Robert Gaarlandt, Jan Gielkens, Roel Idema
‘Deze omslagen zijn niet bestemd om lang bewaard te worden’
De grafische slagzinnen van Ben Mohr
robert gaarlandt (1965) is verzamelaar van het werk van onder anderen F. Bordewijk en Jan Wolkers en heeft een bijzondere interesse in boekomslagen uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. jan gielkens (1952) werkt op het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in Den Haag, waar hij een van de bezorgers van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans is. roel idema (1955) is boekverzamelaar en verdiept zich in de boek- en uitgeverijgeschiedenis van het interbellum.
Wie in de jaren dertig, veertig en vijftig goed bijhield wat er op allerlei gebieden aan boeken verscheen en met die boeken de planken thuis vulde, kon in zijn of haar bibliotheek flink wat publicaties aantreffen met een band of een stofomslag die voorzien was van de ferme signatuur ‘Mohr’. Maar wie die Mohr was, zullen niet veel lezers hebben geweten – en dat is eigenlijk nog steeds het geval. ‘Mohr’ was Bernard (Ben) Mohr, geboren in 1910 en overleden in 1984. Hij was van begin jaren dertig tot midden jaren vijftig van de twintigste eeuw de vormgever van vele honderden boeken en andere publicaties. Romans van Willem Elsschot, A. den Doolaard, Albert Helman, Jan de Hartog, A.M. de Jong, G. van Nes-Uilkens en Madelon Székely-Lulofs hadden omslagen van Ben Mohr, net als populaire kookboeken van R. Lotgering-Hillebrand en C.J. Wannée en een detective van Havank. Wie wilde weten wat goede manieren waren en dat in Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp-ten Have opzocht had een door Ben Mohr vormgegeven boek in handen. Mohrs bekendste ontwerp is ongetwijfeld dat van de band en het stofomslag van de protestants-christelijke bestseller Leven en daden van Pastoor Poncke van Damme in Vlaanderen uit 1941 van de nationaalsocialist Jan H. Eekhout. Ook de populaire naoorlogse pocketreeksen Atlas en Pyramide hadden veelal omslagen van Mohr, en hij bepaalde na 1945 het uiterlijk van veel uitgaven van uitgeverij Elsevier: wie eind jaren veertig besloot de zesde druk van de Winkler Prins-encyclopedie van die uitgeverij aan te schaffen werd daartoe wellicht overgehaald door advertenties die door Mohr werden vormgegeven.
Hoewel de bronnen schaars zijn, is het toch mogelijk een beeld van Mohrs leven te schetsen, mede dankzij de informatie die zijn dochter verschafte. Bernard Mohr was het zesde kind (van zeven) van Georg H. Mohr (1870-1928) en Maria C. Dunlop (1875-1928). Mohr senior was firmant van het handelshuis Geo Wehry & Co. in Ba-
tavia in Nederlands-Indië. Zijn vrouw kon echter slecht tegen het klimaat daar en daarom liet Georg Mohr in 1907 zijn gezin naar Nederland terugkeren, waar het zich in Hilversum vestigde. Zelf volgde hij in 1909 en ging bij de Amsterdamse vestiging van Geo Wehry werken. Ben Mohrs moeder was in datzelfde jaar 1909 een van de oprichters van de Hilversumse Schoolvereniging (hsv) voor openbaar lager onderwijs. Haar man nam zitting in het bestuur en alle kinderen gingen er op school. Mohrs ouders overleden betrekkelijk kort na elkaar in 1928, en dat betekende dat het gezin waarin hij opgroeide uiteenviel. Van zijn broers en zusters gingen er drie naar Nederlands-Indië, een broer ging naar Eindhoven om daar bij Philips te gaan werken. Zelf vertrok Mohr na zijn eindexamen hbs – hij had als extern leerling onderwijs gevolgd op de kostschool Demmink in Hilversum – naar het buitenland. Hij wilde vooral actief talen leren. Eerst verbleef hij een halfjaar in Manchester in Engeland, daarna een even lange periode in Nice in Frankrijk. Hij werkte er waar-schijnlijk bij handelscontacten van het bedrijf van zijn vader. Vooral het Engels had zijn belangstelling, en zijn dochter herinnert zich dan ook een kast vol Engelse detectives. Mohr was zijn hele leven een actief lezer. Nadat hij uit Nice was teruggekeerd, volgde hij privé-tekenlessen in Laren. Hoe hij als jong tekenaar aan zijn eerste opdracht voor een boekomslag kwam en welk omslag dat precies was is niet bekend.
Mini-affiches
De vroegst bekende omslagen van Ben Mohr zijn in elk geval uit 1933, hij maakte ze voor de toen al gerenommeerde uitgeverij Querido en voor de kort daarvoor (in 1929) opgerichte Arbeiderspers. Voor deze toen nog sociaal-democratische uitgeverij ontwierp Mohr de band van een kinderboek (Het avontuurlijke leven van Jan Klaassen en Katrijn van P.A. Begeer), en voor Querido bepaalde hij in dat jaar het uiterlijk van zeker zes boeken. Die waren niet van de minste auteurs. De druivenplukkers en De herberg met het hoefijzer van A. den Doolaard kregen omslagen van Mohr, net als De moeder van Maxim Gorki, De schotel (die kwam enging) van A.M. de Jong, Tienduizend kaarsen van de actrice Bets Ranucci-Beckman en Omdat ik zwart ben van de Franse schrijfster Magdeleine Paz. Deze vroege ontwerpen tonen al veel van de kenmerken die Mohrs omslagen doorgaans hadden en die maakten dat de latere Querido-uitgever Reinold Kuipers de ontwerpen van Mohr als ‘mini-affiches’ karakteriseerde: grote vlakken in heldere kleuren, vaak overheersend aanwezige menselijke figuren, stevige belettering – en telkens weer die ferme signatuur.
Ben Mohr maakte zijn ontwerpen als reclameman. Er waren in die tijd meer toegepast kunstenaars die de grafische vormgeving van reclame-uitingen steeds belangrijker gingen vinden en die hun werk als reclamebureau uitvoerden, zoals Machiel Wilmink en het collectief co-op2. Boekomslagen zagen zij als een van de ‘Randgebieden der reclame’, zoals de titel van een programmatisch artikel van Paul
Guermonprez luidt, een van de oprichters van co-op2. Ben Mohr richtte begin jaren dertig samen met zijn jeugdvriend Carel Vorstelman een tweemansbedrijf op dat zich toelegde op grafisch ontwerp en reclame. Volgens briefpapier uit 1935 deed het bedrijf in ‘affiches, showcards, verpakkingen, vignetten, boekomslagen, folders en advertenties’. De firma zal in de loop van de jaren verschillende namen dragen (Studio Mohr, Mohr Adviseurs voor Reclame, ook simpelweg Mohr) en gevestigd zijn op diverse adressen in Amsterdam. Een bedrijfsprospectus uit maart 1947 toont onder andere verpakkingen voor het kruideniersbedrijf Simon de Wit en titelontwerpen voor Het Financieele Dagblad, Elseviers Weekblad en het Utrechtsch Katholiek Dagblad, als klanten worden Gillette, Aero Schoenen, Calco USA en Frits Diepen Vliegtuigen genoemd. Samen met Vorstelman maakte Mohr ook een aantal boeken, waaronder een over hengelsport (Waar kan ik visschen?, 1941). De zaken gingen goed: Mohr, die na zijn huwelijk met Helena J. Heijbroek (1914-1994) in 1934 in Amsterdam was gaan wonen, kon in 1936 een huis laten bouwen aan de Utrechtseweg in zijn geboorteplaats Hilversum. Het echtpaar kreeg drie kinderen.
Succes
Mohr was een veelgevraagd vormgever, die voor een groot aantal uitgeverijen werkte. Tot en met 1940 maakte hij banden en omslagen voor een vijftiental opdrachtgevers, waaronder (behalve de genoemde Querido en De Arbeiderspers) Else-
vier, Van Holkema & Warendorf, L.J. Veen, Literbo en H.J.W. Becht. Grootleverancier was hij voor uitgeverij Querido, waar hij zeker veertig boeken vormgaf. Daarmee bepaalde hij, samen met Fré Cohen (1903-1943), voor een belangrijk deel het aanzicht van het Querido-fonds in de jaren dertig. Voor auteurs als A.M. de Jong, A. den Doolaard, Jef Last en Jeanne van Schaik-Willing verzorgde hij opnieuw titels, voor Dola de Jong, Josine Reuling en Constant van Wessem bleef het, voorzover bekend, bij één. Opvallend zijn de zeker vijf omslagen die hij maakte voor de exil-afdeling van de uitgeverij, Querido Verlag, onder meer voor Liebe und Tod auf Bali van Vicki Baum, Aus vielen Jahren van Bruno Frank en Vergittertes Fenster van Klaus Mann (alledrie uit 1937). Dat Mohr drie jaar eerder voor uitgeverij Literbo een omslag had gemaakt voor Kwik de fascistenjongen van de Duitse nationaalsocialist Karl Schenzinger stond deze opdrachten voor boeken van door het naziregime bedreigde auteurs blijkbaar niet in de weg. Na de Duitse bezetting zou Mohr overigens verscheidene indrukwekkende omslagen maken van boeken die de verschrikkingen van het nationaalsocialistische bewind tot onderwerp hadden, zoals Nazihel, samengesteld door Willem van de Poll (1945).
Samenwerking met Querido was er ook buiten het vormgeven van boeken om. Ter gelegenheid van de Boekenweek van 1940 vormde Mohr samen met Th. Wink (directeur van de Vereeniging ter Behartiging van de Belangen des Boekhandels) en A. van Weerden (directeur van de Haarlemse boekhandel De Erven Loosjes) de jury
voor een etalagewedstrijd die door Querido werd georganiseerd. Het ging om het adequaat in beeld brengen van de Salamanderreeks en de eerste prijs bedroeg honderd gulden. Querido stelde in tien steden een zaal ter beschikking waar de etaleurs hun vaardigheid konden demonstreren. In die zaal had dan tevens een literaire avond plaats, waar A.M. de Jong, A. den Doolaard, Albert Helman of P.H. Ritter spraken over het onderwerp ‘Onze nationale romankunst in de laatste vijftig jaar in verband met doel en streven van de Salamanderreeks’.
Wat Ben Mohr in de jaren dertig met zijn ontwerpen verdiende weten we uit correspondentie met uitgeverij Becht: voor eenvoudige letterontwerpen voor omslagen en banden vroeg hij 20 à 25 gulden, voor meer bewerkelijke omslagen met bijvoorbeeld illustraties de vaste prijs van 40 gulden, hetgeen midden jaren dertig overeenkwam met een huidige koopkracht van zo’n 350 euro. ‘Het spreekt vanzelf,’ zo schreef hij aan de directie van Becht, ‘dat bij een standaardprijs van Fl. 40,- het eene boekomslag bewerkelijker is dan het andere, zoodat wij zoowel eens meeals tegenvallers hebben. U weet zelf, dat wij bij het ontwerpen en leveren van boekomslagen een uiterste coulance betrachten, zoodat de enkele keer, dat hier eens een eenvoudiger omslag doorheen loopt, zeer zeker niet te duur betaald is.’ De totale productie van Mohr tot en met 1940 kan worden geschat op zeker 150 boeken. En de stroom opdrachten hield niet op na het begin van de Duitse bezetting. Mohr werkte door, vaak voor zijn oude opdrachtgevers, die, zoals bijvoorbeeld De Arbei-
derspers, onder een nieuwe regime kwamen. Er zijn geen blijken van nationaalsocialistische gezindheid en Mohr werkte ook niet voor de bezetter, al verzorgde hij wel enkele boeken van collaborerende auteurs (Reinder Brolsma, Arend Tael, Jan van Rheenen). Uit de periode van de Duitse bezetting zijn een stuk of vijftig ontwerpen bekend. Een bron van inkomsten was voor Ben Mohr tijdens de bezetting ook een succesvolle serie ansichtkaarten van Nederlandse klederdrachten. Op het persoonlijke vlak had de bezetting gevolgen omdat bij Mohr thuis in Hilversum Duitse en Oostenrijkse soldaten waren ingekwartierd. Het is aannemelijk dat de inkomsten uit reclame-activiteiten tijdens de bezetting minder werden, want Mohr en Vorstelman gingen ook andere dingen doen om geld te verdienen: ze waren nu directeur respectievelijk boekhouder van de firma Meerkotter, die weliswaar een reclamebureau was maar nu ook, zo blijkt uit advertenties, bemiddelde bij de verkoop van woonhuizen en bij personeelswerving. Later raakten Mohr en Vorstelman gebrouilleerd, en dat luidde ook het einde van de gezamenlijke zakelijke activiteiten in. Meerkotter was in 1939 en 1940 betrokken bij de organisatie van diverse tentoonstellingen over Nederlandse en buitenlandse reclamekunst in het Polmanshuis in de Warmoesstraat in Amsterdam.
Pocketreeksen
Na de bevrijding in 1945 bleven de opdrachtgevers voor een deel dezelfde. Voor De Arbeiderspers en L.J. Veen werkte hij, voorzover bekend, niet meer, voor Querido nog af en toe. De contacten met Meulenhoff, Becht, Van Holkema & Warendorf en Elsevier liepen door. Bij deze laatste uitgeverij drukte hij zelfs een grote stempel op de aanblik van het fonds. Wanneer er in 1947 een foldertje verschijnt met afbeeldingen van een stuk of dertig nieuwe uitgaven, is ongeveer de helft van de stofomslagen van de hand van Mohr. Populaire Elsevier-titels met een Mohr-omslag uit de naoorlogse periode zijn de Napoleon-biografie van Jacques Presser (1946), de Gods Geuzen-trilogie (1947-1949) van Jan den Hartog en de eveneens driedelige geschiedenis Engeland van H.A. Lunshof (1945-1950). Ook wanneer andere illustratoren een omslag verzorgden, maakte Mohr vaak de advertenties voor Elsevier op het achterplat. Nieuwe klanten waren, naast incidentele opdrachtgevers, Van Oorschot en De Driehoek. Voor Van Oorschot maakte hij zeker acht omslagen (bijvoorbeeld voor boeken van Charles B. Timmer en Jacques de Kadt), en in opdracht van De Driehoek deed hij de omslagen voor ongeveer twaalf deeltjes van de populaire vroege naoorlogse pocketserie Pyramide Zakromans, waarvan het eerste deeltje in 1948 verscheen. Rond diezelfde tijd ontstond een andere pocketserie, en ook daarvan bepaalde Mohr enkele jaren lang het gezicht: de Atlas-reeks. Een samenwerkingsverband van de uitgeverijen Becht, Bruna, Van Holkema & Warendorf, Sijthoff en Stok/zhu bracht tussen 1949 en 1953 ruim vijftig deeltjes op de markt, waarvan de eerste dertig door Mohr waren vormgegeven. Aanvankelijk waren het echte pockets, maar al snel werden het gebonden boekjes met een stofomslag. Het Niewsblad voor de Boekhandel noteerde in 1948: ‘De bedoeling van deze reeks is, om die boekenkopers, die in de afgelopen jaren voor het boek werden gewonnen, ook onder gewijzigde economische omstandigheden als boekenvrienden te behouden.’ De eerste twintig delen waren helemaal van de hand van Mohr, bij de tien daarna voegde Rein van Looy telkens een illustratie aan het standaardontwerp van Mohr toe. Vanaf deel 40 nam Dick Bruna (die later zijn bewondering voor Mohr zou uiten) het van Van Looy over. Voor uitgeverij Bruna maakte Mohr een zestal onderwerpen, waaronder een nu vooral mét stofomslag gezochte Havank: De Schaduw grijpt in uit 1949.
Al in de jaren dertig had Ben Mohr voor uitgeverij Van Holkema & Warendorf een reeksontwerp gemaakt. Voor de Echo-serie, die goedkope uitgaven van vertaalde boeken aanbood, koos hij een eenvoudige, vooral grafische oplossing, waarin de uitgever alleen maar de naam van de auteur en de titel hoefde in te vullen. In een door Mohr vormgegeven prospectus uit 1936 worden ruim veertig titels aangekondigd. Hoeveel er daarvan zijn verschenen is onduidelijk. De bij het grote publiek meest bekende omslagen van Mohr voor uitgeverij Van Holkema en Warendorf waren die voor de ooit veelgelezen romans van Gerda van Nes-Uilkens. Vanaf midden jaren dertig ontstonden deze wat minder expressieve omslagtekeninge-
tjes, die genoeg in de smaak vielen om tot het midden van de jaren vijftig te worden herdrukt.
Een andere uitgeverij waarvoor Ben Mohr vanaf midden jaren dertig veel werkte was Becht. Behalve het al genoemde vermaarde etiquetteboek Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp-ten Have waren twee kookboeken met omslagen van Mohr grote successen: Kook voordelig van Riek Lotgering-Hillebrand en het Kookboek van de Amsterdamse Huishoudschool van C.J. Wannée. Ook de advertenties van Becht nam Mohr voor zijn rekening. In juli 1939 deed hij aan Becht het voorstel voor een nieuwe vorm van reclame: ‘boekpostzegels’. Die kon de uitgeverij als ondersteuning van reguliere wervingsactiviteiten gebruiken. Over deze ‘sluitzegels voor uw brieven, enveloppen, drukwerk catalogi enz.’ schreef Mohr: ‘teneinde de kosten verbonden aan deze aardige vierkleurendrukken zoo laag mogelijk te houden, stellen wij ons voor om een combinatie van vier uitgevers te zoeken die elk 4 of meer omslagen tot sluitzegel verwerkt willen zien. Wij drukken dan 16 zegels te zamen.’ Onduidelijk is of het idee ooit is uitgevoerd, want een andere zegel dan het ontwerp dat Mohr op deze brief plakte is niet bekend.
Reclame
Vanaf begin jaren vijftig werden de reclameactiviteiten voor Mohr steeds belangrijker en tekende hij steeds minder met zijn herkenbare signatuur voor boekontwerpen. In 1952 trad hij, aanvankelijk als tweede man, in dienst van het Amsterdamse reclamebureau Van Alfen. Daaraan zou hij, later als medefirmant, tot zijn pensioen in 1975 verbonden blijven. Mohr zelf had onder andere Van Nelle en Philips als klant en hij nam deze accounts mee bij zijn indiensttreding bij Van Alfen. Het reclamebureau bestond al veel langer en was gevestigd aan de Herengracht 615. Het was onder andere bekend geworden als bedenker van Flipje van Tiel, de mascotte van de jamfabriek De Betuwe. Voor Van Alfen leidde Mohr, aldus diens dochter, in de jaren vijftig en zestig grote reclamecampagnes, onder andere voor Nutricia. Mogelijk ontwierp hij ook het bekende logo van de vvd met de blauw-oranje belettering, maar dat kon niet worden bevestigd; wel is een briefwisseling uit 1946 gedocumenteerd tussen Van Alfen en de Partij van de Vrijheid, de voorloper van de vvd.
Na zijn pensionering in 1975 en tot zijn overlijden in zijn geboorteplaats Hilversum bleef Ben Mohr actief als graficus, hij maakte, weer volgens zijn dochter, veel ex-librissen voor vrienden, maar verdere gegevens daarover ontbreken. Ook bleef hij tekenen en schilderen, waarvoor hij inspiratie opdeed tijdens reizen, vooral naar Frankrijk. Voor Van Alfen maakte hij als ‘Prof. Mr. Dr. Ir.B. Plok hoogleraar aan de rijksreclameuniversiteit in Amsterdam’ in 1977 nog een nieuwjaarsgeschenk, de Miniclopaedie, die het af en toe nogal bombastische reclamejargon op de hak neemt. Hetzelfde doel had een drie jaar eerder, in 1974, verschenen proza-achtig werkje onder zijn eigen naam: Vlaamse vlooien of de bliksemcarrière van Sebastiaan V.
Paardemenner dr. ec. (marketing ecoloog), uitgegeven door Ad. Donker te Rotterdam. Deze beide publicaties laten zien dat schrijven niet Mohrs sterke kant was. Als belangrijkste boodschap zijn wellicht de initialen van de hoofdpersoon uit het Vlaamse vlooien-boekje te beschouwen: svp, de afkorting van het Franse s’il vout plait, als het u behaagt. Als reclameman en toegepast kunstenaar had hij de artistieke opdracht zijn opdrachtgevers tevreden te stellen.
Er is weinig over het werk van Ben Mohr gepubliceerd. Een van de weinige gefundeerde artikelen van tijdgenoten was de kritiek die Kasper Niehaus in 1941 in De Telegraaf publiceerde naar aanleiding van een dubbeltentoonstelling van het werk van Mohr en Pam G. Rueter in de expositiezaal van G.H. Bührmann’s Papiergroothandel in Amsterdam. Van Mohr waren boekomslagen en boekbanden, letterwerk en boekaffiches te zien. ‘Deze omslagen zijn niet bestemd om lang bewaard te worden maar het zijn uitmuntende “blikvangers” die iets meedelen zonder te schreeuwen,’ schreef Niehaus. Maar het ‘ontbreekt Mohr allerminst aan een fijn schaalgevoel dat hij vooral uit in zijn prachtige letterwerk, waarbij het aankomt op fracties van millimeters. Hij is verzot op het tekenen van letters; […] wanneer hij zich tot zuiver grarische middelen beperkt en zijn boekaffiches, -banden en -vignetten alleen letters voorstellen geeft hij het oog vreugde. Zij hebben geen enkel sierraad aan, maar zijn fraai door hun sierlijke vorm en hun samenstelling bewonderenswaardig van evenwicht. Zijn stofomslagen […] zijn niet abstract of onder-
werploos maar hebben een voorstelling die betrekking heeft op de inhoud van het boek’. Een omslag van Mohr is, zo luidt de bondige karakterisering van Niehaus, een ‘grafische “slagzin”’.
De ontwerpen van Ben Mohr zijn de laatste jaren steeds meer in de belangstelling geraakt van liefhebbers en kenners van boekbanden en omslagen, en de reden daarvoor zou wel eens de tijdloze herkenbaarheid kunnen zijn. Mohrs collega Paul Guermonprez (1908-1944), de van oorsprong Belgische fotograaf die medeoprichter was van het reclamebureau co-op2, dat tussen 1932 en 1942 voor zeker honderd boekversieringen tekende, formuleerde in het al vermelde artikel ‘Randgebieden der reclame’ welke taak een stofomslag had behalve stof tegenhouden: het moest ‘helpen het boek verkopen!’ Daarom moet het aan enkele eisen voldoen, zoals: ‘inhoud en karakter van het boek op zodanige wijze weergeven, dat dit boek tussen de vele andere boeken in een etalage de aandacht trekt van den voor dit boek in aanmerking komenden lezer, zijn interesse wekt en hem tot kopen animeert.’ En hoewel de inhoud er voor de huidige koper minder toe doet, is juist het blijkbaar tijdloze onderscheidende uiterlijk van de door Ben Mohr vormgegeven boeken dat wat verzamelaars en anderen na driekwart eeuw nog aantrekt.
Bronnen
Gegevens en illustraties afkomstig uit de collecties van de auteurs, behalve De Schaduw grijpt in van Havank (collectie Hillebrand-Komrij) en de zelfkarikatuur en de portretfoto van Mohr (mevrouw M. Kappelle-Mohr). |
Verder: |
Archiefmateriaal in bezit van mevrouw M. Kappelle-Mohr, Amsterdam. |
Archief uitgeverij H.J.W. Becht, Universiteitsbibliotheek Amsterdam. |
Fondscatalogi en andere informatie over diverse uitgeverijen in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. |
Correspondentie met Dick Bruna, Wouter van Oorschot en Reinold Kuipers †. |
C.J. Aarts, Havank-Bibliografie (Amsterdam 2000). |
P[aul] G[uermonprez], ‘Randgebieden der reclame’. In: Officieel Orgaan van het Genootschap voor Reclame, 5 (1936), afl. 10, p. 212. |
K. Niehaus, ‘Teekenaars, die het boek versieren. Pam G. Rueter en B. Mohr. Ex-libris, boekbanden, vignetten en letters’. In: De Telegraaf, 13 maart 1941. |
Louis Saalmink, ‘De Dwergenreeks’. In: Bulletin [van de Sticking Drukwerk in de Marge], afl. 20 (1992), p. 31. |
De digitale krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag. |
Koopkrachtinformatie op http://www.iisg.nl/hpw/calculate.php. |
http://sites.google.com/site/mohrboekverzorger |