andere reden afsprong.’24 Kettmann zette door.
De Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij zette Mijn Kamp in de perpetualetter en drukte de tekst op Bijbeldruk Ecclesia-papier, geleverd door de firma Proost. Het bindwerk werd uitbesteed aan Boekbinderij Gebr. Kusters te Duivendrecht. Omvang en uiterlijk werden identiek gemaakt aan de Duitse uitgave.25 De winkelprijs werd vastgesteld op f 4,50. Van dit bedrag moest tien procent aan rechten worden betaald aan het Zentralverlag der nsdap, zodat van elk verkocht exemplaar dus f 0,45 op Hitlers rekening terecht zou komen. Op 6 december 1939 lag het werk van de ‘Führer aller Germanen’ in de boekhandels: het sloeg in als een bom. Op de dag van verschijnen was de eerste druk met een oplage van drieduizend exemplaren uitverkocht. Kettmann maakte van dit succes gebruik door in het Nieuwsblad voor den boekhandel direct te adverteren met een tweede druk, die eveneens in december van de pers kwam, dit keer in een oplage van zevenduizend stuks. Ook in eigen kring werd druk reclame gemaakt voor het boek, zoals in Volk en Vaderland. Voor mei 1940 was De Amsterdamsche Keurkamer ook door de tweede druk heen.
In de pers bleef het opmerkelijk stil rond de Nederlandse vertaling van Hitlers geruchtmakende boek. Het katholieke dagblad De Tijd zag het werk niet over het hoofd. In een recensie van 13 december 1939 noemde Jop Pollmann Barends’ vertaling onbetrouwbaar: ‘Deze vertaling echter suggereert wat er niet staat en laat wat er wel staat weg,’ concludeerde hij. ‘Zij doet ’t, meen ik, toch niet geheel en al naar willekeur: de veranderingen schijnen bijna zonder uitzondering in één bepaalde richting te wijzen. De vertaler is geen domme jongen: uit vele, groote taalkundige moeilijkheden weet hij zich telkens weer te redden; maar juist daarom, zijn we er niet gerust op. Mijn critiek op de vertaling betrof slechts enkel passages; maar vrijwel geen enkele belangrijke pagina, die ik controleerde, kon de toets van een grondige critiek doorstaan. […] Iedere Nederlander dient dit product te verwerpen; een auteur mag zijn eigen schriftuur wijzigen: den vertaler ontzeggen wij dit recht, vooral met dit boek in dezen tijd.’ Opmerkelijk was hier dat Pollmann de vertaling afkeurde, maar verder niets over de inhoud meedeelde. Hij achtte Mijn Kamp belangrijk genoeg om te worden uitgegeven.
Het oordeel van Pollmann had voor Kettmann belangrijke gevolgen. De criticus
stond in nauw contact met de idil (Informatie Dienst Inzake Lectuur), die adviezen verstrekte aan vele katholieke boekhandelaren en bibliotheken. De idil gaf Mijn Kamp de kwalificatie D, dat wil zeggen dat het boek voor katholieken ongeschikt werd geacht. Kettmann reageerde furieus. Hij verweet de organisatie ‘politiek katholicisme’ en vond dat Pollmann met zijn kritiek spijkers op laag water had gezocht.26 Kettmann vreesde, niet geheel ten onrechte, voor veel minder debiet bij het katholieke volksdeel als een invloedrijke instantie als de idil of een persoon als Pollmann een negatief oordeel over een door hem uitgegeven boek zou uitspreken. Hierin kreeg hij enigszins gelijk, want sommige katholieke boekhandelaren in Brabant zonden hun bestelde exemplaren terug na Pollmanns recensie.27 Later werd de kwalificatie gewijzigd in C, zodat het boek wel in bibliotheken aanwezig mocht zijn en aan katholieke boekhandelaren mocht worden verkocht.
Het vrij-socialistische weekblad De Arbeider ging meer in op de inhoud en betekenis van het boek: ‘Hitler is nu hoofd van een bevriende staat en als ik nu zou schrijven en mijn tegenstanders zou noemen zoals in het boek Hitler gedaan heeft, dan zou ik hier aan de justitie worden overgeleverd. […] Is Hitler een diepe denker, een filosoof, een schepper van nieuwe gedachten? Neen, een realist, een man van het ogenblik. […] En brengt Hitler iets nieuws? Hij zegt: “een nieuwe wereldbeschouwing”. Het “ras”, de wil van het natuurlijke ras, waarvoor de voorzienigheid de Duitser heeft uitverkoren om dit over heel de wereld in orde te maken. En ze zijn in Duitsland werkelijk op hun manier aan ’t “raszuiveren” gegaan, maar wie de geschiedenis kent, weet dat het ras zeer onzuiver is.’28
Natuurlijk klonk uit de kolommen van Volk en Vaderland een heel ander geluid.
De grootste verdienste van de vertaling, aldus het nsb-weekblad, was dat de Nederlandse arbeider nu met het boek in de hand waarheid van leugen kon onderscheiden.29 De Keurkamer zou regelmatig in Vova adverteren voor het boek met als belangrijkste doelgroep de arbeiders. ‘Het is noodzakelijk, dat elke Nederlandsche arbeider kennis neemt van Mijn Kamp, het werk van den grooten arbeider Adolf Hitler,’ luidde een advertentie in Vova uit 1941. Met Mijn Kamp moesten de Nederlandse arbeiders tot het inzicht komen dat zij jarenlang door ‘baatzuchtige partijpolitici’ waren misleid en ‘mocht men intusschen het geld niet kunnen missen, dan zijn er overal leesbibliotheken, die Mijn Kamp voor luttele centen uitleenen. Al houden wij niet van deze methode, toch is het beter, het boek dan maar in huur te lezen of van een vriend te lezen, dan er aan voorbij te gaan, alsof de historische roeping van het nationaal-socialisme zich niet van dag tot dag duidelijker afteekent.’30
Keurkamer-vertegenwoordiger C. Fastré uit Zwolle noteerde enkele reacties van boekhandelaren in het oosten van Nederland. In Heerde kreeg hij te horen: ‘Mijn Kamp? Ja, dat heb ik in de bibliotheek. Voor verkoop? Op de toonbank leggen? In de etalage? Man, je bent niet wijs. De boeren hier zouden me tot pap slaan.’ Maar in Raalte zei een leesbibliotheekhouder: ‘Ha, Mijn Kamp. Moet ik juist hebben. Er is vraag naar in mijn bibliotheek. Tja, je moet wat voor je menschen over hebben.’ Twee reacties uit Apeldoorn. ‘Natuurlijk, nieuwe uitgaven moeten we voorhanden hebben. Maar ’t is zoo stil dat ik deze toch maar liever tot ’t najaar wacht. En
dan, daarbij, met die lectuur moet ik hoogst voorzichtig zijn, wil ik onaangenaamheden met mijn klanten voorkomen,’ luidde de eerste. De tweede was wat toeschietelijker: ‘Mijn Kamp heb ik in de bibliotheek. ’t Boek is nooit thuis. Of ik het boek voor de verkoop kan hebben? Zeker wel, jullie uitgaven heel goed zelfs. Er is vraag naar. Maar… ik ben geen erkend boekverkooper.’ Een vakgenoot uit Deventer nam weliswaar enkele exemplaren af, maar ‘het publiek mocht verder niet merken dat hij dergelijke lectuur naar voren schoof’. Een collega uit dezelfde stad liet echter vrijmoedig weten: ‘Straks als onze regeering weer terug is en de moffen weer weg, dan zullen jullie hangen.’ En uit Kampen klonk het kort en krachtig: ‘Neen, nu niet en nooit.’31
Ook in Vlaanderen werd al snel via de Antwerpse vestiging van Van Ditmar’s Boekenimport propaganda gemaakt voor Hitlers boek. In december 1939 bestelde de firma al honderd stuks en latere bestellingen gingen met duizend exemplaren tegelijk, waartegenover De Keurkamer een uitzonderlijk hoge korting van zestig procent stelde.32 In mei 1941 wilde Volk en Staat, het nationaal-socialistische dagblad in Vlaanderen, Mijn Kamp als feuilleton brengen en verzocht Kettmanns uitgeverij om toestemming. Die vond dit een aangelegenheid van het Zentralverlag, maar polste tevens Van Ditmar in Antwerpen. Em. De Ceulener, van de Antwerpse vestiging, zag niets in een dergelijk plan, aangezien het niet bevorderlijk zou zijn voor de verkoop. Het boek moest gelezen en herlezen worden en niet verwerkt als ‘dagelijksche vervolgde dagbladkost’.33 Van Ditmar ging in Vlaanderen zelfs zo ver dat hij afspraken maakte met boekhandelaren over betaling door klanten in drie termijnen, ‘zoodat nagenoeg iedereen in staat is het werk aan te schaffen, vooropgesteld dat er enige belangstelling voor het werk aanwezig is’.
Die was er, want de vraag naar het boek bleef stijgen. Kettmann had de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij al begin 1940 opdracht gegeven voor een derde druk, nu met een oplage van 15 000 exemplaren. Maar in oktober was er nog geen pagina gedrukt. Uiteindelijk kwam Kettmann met de Flakkeesche tot een overeenkomst: de derde en latere drukken verschenen voortaan bij drukkerij Thieme en het zetsel werd vanuit Middelharnis in een vrachtwagen naar Nijmegen overgebracht.34
Twee zaken overschaduwden het succes dat De Amsterdamsche Keurkamer met Hitlers boek behaalde. In de eerste plaats reclameerde geldschieter Koster de winst waarop hij volgens afspraak recht had. Kettmann was bereid hieraan voor de eerste druk te voldoen, maar voor de daaropvolgende drukken kon Koster volgens hem geen aanspraak maken op de winst. De nsb-topman nam daar echter geen genoegen mee en de zaak sleepte zich voort tot 1942, toen de Sicherheitsdienst zich voor de zaak begon te interesseren. In een rapport bracht Kettmann fijntjes naar voren dat Koster vrijmetselaar was en woekerde met de financiën rond de Nederlandse vertaling van Mein Kampf.35 Een dergelijke ‘Kapitalistenschwindel’ met het boek van de Führer was ontoelaatbaar, vond de sd.36 Vermoedelijk koos Koster toen
eieren voor zijn geld, want hij kwam nooit meer op de kwestie terug. De andere affaire had met de vertaler te maken. Barends was zijn vertaling destijds begonnen op basis van een ‘gentlemen’s agreement’. Dat hij een honorarium zou krijgen als de uitgave eenmaal werd verkocht, stond vast. Beide bevriende auteurs vonden het niet nodig de overeenkomst schriftelijk vast te leggen. Kettmann: ‘Dat wij met deze uitgave – ook bij den boekhandel – vijanden zouden maken, was te voorzien; daarom op zich zelf al was het moeilijk vooruit te zeggen hoeveel geld wij voor de vertaling zouden kunnen uitkeeren.’37 Barends kwam hier later echter van terug. Hij wilde alsnog een contract. In mei 1939 had hij namelijk de antiquaarsdochter Truus Pfann leren kennen en met haar wilde hij trouwen. Om dat te kunnen doen moest hij zijn schoonvader, van wie hij het antiquariaat ‘In dat Boec van Merlijn’ aan de Amsterdamse Grimburgwal zou overnemen, ervan overtuigen dat hij in staat was de kost te verdienen. Daarvoor had hij een contract nodig. Bovendien wilde hij van zijn eigen vader, met wie hij sinds zijn lidmaatschap van Zwart Front overhoop lag, geld lenen om de boekhandel van Pfann over te nemen. Met een vertalerscontract op zak kon hij tegenover zijn vader bewijzen dat hij geen nietsnut was en dat hij in de toekomst wel degelijk in zijn onderhoud kon voorzien. Kettmann wees Barends erop dat het nogal ongebruikelijk was een tantièmeregeling met vertalers te treffen. Maar Barends schoof die bezwaren terzijde met de mededeling dat het contract slechts voor intern gebruik was. Uiteindelijk stemde Kettmann toe. Uitgever en vertaler kwamen overeen dat Barends voor de eerste druk f 0,135 Per verkocht exemplaar zou ontvangen en voor verdere drukken f 0,315.38 Het contract had voor Barends de beoogde uitwerking. In oktober 1939 trad hij in het huwelijk met Truus Pfann.39 Barends verklaarde later het ‘interne’ contract rechtsgeldig. Kettmann voelde niets voor een levenslange betalingsregeling en wilde met een eenmalig bedrag de vertaalrechten afkopen. Er volgde een langdurig financieel touwtrekken, dat uiteindelijk in november 1943 door het Rijkscommissariaat werd beslecht. Kettmann moest het voor een vertaler in die dagen enorme bedrag van f 3600,- betalen. In een brief aan De Amsterdamsche Keurkamer schreef Barends: ‘Hiermee is dan verder de aangelegenheid der vertaling van “Mein Kampf” definitief afgehandeld, wat mijn zijde ervan betreft. Na betaling van dit bedrag heb ik geen verdere aanspraken meer.’40 Daarmee kwam aan een langslepende kwestie een einde.
De Nederlandse uitgave van Hitlers boek zou in totaal zes drukken beleven, met een gezamenlijke oplage van 110 000 exemplaren.41 Daarnaast verscheen er speciaal voor de Vlaamse markt een ‘Sonderausgabe’ van tienduizend stuks en een Volksuitgave van dertigduizend exemplaren. Mijn Kamp bleek een regelrechte bestseller en voor De Amsterdamsche Keurkamer een kurk waarop de uitgeverij kon blijven drijven. Kettmann: ‘Jarenlang had “De Amsterdamsche Keurkamer” met financiële moeilijkheden te kampen, onvermijdelijk omdat ze zelfs met algemene uitgaven in de politieke hoek werd gedrukt, waarvoor aanvankelijk een zeer be-
perkt, later wel toenemend maar toch altijd eenzijdig debiet bestond. Veelal moest met bepaalde niet-politieke “kasstukken” het risico van strikt politieke geschriften worden gedekt.42 Deze enkele cijfers geven er al enig denkbeeld van, dat “den nieuwe tijd” breder en dieper en heviger de lage landen doorstroomde dan dat deze in een angstvallig staatsnationale bedding begrensd kon worden gehouden, zoals de nsb dat – gezien bv. de geschriften van Dr. Carp – tot het laatst toe heeft willen doen.’43
Waar kwamen al die exemplaren van Mijn Kamp uiteindelijk terecht? Daar valt moeilijk een nauwkeurig beeld van te geven, maar uit bewaarde rekeningoverzichten kan wel worden vastgesteld dat weinig boekhandelaren de uitgave negeerden. De Keurkamer maakte voor bestellingen gebruik van vertegenwoordigers die tegen een provisie van vijftien procent stad en land afreisden om orders binnen te slepen. Die bleven niet uit. Voor de hand lag dat de nationaal-socialistische boekhandels het werk van de Führer in royale hoeveelheden zouden afnemen. Zo plaatste De Boekenschouw in Den Haag in 1942 een bestelling van drieduizend stuks. Grote orders kwamen rechtstreeks van de nsb-materiaaldienst, vaak met duizend exemplaren tegelijk, zoals in september 1942 en de maand daarop. Van Ditmar’s Boekenimport bestelde in april 1942 drieduizend stuks en in september nog eens vijfendertighonderd exemplaren. Maar ook uitgeverij Westland bleek een flinke afnemer.44 Forse orders volgden tijdens de bezetting ook van nationaal- socialistische instanties, zoals het Referat Schrifttum van de Hauptabteilung für Volksaufklärung und Propaganda, dat in september 1941 tweeduizend exemplaren bestelde. Bovendien werd het boek aan het buitenland geleverd, zoals bleek toen begin 1940 nog net zestig exemplaren naar Nederlandsch-Indië konden worden verscheept. In 1944 ontving de Berlijnse boekhandel Gsellius tweehonderd stuks, die met Kerstmis door een ‘höhere Dienststelle’ zouden worden uitgedeeld.45 In elke bibliotheek die door de nationaal-socialistische organisaties werd opgezet, waren een of meer exemplaren van Mijn Kamp te vinden, en ook in die van de gelijkgeschakelde Nederlandsche Omroep ontbrak het boek niet.
Daarnaast plaatsten tientallen niet-nationaal-socialistische boekhandels in Nederland kennelijk probleemloos bestellingen voor Mijn Kamp. In september 1942 werden bijvoorbeeld driehonderd exemplaren verpakt en naar de Algemeene Spoorwegboekhandel vervoerd. Die wist er wel raad mee, want in 1943 vlogen honderden van Hitlers boeken weg via de vaste verkooppunten op de Nederlandse stations. Magazijn De Bijenkorf kon in april 1942 vijfenzeventig stuks gebruiken, evenals het Centraal Boekhuis.46 Van dwang of protest van de boekhandel was bij al die bestellingen weinig te merken.
Betekenden al die bestellingen ook dat het boek werd gelezen? Regelmatig doken citaten eruit op in de media of in de nationaal-socialistische lectuur. In ieder geval werd het veelvuldig gebruikt bij nationaal-socialistische vormingsbijeenkomsten, zoals van de Nederlandsche ss. In een circulaire van 19 november 1940 – kort na de oprichting – schreef Feldmeijer al: ‘De plaatselijke leiders moeten zich intensief
bezighouden met het program der N.S.B., de Bronnen van het Nationaal-Socialisme en met het boek: “Mijn Kamp” van Adolf Hitler, dat eerstdaags iederen plaatselijken leider wordt toegezonden. Het boek is in het Nederlandsch vertaald en daardoor voor iedereen bevattelijk. Ik verwacht dat, ieder zich met dit Nationaal-Socialistische gedachtengoed zóó vertrouwd maakt en het zóó bestudeert, dat het voor iedereen wapentuig is in den zwaren politieken strijd, waarin wij op het oogenblik staan.’47
Zelfs in de cursus ‘Duitsch voor gevorderden’ die in samenwerking met de Nederlandsche Omroep in oktober 1941 van start ging, dienden Hitlers woorden als spreuk van de week. Bekend is ook dat sommige lichtingen Nederlandse vrijwilligers die naar het Oostfront vertrokken, een exemplaar als stichtelijke lectuur voor onderweg meekregen.
Verder werd Mijn Kamp als prijs uitgeloofd bij sportwedstrijden of als bonus gegeven wanneer men abonnees wist te werven voor bladen als Volk en Vaderland of het antisemitische weekblad De Misthoom. Er werd alles aan gedaan om de aandacht voor het boek vast te houden. De houding van de meeste Nederlanders zal waarschijnlijk die zijn geweest als beschreven in De Misthoorn van 30 augustus 1941, in het stukje ‘De meneer en het boek’. In de tram zorgt een lezende man voor een nerveuze, gespannen sfeer: ‘Bij de volgende halte moest de meneer er uit! Gelukkig! Hij had zijn boek dichtgeklapt, maar nòg stond zijn eerste voet niet op de keien of in de tramkooi kwetterden de vijf die achterbleven als nijdige groene parkieten… giftten ze… om de lectuur-die-verboden-moest-zijn… om het boek waarvan ze alleen maar de titel kenden… om “Mein Kampf”… van Adolf Hitler.’ Overigens liep niet iedere doorgewinterde nationaal-socialist met Hitlers evangelie weg. nsb-leider Anton Mussert bijvoorbeeld, kreeg weliswaar het boek in luxe-uitvoering van Seyss-Inquart cadeau, maar ging er jarenlang prat op dat hij het nooit had gelezen.48
Hitlers dood en de afloop van de Tweede Wereldoorlog betekenden geenszins het einde van Mein Kampf. Na de oorlog kwam het boek in Nederland op de index van verboden werken te staan. In 1974 durfde voor het eerst een uitgever het aan een fotografische herdruk van Mijn Kamp op de markt te brengen. De firma Ridderhof liet drieduizend exemplaren drukken, waarvan er tweeduizend door België werden afgenomen. De publieke verontwaardiging was groot en de Nederlandse justitie reageerde vrijwel onmiddellijk door het restant van zo’n achthonderd stuks in beslag te nemen. Een jaar later werd uitgeverij Ridderhof veroordeeld tot een boete
van tweeduizend gulden wegens inbreuk op het auteursrecht. In dit geval beriep de Staat der Nederlanden zich op het geestelijk eigendom van de Nederlandse vertaling van Mein Kampf, maar het is nog maar de vraag of zij daarmee het recht aan haar zijde had. Sindsdien bleef het boek een steen des aanstoots. In 1982 was het opnieuw raak toen in België een herdruk te koop bleek, gemaakt van de uitgave van Ridderhof, maar nu voorzien van het signatuur ‘Europaboek’ op de titelpagina. Telkens wanneer er een exemplaar in een antiquariaat of op een boekenveiling wordt ‘ontdekt’, laait de discussie over het boek weer onverminderd op. Jarenlang werd het boek op die manier juist aantrekkelijk gemaakt en nam de mythevorming alleen maar toe. Nu er sinds jaren een goede en wetenschappelijk verantwoorde Engelse versie voorhanden is, de tekst in het Hebreeuws vertaald is en bovendien integraal op Internetsites te lezen staat, lijkt een verder verbod op de Nederlandse vertaling onzinnig. Het gevaar van het boek is geweken, de tekst is verworden tot een historisch document dat voor een ieder die de geschiedenis van het nationaalsocialisme wil bestuderen, open en bloot ter beschikking moet staan.
Foto’s, tenzij anders aangegeven, zijn afkomstig uit collectie-Gerard Groeneveld.
- +
- Gerard Groeneveld (1956) is boekhistoricus. Hij publiceerde een monografie over uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer en schreef diverse artikelen over het boekenvak in relatie tot het fascisme en het nationaal-socialisme. Volgend jaar mei verschijnt van hem Het bruine boek in Nederland 1921-1945.
- 1
- Hans Frank, Im Angesicht des Galgens. Deutung Hitlers und seiner Zeit auf Grund eigener Erlebnisse und Erkenntnisse. 2e Aufl. Neuhaus bei Schliersee 1955, p. 39.
- 2
- Karl Lange, Hitlers unbeachtete Maximen. Mein Kampf und die Öffentlichkeit. Stuttgart [enz.] 1968, p. 104 e.v.
- 3
- Werner Maser, Adolf Hitlers Mein Kampf. Geschichte, Auszüge, Kommentare. 7e dr. Esslingen 1983, p. 35.
- 4
- Idem, p. 36.
- 5
- Frank van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland 1930-1939. Een studie over de vorming van de publieke opinie. Groningen 1989, p. 316.
- 6
- Idem, p. 321.
- 7
- Idem, p. 330.
- 8
- Idem, p. 337.
- 9
- Bruinboek van de Hitler-terreur en den Rijksdagbrand, voorbereid door het wereld-comité voor de slachtoffers van het Hitler-fascisme. Inl. van Lord Marley en met een voorrede van G.W. Kernkamp. Amsterdam 1933, p. 198-199.
- 10
- Mein Kampf in Holland or Straight from the Horse’s Mouth. New York 1943.
- 11
- Brief George Kettmann Jr. aan jhr. C.G.S. Sandberg, 25 januari 1937. Doc I-882, map H, Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod).
- 12
- Bericht Mijn Kamp, p. 2,1 mei 1942. Doc ii-772, u28a, niod.
- 13
- Brief G. Kettmann Jr. aan J. Göbel, 28 april 1938. Doc ii-772, u37b, niod.
- 14
- Antwoord aan Göbel in kopie op brief Kettmann aan Göbel, 9 juni 1938. Doc ii-772, u37b, niod.
- 15
- Bericht Mijn Kamp, p. 1.
- 16
- Brief G. Kettmann Jr. aan J. Göbel, 9 juni 1938. Doc ii772, u37b, niod.
- 17
- Nieuwsblad voor den boekhandel, 105 (1938) 40 p.627.
- 18
- Berichr Mijn Kamp, p. 1.
- 19
- Brief G. Kettmann Jr. aan L. Timmer, 16 november 1938. Doc ii-772, u40c, niod.
- 20
- George Kettmann, Leven in tweespalt. Nagelaten geschriften van een nationaal-socialist. Ingeleid door Louis Ferron, bezorgd door Willem Huberts. Hilversum 1999 (Flanor-reeks, nr. 37), p. 56.
- 21
- S. Barends, Vive la muerte! Amsterdam 1938, p. 10.
- 22
- Brief G. Kettmann Jr. aan M. Roubos, eigenaar boekhandel De Driehoek te Bandoeng, ongedateerd. Doc ii-772, u28c, niod.
- 23
- Brief G. Kettmann Jr. aan firma Mensing & Visser, 16 maart 1939, Doc ii-772, u36a, niod.
- 24
- Kettmann, Leven in tweespalt, p. 57.
- 25
- Brief G. Kettmann Jr. aan B. Zijfers, 7 mei 1938. Doc ii-772, u36a, niod.
- 26
- Brief G. Kettmann Jr. aan de idil, 12 januari 1940. Doc ii-772, u33d, niod.
- 27
- Brief G. Ketrmann Jr. aan de idil, 25 januari 1940. Doc ii-772, u33d, niod.
- 28
- De Arbeider 5 (1940) 7.
- 29
- Volken Vaderland 7 (1939) 39, p. 5.
- 30
- Volk en Vaderland 9 (1941) 17, p. 3.
- 31
- Uitlatingen van boekhandelaren, ongedateerd, maar in ieder geval na mei 1940. Doc ii-772, u31a, niod.
- 32
- Brief Em. De Ceulener, Van Ditmar’s Boekenimport aan De Amsterdamsche Keurkamer, 14 december 1939, 7 januari 1940, 10 januari 1941 en brief G. Kettmann Jr. aan Van Ditmar’s Boekenimport, 18 januari 1941. Doc ii-772, u28a, niod.
- 33
- Brief Em. De Ceulener, Van Ditmar’s Boekenimport aan De Amsterdamsche Keurkamer, 24 mei 1941. Doc ii-772, u28a, niod.
- 34
- Brief J. Boomsma, Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij aan De Amsterdamsche Keurkamer, 2 november 1940. Doc ii-772, u30a, niod.
- 35
- Bericht Mijn Kamp, p. 1-3.
- 36
- Kettmann, Leven in tweespalt, p. 203.
- 37
- Vetklating inzake De Amsterdamsche Keurkamer en Steven Barends, 27 november 1941. Doc ii-772, u25c, niod.
- 38
- Idem.
- 39
- Truus Pfann wilde zich later eveneens in de poëzie laten gelden. Zo publiceerde zij onder het pseudoniem Karin Moen een handvol gedichten in nationaal-socialistische trant in De Schouw, maandblad voor de Nederlandsche Kultuurkamer, en in het literaire tijdschrift Groot-Nederland, dat sinds juli 1943 onder invloed van een groep ss-dichters kwam te staan. Zie: Frank van den Bogaard, Een stoottroep in de letteren. ‘Groot-Nederland’, de ssen de Nederlandse literatuur (1942-1944). ‘s-Gravenhage 1987.
- 40
- Brief Steven Batends aan De Amsterdamsche Keurkamer, 16 november 1943. Doc ii-772, u25c, niod.
- 41
- Kettmann zelf noemde in Leven in tweespalt (p. 149) een totaal van 120 000 exemplaren, exclusief de Vlaamse Volksuitgave.
- 42
- Kettmann, Leven in tweespalt, p. 201.
- 43
- Idem, p. 149.
- 44
- Brief De Boekenschouw aan De Amsterdamsche Keurkamer, 2 september 1942. Doc ii-772, u27a, niod.
- 45
- Brief G. Kettmann Jr. aan M. Roubos, boekhandel De Driehoek te Bandoeng, 21 maart 1940. Doc ii-7772, u41c en brief Gsellius aan De Amsterdamsche Keurkamer, 9 september 1944. Doc ii-772, u41c, niod.
- 46
- Zie verkoopoverzichten van vertegenwoordigers. Doc ii-772, u34c, niod, en bestellingen Mijn Kamp die via boekbinderij Gebr. Kusters aan klanten weiden geleverd in cabr-dossier G. Kettmann Jr., Ministerie van Justitie.
- 47
- H.W. van Etten, De Nederlandsche ss, [onuitgegeven typoscript], p. 51-52. Doc i, H.W. van Etten, niod.
- 48
- Jan Meyets, Mussert. Een politiek leven. Amstetdam 1984, p. 63.