Veel portretten in dit nummer dat daarom deels in kleur verschijnt. Ter Braak in Berlijn: een confrontatie op doek tussen Menno ter Braak en Kurt Tucholsky. Verder twee artikelen over J.A. dèr Mouw, één over het schooldrama in Doetinchem en één over Dèr Mouw en twee jongere dichters onder zijn hoede, Vic van Vriesland en Pom Nijhoff. Dan een opgedoken schilderijtje van de verdienstelijke tekenaar en schilder Richard Minne. En tot slot een fotogroet van Couperus aan de in de vergetelheid geraakte dichteres Selly de Jong.
Inhoudsopgave
• ‘Menno ter Braak en Kurt Tucholsky in het Literaturhaus, Berlijn. Schrijversportretten van de Duitse street artist El Bocho’ (Léon Hanssen)
• ‘Een tekening voor de tovenaar’. Paul Citroen tekent Erika Mann (Marco Entrop)
• ‘Gymnasium in opspraak. J.A. dèr Mouw en het schandaal van Doetinchem’ (Lucien Custers)
• ‘Platoonse liefde in tijden van decadentisme. J.A. Dèr Mouw, Victor van Vriesland en Martinus Nijhoff ‘ (Lennard van Rij)
• ‘De schaduw der olijven. Bij een schilderij van Richard Minne’ (Marco Daane)
• ‘Couperus bedankt Selly de Jong’ (Wieneke ’t Hoen)
• Ingezonden brief (Lousje Voskuil-Haspers)
Omslag: fragment van het schilderij van Menno ter Braak, ‘Mein Ich ist wie auch mein Schreiben eine Form der Polemik’, vervaardigd door de Duitse street artist El Bocho (Literaturhaus, Berlijn – privécollectie)