Marco Entrop+
De nieuwe geest uit het Oosten
Een politiek-literair misverstand
Ergens in de derde week van december 1944 ontving Willem Elsschot een briefkaart van zijn vroegere compagnon in reclamezaken, Lodewijk de Haas. De op de veertiende van die maand gedateerde en in Engeland geposte kaart was vanuit Antwerpen doorgestuurd naar Brussel, waar Elsschot logeerde bij zijn dochter Adèle, haar man Georges Kelner en kleinzoon ‘Tsjip’. Van De Haas had Elsschot in geen jaren iets vernomen. De afzender had hem dan ook opmerkelijk nieuws te melden en viel daarom meteen met de deur in huis. In de Londense Vrij Nederland – niet te verwarren met het gelijknamige ondergrondse strijdschrift dat tijdens de bezetting in Nederland verscheen1 – was Elsschot door iemand ‘die zich M.v.B. noemt’, beschuldigd van ‘Nazi-gezindheid en Anglophobie’. De Haas had op het punt gestaan in de pen te klimmen om Elsschot te verdedigen, maar wilde dit niet doen zonder overleg.
Hij beloofde hem het knipsel te sturen, zodra het van overheidswege weer was toegestaan per brief te corresponderen.2
Achter de initialen M.v.B. ging dr. Marcus van Blankenstein schuil, de hoofdredacteur van Vrij Nederland. In het nummer van 9 december 1944 had hij een vinnig commentaar gewijd aan Tsjip en De leeuwentemmer. Dit boek van Elsschot was in New York in exil uitgegeven door Querido, met een inleiding door Marnix Gijsen, en had via de vrije kanalen van de geallieerden de redactieburelen van Vrij Nederland in Londen bereikt.
kwaad
Een boekbespreking was het niet. Van Blankenstein ging niet inhoudelijk in op het verhaal, velde geen literair oordeel, liet Tsjip zelfs geheel buiten zijn beschouwing. In een tweekoloms artikel onder de kop ‘Een zonderlinge keus’ sprak
hij slechts zijn verbijstering uit over deze uitgave. Het was hem een raadsel waarom Gijsen uit de gehele Vlaamse literatuur uitgerekend dit boek had uitgezocht, dat besluit ‘met een onverholen partijkiezen voor Duitschland en het nationaal-socialisme’. Om zijn bewering te staven, citeerde hij buiten hun context enkele regels uit de twee laatste alinea’s van De leeuwentemmer. Het betrof hier onverhulde ‘pro-Hitleriaansche, anti-Engelsche ontboezemingen,’ volgens een oprecht verontwaardigde Van Blankenstein.
‘Je bent precies op tijd weer thuis want de verhongerde wolf is uit het woud gebroken en loopt het land af,’ schreef Van Blankenstein over. De zinnen waarin in zijn ogen het kwaad school, liet hij cursief zetten: ‘Wat de andere sekten doen is hier niet bekend, doch de Christenheid zendt hare beste gebeden ten Hemel en onze Paus wordt voortdurend buiten gebracht en dan weer binnengedragen. Maar hoog boven al dat gemompel uit, doet het Gouden Kalf, op zijn rots in de Noordzee, den hoorn schallen en roept zijn aandeelhouders ten strijde op…’ En, ging Van Blankenstein verder met citeren en cursiveren: ‘als het wraakroepend geweld, dat over Europa ontketend is, bedaren zal, als de strijd tusschen honger en overvloed zal uitgestreden zijn, als de bidders zullen zwijgen en de schaamte ontluiken zal, dan, zegt men, zal ons uit het Oosten een nieuwe geest tegenwaaien, de lang verbeide geest van begrijpen en verbroedering’.
Volgens Van Blankenstein kon er geen misverstand over bestaan: met die nieuwe geest uit het Oosten bedoelde Elsschot het nationaal-socialisme. Hij nam het inleider Marnix Gijsen bijzonder kwalijk dat deze tekst met zijn instemming in druk was verschenen. Hij moest toch begrepen hebben wat Elsschot hier allemaal schreef? Gijsen was zich echter van geen kwaad bewust. En Elsschot zelf? In het openbaar heeft hij nooit op deze aantijging gereageerd. Naar alle waarschijnlijkheid formuleerde Elsschot wel een weerwoord in zijn antwoordbrief aan Lodewijk de Haas, maar die brief is tot op heden niet teruggevonden.3
Raadsel
In mei 1943 hadden de Brusselse uitgeverij Manteau en Elsschots Nederlandse uitgever Van Kampen samen een zogenaamde ‘Volksuitgave’ uitgebracht van Tsjip in combinatie met De leeuwentemmer, bestemd voor de Vlaamse markt en in een uitzonderlijk hoge oplage van vijfendertigduizend exemplaren. Nog geen jaar later had Van Kampen, nu alleen, opnieuw een druk van dit boek opgelegd. Beide uitgaven verschenen in overleg met de auteur.
Het initiatief Tsjip en De leeuwentemmer samen in één band in Amerika uit te geven, was daarentegen buiten Elsschot om genomen. In een brief aan Bob van Kampen van 10 september 1945 zou Elsschot bevestigen dat hij in deze exil-uitgave niet was gekend. Zijn uitgever had hem geschreven dat Jan Albert Goris (Marnix Gijsen) namens Elsschot als intermediair was opgetreden bij de totstandkoming ervan. ‘Ik had aan niemand eenige opdracht gegeven,’ antwoordde Elsschot, ‘ook niet aan den heer Goris. Hoe men er in Amerika toe gekomen is een van mijn boeken uit te geven zonder mijne noch Uwe toestemming, is mij een raadsel. Het was mij trou-
wens onmogelijk van hier uit gedurende de bezettingsperiode met Amerika te correspondeeren, zooals u trouwens best weet.’4 Onder de bewaard gebleven uitgeefovereenkomst van Tsjip en De leeuwentemmer staat niettemin de handtekening van Goris, ‘optredende als vertrouwensman van den Heer André [sic!] de Ridder (schrijversnaam Willem Elsschot)’, die op 20 februari 1944 aan Querido in New York ‘het recht van uitgave van één druk van ongeveer 2000 exemplaren van het boek’ had verleend.5
Querido, inc.
Gijsen mocht dan de uitgave contractueel hebben bekrachtigd en het boek ingeleid, Tsjip en De leeuwentemmer verscheen in New York dankzij de inspanningen van Jan Greshoff. Gijsen heeft hem althans hiervoor later alle credits gegeven.6
Begin oktober 1942 arriveerde Greshoff vanuit Kaapstad in New York om er een ambtelijke functie te aanvaarden bij The Netherlands Information Bureau en mee te werken aan de programma’s van de Vrije Nederlandsche Omroep. Later dat jaar raakte hij betrokken bij de plannen van Fritz Landshoff, de oprichter van Querido Verlag in Amsterdam en sinds januari 1941 emigrant in New York, een uitgeverij te beginnen. Querido, Inc. wilde niet alleen de naar Amerika geëmigreerde Nederlandse auteurs bedienen, maar ook een fonds opbouwen van Nederlandstalige literatuur, bestemd voor Nederlandse lezers in de vrije wereld. Onder leiding van Landshoff en de eveneens naar de Verenigde Staten gevluchte Nederlandse uitgever Marinus Warendorf – van Van Holkema & Warendorf – ging Querido, Inc. nauw samenwerken met The Netherlands Information Bureau en The Belgian Information Center, ook gevestigd in New York, waarover Marnix Gijsen de directie voerde. Greshoff nam plaats in het bestuur van de nieuwe uitgeverij.
De uitgeefplannen van Querido, Inc. werden concreet in de zomer van 1943. Het New-Yorkse magazine Knickerbocker Weekly berichtte in het nummer van 7 juni over de oprichting van de uitgeversmaatschappij van Landshoff en Warendorf en kon alvast een paar aanbiedingen melden. Voor de komende maanden stonden drie Nederlandse romans op stapel: Een spel der natuur van Arthur van Schendel, Tsjip en De leeuwentemmer van Willem Elsschot en De sneeuwbal van Simon Koster. Verder werd er letterkundig werk in het vooruitzicht gesteld van Johan Fabricius, Jan Greshoff
en Dola de Jong en een boek over de luchtvaart in oorlogstijd van de vliegenier en schrijver A. Viruly. Daarnaast zouden er diverse bloemlezingen uit Nederlandse poëzie en proza verschijnen, alle in Engelse vertaling. De nieuwe uitgeverij richtte zich niet uitsluitend op literatuur. Op de fondslijst kwamen ook enkele Engelstalige non-fictieboeken voor, zoals een lijvige congresbundel met bijdragen van Nederlandse wetenschappers (The contribution of Holland to the sciences) en een bewerking van de eerste twee delen van Loe de Jongs geschiedschrijving Je maintiendrai (The lion rampant). In de tweede helft van ’44 kondigde Querido, Inc. bovendien aan jeugdboeken te gaan uitgeven. Het ging daarbij in de eerste plaats om herdrukken van eerder bij Van Holkema & Warendorf verschenen titels. Maar dit voornemen is uiteindelijk niet uitgevoerd.7 Querido New York staakte zijn activiteiten in 1947.
Primeur
Hoewel de uitgevers voortvarend van start gingen, kwamen zij er gaandeweg niet onderuit hun plannen bij te stellen. Zo verscheen het aangekondigde boek van Dola de Jong (En de akker is de wereld) pas na de oorlog, bij Querido’s Uitgeversmaatschappij in Amsterdam. Het aantal Engelstalige bloemlezingen bleef beperkt tot één, zij het een zeer volumineuze: het door Greshoff samengestelde en bezorgde Harvest of the Lowlands, waarin ook een vertaling was opgenomen van het eerste hoofdstuk van De leeuwentemmer.8 Wel kwam er na de Bevrijding nog In de verstrooiing uit. Hierin waren door Greshoff verhalen, prozafragmenten en gedichten verzameld van Nederlandse auteurs die tijdens de oorlog buiten het bezette gebied in vrijheid hadden kunnen werken.9 Maar voor het overige hield Querido, Inc. zich keurig aan zijn beloften.
Al kwamen de boeken met de nodige vertraging van de persen, de uitgever zag toch kans vrijwel iedere maand een nieuwe uitgave te presenteren. Achtereenvolgens verschenen Een spel der natuur (december 1943), De sneeuwbal (januari 1944), Tsjip en De leeuwentemmer (maart 1944), Het spel der spelen van Greshoff (april 1944), Verrassende ontmoetingen van Viruly (mei 1944) en Nacht over Java van Fabricius (juni 1944). Ging het bij het boek van Van Schendel nog om een herdruk – Meulenhoff had deze roman in 1942 uitgegeven -, met De sneeuwbal zorgde Querido, Inc. voor een primeur. Het was voor het eerst dat er in de Verenigde Staten een roman in de Nederlandse taal verscheen die geen herdruk was van een elders reeds eerder verschenen uitgave. Greshoff bundelde in Het spel der spelen enige ‘Causerieën over het Boek’. Voor Viruly betekende de New-Yorkse uitgave alweer de derde (herziene en aangevulde) druk van zijn verhalenbundel uit 1940. Fabricius voegde met zijn roman Nacht over Java wel weer een oorspronkelijk werk aan dit rijtje toe. Hoewel deze boeken – een herdruk van recent werk, afgewisseld door een eerste publicatie – niet expliciet als serie werden gepresenteerd, oogden ze wel als een reeks. Alle zes hadden eenzelfde formaat (14 × 21 cm) en uitvoering, en waren voorzien van een bandtekening en een stofomslag van de hand van de kunstenaar Gerard Hordijk.10 Op de achterzijde prijkte telkens een foto van de auteur, vergezeld van een beknopt bio- en bibliogra-
fisch overzicht. Ook de verkoopprijs was (nagenoeg) uniform. De boeken van Van Schendel, Koster en Elsschot kostten $ 2.50, de overige drie waren 25 dollarcent duurder. Tegelijk met het verschijnen van Nacht over Java zette Querido, Inc. de zes titels bij elkaar in een eenvoudige prospectus. Blijkens de advertenties die zij plaatste, beschikte de uitgeverij over een zeer uitgebreid netwerk van vertegenwoordigende boekhandels, voornamelijk op het westelijk maar ook op sommige delen van het oostelijk halfrond.11
Walter en Willem
Tsjip en De leeuwentemmer – Roman in 2 episoden verscheen dus in maart 1944 bij Querido in New York. Op de titelpagina staat echter het jaartal 1943. Ook de inleiding door Marnix Gijsen dateert uit dat jaar, uit september 1943 om precies te zijn. Het is niet meer te achterhalen waarom Greshoff juist deze twee boeken van Elsschot heeft uitgekozen. Maar het staat vast dat de uitgave volkomen paste in het ‘beleid’ van Querido, Inc. om herdrukken van recente werken uit te geven. Van Tsjip was in 1942 (bij P.N. van Kampen en Zoon nv) de derde druk uitgekomen. De leeuwentemmer was voor het eerst in boekvorm verschenen in oktober 1940. De vraag is of Greshoff daarvan op de hoogte is geweest. Als redactiesecretaris van Groot Nederland wist hij uiteraard wel dat Elsschot dit vervolg op Tsjip in het blad had voorgepubliceerd. Gijsen verwijst in zijn inleiding alleen naar de tijdschrift-publicatie.12 Wisten zij dan ook niets af van het bestaan van Tsjip, gevolgd door De leeuwentemmer, de volksuitgave die Manteau en Van Kampen samen in mei 1943 hadden uitgegeven? Bij de boeken van Van Schendel en Viruly werd keurig verantwoord dat het om een herdruk ging, bij Elsschot niet. Maar er is meer met deze editie aan de hand.
Voor de tekst van Tsjip is vrijwel zeker gebruikgemaakt van de eerste druk uit 1934, zonder het nawoord ‘Achter de schermen’, dat Elsschot in iedere volgende druk liet opnemen. Het ontbreekt in de Querido-uitgave. Uit collatie blijkt dat De leeuwentemmer is gezet naar de voorpublicatie in Groot Nederland, met één klein en één groot verschil, een paar zetfoutjes daargelaten. Ten eerste is de opdracht aan de psychiater Andries Kaas weggelaten en ten tweede is overal waar in de tekst de naam Walter voorkwam, deze vervangen door die van Willem.
Greshoff onderkende bij het samenvoegen van beide boeken een probleem. De leeuwentemmer was oorspronkelijk geschreven in de vorm van een reeks brieven van Elsschot aan zijn zoon Walter. In Tsjip komt Walter niet voor, wel zijn jongere broer Willem, die in dat boek bevriend is met de antagonist van het verhaal, de Poolse student Bennek. Ter wille van de congruentie heeft Greshoff dus gemeend Walter te moeten veranderen in Willem.13 De lezer zou anders niets begrijpen van een zin als op bladzijde 167, waar Elsschot schrijft dat Bennek, denkend aan zijn oude studievriend, hem met ‘een paar hartelijke woorden’ bedeelt. Dat kon dan niet Walter zijn. Toch zal de oplettende lezer op bladzijde 210 even de wenkbrauwen hebben opgetrokken. Hoe nauwkeurig de zetter ook te werk was gegaan om de naamswijziging uit te voeren, op die pagina zag hij, en na hem de corrector, één ‘Walter’ over het hoofd. En die is dan ook in de tekst blijven staan.
In de volksuitgave van Tsjip en De leeuwentemmer uit 1943, evenals in de daaropvolgende druk uit 1944, komen Willem (in Tsjip) en Walter (in De leeuwentemmer) wel gebroederlijk naast elkaar voor. Pas in de druk die in 1952 bij Van Kampen en Zoon
verscheen, is overal waar in de tekst Walter voorkomt, zijn naam veranderd in Willem. Vreemd genoeg heeft Elsschot naar aanleiding van het verschijnen van het Verzameld werk die wijziging teruggedraaid. Op 10 januari 1957 schreef hij aan Van Kampen dat hij in de proeven de naam Willem had vervangen door Walter. Sindsdien maakt Walter dus ook zijn opwachting in Tsjip.14
Gat in de markt
Zoals gezegd leidde Marnix Gijsen de Elsschot-uitgave van Querido, Inc. in. Daarbij leunde hij zwaar op een hoofdstuk uit zijn studie De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830. Hele passages uit het hierin aan Elsschot gewijde stuk nam hij gewoon in zijn inleiding over, ongeveer een kwart van de tekst.15 Het fotoportret van Elsschot op de achterzijde van het stofomslag, halverwege de jaren dertig gemaakt door Photo-Studio Pierre Dom in Antwerpen, werd gereproduceerd uit de Winkler Prins-encyclopedie. Aan het lemma over Elsschot werd bovendien enige informatie ontleend ten behoeve van de flaptekst.16 Het tekent een beetje de situatie waaronder de New-Yorkse editie van Tsjip en De leeuwentemmer tot stand is gekomen: het boek werd in elkaar gezet met wat men voorhanden had in de eigen bibliotheek.
Querido, Inc. voerde een actief promotiebeleid voor zijn uitgaven. Bijna overal waar zich in de niet-bezette landen Nederlands-sprekenden, bevonden – in ballingschap, vluchteling, emigrant of anderszins – bestond er wel een periodiek dat de Nederlandse gemeenschap aldaar informeerde over het wel en wee in het vaderland en de koloniën, over de leden van het Koninklijk Huis en over de stand van zaken aan het oorlogsfront. In dat soort bladen plaatste Querido, Inc. regelmatig advertenties en stuurde men recensie-exemplaren naar de redactie. Zo kon het gebeuren dat er in de meest exotische landen ineens een stuk over Willem Elsschot verscheen. Onder landgenoten in den vreemde leefde ook een sterke behoefte aan Nederlandse cultuur in het algemeen en aan goede Nederlandse boeken in het bijzonder. ‘Voor velen vormde deze lectuur vrijwel de eenige band met een gelukkiger verleden,’ zoals Adriaan van der Veen destijds constateerde.17 Nieuwe Nederlandse boeken waren toen sowieso al een unicum. Op dat punt sprong Querido dus in een gat in de markt, iets wat de uitgeverij veel free publicity opleverde.
Een echt mensch
Alle uitgaven van Querido, en dus ook het boek van Elsschot, konden rekenen op gulle besprekingen. Zo wijdde Oranje, het in Melbourne (Australië) uitgegeven ‘Tijdschrift voor de Nederlandsche en Nederlandsch-Indische gemeenschap in den Zuid-Pacific’, in het nummer van 28 juli 1944 een hele pagina – ‘Fraai boek der oude garde’ – aan Tsjip en De leeuwentemmer. Christiaan van Balen Jr., redacteur annex uitgever van het in Buenos Aires verschijnende Nederland. Weekblad voor Nederlanders in Latijnsch Amerika, besprak Elsschot op 7 juni 1944. Ook de literaire tijdschriften letten speciaal op boeken in de moedertaal die buiten Nederland uitgegeven werden. In april 1944 verscheen een bespreking van de eerste drie boeken
van Querido in De Stoep, een ‘Nederlands periodiek’ uit het Curaçaose Willemstad. Tsjip en De leeuwentemmer werd in dit enige letterkundige tijdschrift op vrij Nederlands gebied door Hendrik de Wit vergeleken met ‘een garve veldbloemen, die geplukt en opgeheven vol kleurentinteling en geur bedwelmen’ – zelden is bloemrijke taal door iemand zo letterlijk gebezigd. Ook een maandblad als Band, dat de ondertitel ‘Tijdschrift voor Vlaamsch Kultuurleven’ voerde, volgde vanuit Leopoldstad in Belgisch-Congo de Nederlandse literatuur op de voet. Erik van Bever (pseudoniem van hoofdredacteur H.A.A. Cornelis) besprak in de loop van 1944 vijf van de zes boeken van Querido, Inc. in zijn rubriek ‘Van boeken en tijdschriften’, waaronder in juni Tsjip en De leeuwentemmer.
Paul Bromberg, later zelf Querido-auteur, deed hetzelfde voor Knickerbocker Weekly. Op 3 april 1944 stak hij de loftrompet over Elsschot: ‘Zijn boek eindigt met de verwachting van een betere wereld. Maar Elsschot is geen van de aarde losgeraakte idealist die van een betere wereld droomt in de luchtijle stratosfeer van zijn denken; hij is geen schijnheilige boetedoener, geen vies-van-alles kwasi-aestheet, maar een echt mensch’. Dat was een volkomen ander geluid dan Marcus van Blankenstein acht maanden later zou laten horen, toen hij in Vrij Nederland opmerkte dat dit boek ‘met een onverholen partijkiezen voor Duitschland en het nationaal-socialisme eindigt’. Het was alsof Bromberg en Van Blankenstein allebei een ander boek hadden gelezen.
Saloncommunist
Gijsen in New York reageerde na het lezen van Van Blankensteins kritiek vrijwel onmiddellijk met een brief, die helaas niet is overgeleverd.18 Die brief moet nogal timide van toon zijn geweest, want uit het artikel dat Van Blankenstein publiceerde in Vrij Nederland van 27 januari 1945, valt niet alleen het een en ander van de inhoud van Gijsens reactie op te maken, maar is ook iets van de onzekerheid te proeven in de manier waarop hij Elsschot probeerde te verdedigen. Het was een wat merkwaardig stuk dat Van Blankenstein onder de kop ‘Een politiek-literair misverstand’ in de rubriek Heinde en verre liet afdrukken.19 Niet in de laatste plaats omdat de brief van Gijsen hem zijn oordeel over Elsschot – door Van Blankenstein consequent ‘Van Elsschot’ genoemd – volledig had doen herzien.
Van Blankensteins ommezwaai was des te opmerkelijk, omdat hij zich door Gijsen volledig had laten overtuigen, terwijl Gijsen zelf door de opmerkingen van Van Blankenstein duidelijk minder zeker was van zijn zaak. Gijsen had in zijn brief kennelijk voorgesteld eerst Elsschot zelf over de omstreden passages te raadplegen en hem vooralsnog het voordeel van de twijfel te gunnen. Voor Van Blankenstein hoefde dat helemaal niet meer, nadat Gijsen enkele wapenfeiten van Elsschot had opgesomd. Te weten: zijn moedige gedicht over Marinus van der Lubbe (geweigerd door Forum) en zijn onberispelijke gedrag tijdens de oorlog. ‘Zijn naam komt niet voor op de lijst van de leden der Vlaamsche Vereeniging voor Letterkundigen die, omwille van hun houding, uitgesloten of “in onderzoek” zijn.’ Elsschot, citeerde Van
Blankenstein Gijsen, was fel anti-Duits en beleed ‘in oogenblikken van opwinding, een soort salon-communisme’. Met de nieuwe geest uit het Oosten, de beeldspraak waarover Van Blankenstein zo onthutst was geweest, bedoelde Elsschot volgens Gijsen veeleer het communisme dan het nazisme.
De term ‘salon-communisme’ hield voor Van Blankenstein het verlossende woord in. Hij was onmiddellijk ‘om’. ‘Dan past alles voortreffelijk,’ stelde hij op-
gelucht vast. Waarna hij omstandig begon uit te leggen dat de communisten in de maanden voor het uitbreken van de oorlog fel ‘anti-geallieerd, anti-Engelsch in het bijzonder’ waren. ‘Vooral ook anti-kapitalistisch.’ Pas na 22 juni 1941, toen Hitler Rusland overrompelde, bevrijdden de communisten zich ‘uit hun valsche positie’. En aangezien Elsschot De leeuwentemmer in de maanden voor mei 1940 geschreven had, oordeelde Van Blankenstein zijn stemming volkomen verklaarbaar.20 ‘Wij vinden de keuze niet meer vreemd, wat het politieke in het boek betreft […]. Nazi’s en communisten hebben een tijdje zoo gelijkende kreten aangeheven, dat wij ons willen haasten het – te vergeten.’ En zo werd een politiek-literair misverstand op simpele wijze uit de wereld geholpen. Er moet aan de overkant van de oceaan een zucht van verlichting zijn geslaakt.
Mof
Wat Van Blankenstein niet wist, en ook niet weten kón, was dat de redactie van Groot Nederland op eigen gezag de kopij van De leeuwentemmer eerst had opgeschoond alvorens het verhaal te publiceren – zoals elders in dit nummer van De Parelduiker door Wieneke ’t Hoen wordt aangetoond.21 Door deze ingreep werd dus als vanzelf ook de latere Querido-uitgave aan dergelijke censuur onderworpen. De Duitsers onwelgevallige woorden als ‘mof’, ‘jodin’ en soms zelfs hele zinnen werden geschrapt, uit vrees de bezetter tegen de haren in te strijken en daardoor een verschijningsverbod te riskeren. Groot Nederland maakte van Elsschot een deutschfreundlicher auteur dan hij in werkelijkheid was. Dat het maandblad zelf vanaf 1943 een nationaal-socialistische koers zou gaan varen, is weer een ander verhaal.
- +
- Marco Entrop (1956) is neerlandicus en redacteur van De Parelduiker.
- 1
- ‘Het Londense Vrij Nederland’, in: Elisabeth van Blankenstein, Dr. M. van Blankenstein. Een Nederlands dagblad-diplomaat 1880-1964 Den Haag 1999), p . 253-262.
- 2
- Briefkaart Lodewijk de Haas aan Alfons De Ridder, d.d. 14 december 1944, in: Willem Elsschot, Brieven. Verzameld en toeggelicht door Vic van de Reijt, met medewerking van Lidewijde Paris (Amsterdam 1993, p. 556-557.
- 3
- ‘Ik ontving indertijd je brief van 7 maart [1945]. Inderdaad wist ik heel goed waar ik mij aan te houden had omtrent je gevoelens tegenover die rot-Nazis, maar daar ging ’t niet om. De kwestie was, dat iemand uit ’n paar regels in De Leeuwentemmer genoeg gif gedistilleerd had om je in V.N. aan te vallen en ik zou daar graag op geantwoord hebben.’ Brief Lodewijk de Haas aan Alfons De Ridder, d.d. 10 mei 1945, in: idem, p. 567.
- 4
- Brief Alfons De Ridder aan Bob van Kampen, d.d. 10 september 1945. Met dank aan Wieneke ’t Hoen.
- 5
- Kopie van de uitgeefovereenkomst in het bezit van het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis, Den Haag. Met dank aan Peter de Bruijn. Van Tsjip en De leeuwentemmer werden er tot 1 mei 1945 ongeveer 1500 exemplaren verkocht. Aan royalties werd daarvoor $ 348,75 betaald. Brief Bob van Kampen aan Alfons De Ridder, d.d. 1 augustus 1945, op. cit. (noot 4).
- 6
- ‘Door zijn toedoen, verscheen “Tsjip en de leeuwentemmer” van Elsschot, te New York in een keurige uitgave.’ Marnix Gijsen, ‘Greshoff en de Zuid-Nederlandsche letterkunde’, in: Standpunte. Onafhanklike kwartaalblad vir literatuur en kuns, jg. 4, nr. 1, januari 1949, p. 37.
- 7
- Een opsomming van de te verschijnen jeugdliteratuur geeft Nederland. Weekblad voor de Nederlanders in Latijnsch Amerika, jrg. 24, nr. 1, 7 juni 1944, p, 29.
- 8
- Willem Elsschot, ‘The little boy’ [vertaald door Jo Mayo], in: Harvest of the Lowlands. An anthology in English translation of creative writing in the Dutch language with a historical survey of the literary development, compiled and edited by J. Greshoff New York 1945), p. 263-275.
- 9
- Jan Greshoff [red.], In de verstrooiing. Een verzameling letterkundige bijdragen van schrijvers buiten Nederland 1940-10 mei-1945 (New York 1945).
- 10
- De Nederlandse beeldend kunstenaar Gerard Hordijk (1899-1958) volgde de kunstacademie in Den Haag en studeerde ook enige tijd aan de Ecole de Paris. Hij woonde en werkte onder meer in Zuid-Spanje (Gibraltar), Bretagne en Londen, en van 1935 tot 1940 afwisselend in Amsterdam, Parijs (waar hij Piet Mondriaan leerde kennen) en Zuid-Frankrijk. In 1940 verhuisde Hordijk met zijn gezin naar New York. Vanwege zijn specialisme – muurschilderingen – werd hij in 1941 gevraagd een wandschildering te ontwerpen en uit te voeren in het gebouw van The Netherlands Information Bureau in New York. Mogelijk is uit dit contact het verzoek van Querido, Inc. voortgekomen hem de boekomslagen te laten verzorgen. Gegevens ontleend aan Elvira Mulhern, ‘Pinning to canvas the evanescant moment’, in: Knickerbocker Weekly, jg. 4, nr. 6, 3 april 1944, p. 18-21.
- 11
- Via advertenties in Knickerbocker Weekly en Vrij Nederland liet Querido, Inc. regelmatig weten waar en in welke boekhandels zijn uitgaven allemaal verkrijgbaar waren: vs, Canada, Argentinië, Brazilië, Mexico, Venezuela, Chili, Peru, Engeland, Curaçao, Suriname, Australië, Zuid-Afrika, Colombia en Cuba.
- 12
- Marnix Gijsen, ‘Inleiding’, in: Willem Elsschot, Tsjip en De leeuwentemmer. Roman in 2 episoden (New York 1943), p. 14. Het eerste hoofdstuk van De leeuwentemmer verscheen onder de titel ‘Jantje’ in Groot Nederland van mei 1939, p. 417-432; de hoofdstukken ii t/m v in augustus 1940, p. 690-706; de hoofdstukken vi t/m xvi in september 1940, p. 760-788.
- 13
- De redactie van Elsschot, Brieven, p. 542, veronderstelt dat de naamswijziging is gepleegd omdat ‘Walter’ te Duits klonk, wat onzin is. In Amerika is Walter een veel voorkomende voornaam.
- 14
- Brief Alfons De Ridder aan Bob van Kampen, d.d. 10 januari 1957, op. cit. (noot 4). Ida De Ridder schrijft over deze kwestie in Willem Elsschot, mijn vader (Amsterdam 1994), p. 99: ‘De eerste brief aan Walter in De leeuwentemmer schreef vader hem in juli 1921 […]. Elsschot vroeg aan zijn oudste zoon of hij die brief nog bezat en of hij hem mocht lezen, zonder verdere uitleg te geven. Des te groter was de verrassing toen het boek verscheen. In de eerste uitgave van Tsjip heet de studerende zoon waarheidsgetrouw Willem. Na het verschijnen van De leeuwentemmer werd in Tsjip de naam Willem veranderd in Walter ter wille van de lezer. Elsschot had het ook andersom kunnen doen, maar die brief was gericht aan Waltet en dat moest zo blijven’.
- 15
- Marnix Gijsen, ‘Van Heimatliteratuur tot litterait cynisme’, in: De literatuur in Zuid-Nederland sedert 1830 [Brussel 1940], p. 92-95. Overigens was dit hoofdstuk onder de titel ‘De literatuur in Zuid-Nederland’ al eerder verschenen in W.L.M.E. van Leeuwen [red.], Dichterschap en werkelijkheid. Geillustreerde literatuurgeschiedenis van Noord- en Zuid-Nederland en Zuid-Afrika (Utrecht 1938), p. 326-328. Gijsen heeft echter niet de moeite genomen zijn tekst te actualiseren.
- 16
- Winkler Prins Algemeene encyclopedie, vijfde geheel nieuwe druk onder hoofdredactie van prof dr. J. de Vries (Amsterdam 1932-1938). Het lemma over Elsschot staat in deel 14 (1937).
- 17
- Adriaan van der Veen, ‘Inleiding’, in: Greshoff, op. cit. (noot 9), p. 8.
- 18
- Vriendelijke mededeling van dr. Elisabeth van Blankenstein, kleindochter van Marcus van Blankenstein, d.d. 17 augustus 2001.
- 19
- Blijkbaar is de redactie van Elsschot, Brieven deze tweede reactie van Van Blankenstein op Tsjip en De leeuwentemmer ontgaan. In een annotatie op bladzijde 557 haalt zij alleen zijn artikel aan uit Vrij Nederland van 9 december 1944.
- 20
- In Groot Nederland wordt als datum van voltooiing gegeven: 15 december 1939.
- 21
- Zie p. 68-83. Overigens heeft Greshoff geen aandeel gehad in deze redactionele manoeuvre. Sinds zijn vertrek naar Zuid-Afrika in mei 1939 had hij geen directe bemoeienis meer met Groot Nederland. Zijn functie van redactiesecretaris werd waargenomen door Arthur van Rantwijk, die vanaf dat moment samen met Simon Vestdijk en Jan van Nijlen de redactie van het tijdschrift vormde.