Over dit hoofdstuk/artikel

S.A.J. van Faassen

over Bertus Aafjes

over A.A.M. Stols


Cees Bantzinger


1
Anky Hilgersom (red.), ‘Geld verdienen zal ik er nooit aan’. Briefwisseling Ed. Hoornik en A.A.M. Stols 1938-1954 (Den Haag 1999), p. 312.
2
Begin januari 1943 had Stols aan Van Hattum geschreven: ‘Ik voel mij […] niet meer genoodzaakt het restant van Bilzenkruid voor de Deutsche Sicherheitspolizei verborgen te houden, noch Uw adres, zooals ik tot nu toe deed […]’. In Bilzenkruid (1939) kwam het antinazistische gedicht ‘Harmageddon’ voor. (Sjoerd van Faassen, ‘Hoe het bilzenkruid zijn werk deed. Jac. van Hattum en A.A.M. Stols, een vergiftigde relatie’. In: De Parelduiker 9 [2004] 4, p. 20-31.)
3
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 174.
4
‘Glimwormen der fantasie. De dichtergeneratie van ’40’. In: Het Hollandsche Weekblad, 27 april 1940.
5
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 149, 162.
6
Pierre H. Dubois, Memoranda [1], Hermetisch en besterd. Literair leven in een tijd van onrust (‘s-Gravenhage 1987), p. 95-97.
7
Tenzij nadrukkelijk anders vermeld, berusten de in dit artikel geciteerde brieven en documenten in de collectie van het Letterkundig Museum.
8
Voor de publicaties van Aafjes (en de verschijningsdata en de oplagecijfers daarvan) in de periode mei 1940 – mei 1945 verwijs ik naar de door mij op basis van correspondentie, secundaire bronnen e.d. zo accuraat mogelijk samengestelde bibliografie in: Gillis Dorleijn, Sjoerd van Faassen & Ageeth Heising (red.), Schepelingen van De Blauwe Schuit. Brieven van Bertus Aafjes, K. Heeroma, M. Nijhoff, S. Vestdijk en Hendrik de Vries aan F.R.A. Henkels, 1940-1946 (Den Haag 2003), p. 303-306.
9
Zie voor Stols’ wederwaardigheden tijdens de oorlog: Sjoerd van Faassen & Salma Chen, ‘“Wij zijn geen collaborateurs”: A.A.M. Stols’. In: Hans Renders, Lisa Kuitert & Ernst Bruinsma (red.), Inktpatronen. De Tweede Wereldoorlog en het boekbedrijf in Nederland en Vlaanderen (Amsterdam 2006), p. 251-292; m.n. p. 254-260 over zijn reguliere bedrijfsvoering en p. 267-270 over zijn clandestiene uitgaven.
10
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 139, 177, 302.
11
Er is op een onbekend tijdstip, waarschijnlijk ná 30 april 1942, wel een aanmeldingsformulier aan Aafjes gezonden, maar hij heeft dit niet geretourneerd en is daarom ook niet als lid aangemeld. (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam [niod], cartotheek Kultuurkamer, nr. 17716.)
12
Wim Hazeu, ‘Het riskante leven van Bertus Aafjes’. In: Vrij Nederland, 26 november 1988 (bijlage), p. 12. In dit interview beweerde Aafjes dat Nijhoff bij een bezoek in 1942 bij hem een aanmeldingsformulier voor de Kultuurkamer zou hebben achtergelaten.
13
Zie voor deze schijnverkoop: Van Faassen/Chen, ‘Wij zijn geen collaborateurs’, p. 266-267.
14
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 146.
15
Bij Meulenhoff zou tijdens de oorlog geen bundel novellen van Aafjes verschijnen. Pas in 1946 zou Meulenhoff De zeemeerminnen uitgeven, waarin eerder in Criterium gepubliceerde novellen werden gebundeld.
16
In Dorleijn e.a., Schepelingen van De Blauwe Schuit, p. 306 staat nog abusievelijk vermeld dat deze uitgave in 1944 verschenen zou zijn. Nader onderzoek wees echter uit dat dit 1943 moet zijn. Het is niet helemaal duidelijk in welke hoedanigheid Van Oorschot Per slot van rekening uitgaf, persoonlijk of als werknemer van Querido. Aafjes schreef op 10 januari 1955 aan Dirk de Jong als antwoord op de vraag wie de drukker van het bundeltje was geweest: ‘Ik gaf het manuscript aan de Heer Geert van Oorschot, die in die tijd nog bij Querido was […]. Hij zorgde ervoor dat Per slot van rekening gedrukt werd.’ De Jong bereidde op dat moment Het vrije boek in onvrije tijd. Bibliografie van illegale en clandestiene bellettrie (Leiden 1958) voor. (niod, inv. nr. 451.)
17
Zie voor Van Oorschots periode bij Querido: Sjoerd van Faassen, ‘“Niet langer meer één der geknechten”. Een portret van de uitgever als jongeman’. In: ZL, Literair-historisch tijdschrift 4 (2004-2005), nr. 2 [= Van Oorschot-nummer], p. 41-44.
18
Tezelfdertijd verkocht Aafjes ook Een laars vol rozen aan Het Spectrum.
19
Hilgersom, Geld verdienen zal ik er nooit aan, p. 311-313; 316-317.
20
Willem Sinninghe Damsté & Rob Molin, Bertus Aafjes (Nijmegen/Beveren 1981), p. 12-13, 34-35.
21
Bekend zijn onder meer het eigenmachtig schrappen van antifascistische gedichten uit de vijfde druk van Gedichten (1940) van de dan in Zuid-Afrika verblijvende J. Greshoff en de ongeautoriseerde herdruk van Hoorniks bundel Steenen (1943). (Zie Van Faassen/Chen, ‘Wij zijn geen collaborateurs’, p. 264-266 resp. de bibliografie door K. Lekkerkerker in Ed. Hoornik, Kritisch proza. [Verzameld werk, 5] (Amsterdam 1978), p. 275, nr. A7-I/b.)
22
Dit is het aan het begin van de oorlog ingestelde samenwerkingsverband van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, de Nederlandsche Uitgeversbond en de Nederlandsche Boekverkoopersbond.
23
niod, archief nr. 104 (Nederlandsche Kultuurkamer, 1941-1945), inv. nr. 2-l (maandrapportages van het Letterengilde, 2 december 1943-14 februari 1945); 19-d (rapporten controleurs, 25 augustus 1943-1 mei 1944); 19-e (rapporten Opsporingsdienst, 8 juli 1943-31 mei 1944); 10-s, 10-t, 10-z en 26-e (lijsten van schrijvers die zich (niet) hebben aangemeld).
24
Aafjes doelde vermoedelijk op Hans Klomp, een medewerker van de afdeling Boekwezen van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten.
25
Zie voor de betekenis van dit k-nummer: Gerold van der Stroom en René Kruis, ‘Het k-nummer’. In: Hans Renders e.a., Inktpatronen, p. 378-401.
26
Gerard Groeneveld, Zwaard van de geest. Het bruine boek in Nederland 1921-1945 (Nijmegen 2001), p. 331.
27
Brief Aafjes aan N.A. Donkersloot, 7 juni 1945.
28
Lisette Lewin, Het clandestiene boek 1940-1945 (Amsterdam 1983), 96-97.