Peter-Paul de Baar
Theo Thijssen en het Esperanto
Schrijver, schoolmeester en socialist Theo Thijssen koesterde een warme belangstelling voor het Esperanto. Aan deze ‘internationale hulptaal’, die de volkeren nader tot elkaar moest brengen, en aan de idealistische beweging die het Esperanto tot op de dag van vandaag propageert, wijdt het Theo Thijssen Museum een bescheiden maar charmante tentoonstelling. Naar aanleiding van deze expositie is bovendien het initiatief genomen om Thijssens beroemdste roman, Kees de jongen, gedeeltelijk in het Esperanto te vertalen. Een eerste fragment hieruit – de befaamde passage over de zwembadpas – zal bij de opening van de expositie worden gepresenteerd.
Theo Thijssen was voor de Tweede Wereldoorlog bepaald niet de enige Nederlander die veel verwachtte van het Esperanto. Als deze makkelijk te leren kunsttaal maar eenmaal voldoende verbreiding kreeg, zouden mensen uit verschillende landen elkaar beter gaan begrijpen en stond niets de wereldvrede meer in de weg, zo was de overtuiging. Het internationale broederschapsideaal van de esperantisten viel vooral bij socialisten in goede aarde, zoals bij Nederlandse kopstukken als Willem Drees en Henri Polak. Thijssen was aan het nut van Esperanto gaan geloven door zijn ervaringen op internationale onderwijzerscongressen, die hij vanaf de jaren twintig bezocht. Met al dat getolk ging immers onnodig veel tijd verloren.
Als sociaal-democratisch gemeenteraadslid in Amsterdam stelde Thijssen in maart 1940 voor een straat te vernoemen naar L.L. Zamenhof, de Poolse oogarts die in 1887 het Esperanto bedacht. Die straatnaam zou er na de oorlog inderdaad komen, net als trouwens, in 1947, een vertaling in het Esperanto van een van Theo Thijssens romans: Het taaie ongerief (La nevenkebla gêno).
Na de oorlog werd het Engels – de taal van de Amerikaanse en Canadese bevrijders – als vanzelf de wereldtaal bij uitstek. En zo begon er de klad te komen in het ideaal van de esperantisten, die er bovendien steeds minder van overtuigd raakten dat het beter verstaan van elkaar ook zou leiden tot meer begrip en minder oorlog. Niettemin telt Nederland nog altijd een paar duizend enthousiaste esperantisten. Voor hen – maar niet alleen voor hen – is de tentoonstelling een absolute must.
De expositie wordt geopend op 2 oktober 1999 en is nog te zien tot 1 mei 2000 in het Theo Thijssen Museum, Eerste Leliedwarsstraat 16 in Amsterdam (tel. 020-4207119), wekelijks geopend op donderdag tot en met zondag van 12 tot 17 uur. De toegang bedraagt f 2,50.