Rob Delvigne
In een Engelse gevangenis
Jacob Israël de Haan en de kring rond Oscar Wilde
rob delvigne (1948) publiceerde in De Parelduiker eerder artikelen over onder anderen W.F. Hermans, Gerard Reve, Frederik van Eeden, Willem Kloos en Jacob Israël de Haan.
In zijn ‘Voorrede’ bij Pathologieën (1908) veroordeelde de Franstalige Vlaamse schrijver Georges Eekhoud de vijandelijkheden die Jacob Israël de Haan ten deel vielen toen deze in 1904 Pijpelijntjes publiceerde, de meeste van medesocialisten. Hoe anders verging het Oscar Wilde, toen die in 1895 veroordeeld werd. Eekhoud: ‘In dat verband herinner ik nu alleen aan de edelmoedige beweging in de Fransche pers, ten gunste van den uitmuntenden kunstenaar uit Engeland: Oscar Wilde, die door de bijbelsche rechters veroordeeld werd tot eene afschuwelijke straf, wegens daden, waardoor niemands vrijheid ook maar in het minst was geschaad. Daden, die in geen enkel opzicht minderwaardig waren, en waarmede hij zeker niemand had benadeeld van dat stel goede menschjes, die als zijne beschuldigers optraden.’
De verbinding tussen Oscar Wilde en J.I. de Haan in deze verdediging staat niet op zichzelf. In opdrachten, brieven en gedichten is De Haans belangstelling voor Oscar Wilde terug te vinden.
Eekhoud had al in 1896 stelling genomen door een verhaal aan Wilde op te dragen: ‘à monsieur Oscar Wilde, au Poète et au Martyr Païen, torturé au nom de la Justice et de la Vertu Protestantes’.1 Op zijn beurt droeg De Haan het derde deel van Tathologieën aan Wilde op, die in 1900 was overleden. Aan wie kon De Haan een exemplaar van zijn nieuwe roman beter opsturen dan aan Alfred Douglas, de geliefde van Wilde? Eekhoud stond in contact met Douglas en kon De Haan diens adres verschaffen. Op 14 juli 1908 schreef De Haan een opdracht in het presentexemplaar: ‘Je donne ce livre à Lord Alfred Douglas, parce qu’il est l’ami d’Oscar Wilde et le poète le plus pénétrant’. Daarnaast kreeg De Haans novelle ‘Over een blauwe en een roode diamant’ in Groot Nederland van 1908 een gedrukte opdracht mee: ‘Voor den dichter Alfred Douglas’. De paradoxen en amorele uitspraken in Pathologieën en in deze ‘nerveuze vertelling’ hadden Douglas, als hij het Nederlands machtig was geweest, kunnen doen denken aan The picture of Dorian Gray. Ook in Pathologieën wordt een relatie met een duistere kunstenaar beschreven. Die relatie loopt fataal af, conform de stokregel uit Wildes The ballai of Reading Goal: for each man
kills the thing he loves; verdietst tot ‘ik ben altijd blij, als er iemand dood gaat van wie ik veel houd’. Door middel van opdrachten legde De Haan dus een relatie met de wereld van Oscar Wilde. Het contact zou al snel directer worden. Niet alleen als homoseksueel schrijver maar ook als strafrechtjurist liet De Haan zijn betrokkenheid blijken.
De gevangenis in Reading
Op 1 april 1912 publiceerde De Gids De Haans gedicht ‘Aan Oscar Wilde’,2 met de beginregels: ‘Reading: schrei niet, hier is het wreed gebouw / Waar een dichter in den tredmolen liep’. De gevangenis van Reading kende De Haan toen nog niet van eigen aanschouwen, maar daar kwam in deze maand april verandering in. Samen met Frederik van Eeden ging hij naar Engeland. Ze zouden om te beginnen Victoria Welby bezoeken, een van de grondleggers van de significa. Van Eeden kondigde hun komst aan in een brief aan Lady Welby van 11 februari 1912. Van Eeden stelde De Haan aan haar voor: ‘he looks like a juvenile Cherub, but he is as daring as a devil with his pen’.3 Het werd echter een condoleancebezoek. Op 3 april 1912 schreef De Haan aan Albert Verwey: ‘Morgenavond ga ik met Van Eeden naar Londen. Het is volstrekt geen plezierreis, want Lady Welby, zijne Engelsche vriendin, is Zaterdag4 overleden’. Naast de significa maakte de jurist De Haan studie van het gevangeniswezen. Van Eeden schreef in zijn Dagboek: ‘Donderdag [11 april] gingen Joop en
ik naar Brighton en aten bij Kropotkin’.5 Prins Peter Kropotkin had over de Russische gevangenissen geschreven, speciaal over het lot van de politieke gevangenen zoals hij er zelf één was geweest. Zaterdag 13 april bezocht De Haan Reading Goal, waar Oscar Wilde van mei 1895 tot mei 1897 dwangarbeid had moeten verrichten. Over zijn gevangenschap schreef Wilde in briefvorm De profundis en over een ter dood veroordeelde medegevangene The ballad of Reading Goal. Maar de cel van Wilde kreeg De Haan niet te zien. De Haan had ook toestemming om de gevangenis van Wormwood Scrubs in Londen te bezoeken. Hij heeft er geen gebruik van gemaakt, de schriftelijke toestemming bleef in zijn bezit.6 Vanwege Wilde bezocht hij liever Reading. De Haan stuurde Eekhoud 13 april 1912 onmiddellijk een kaartje: ‘Beste meester Eekhoud: ik ben vandaag in de gevangenis te Reading geweest. Ik heb het graf van den soldaat van the Ballad ook gezien. Zoudt u mij nog eens naar Holland willen sturen, zoo gauw mogelijk de kranten, die u hebt over de dwangarbeid in Wilde’s tijd. U krijgt ze gauw terug.’
De Haan had overdrukjes laten maken van zijn gedicht over Oscar Wilde in de gevangenis, dat kort voor zijn vertrek naar Engeland was verschenen. Uiteraard kreeg Eekhoud een exemplaar (‘Georges Eekhoud van den Dichter’), maar De Haan stuurde ook exemplaren naar personen uit de kring rond Oscar Wilde; in de begeleidende brief zal hij vermeld hebben dat hij in de gevangenis van Reading was geweest. Een exemplaar ging naar Robert Ross, de goede vriend van Wilde aan wie Wilde in 1897 de brief (De profundis) over zijn relatie met Alfred Douglas en zijn gevangenschap overhandigd had. Ross antwoordde De Haan op 23 april 1912 vanuit Londen:
My Dear Sir,
I am so much touched by your Poem to Oscar Wilde which a friend has translated for me. It was most kind of you to think of sending it to me, and you were right in supposing that I should appreciate it very much indeed. I hope that sometime this year the Monument to Oscar Wilde will be unveiled in Paris. It would be very charming if you
were able to come to the ceremony. It is too early to announce anything at present but the date will be announced sometime in all the European papers.
Yours very truly,
Robert Ross7
Het gedenkteken zou pas in 1914 op begraafplaats Père Lachaise in Parijs onthuld worden. Het beeld van Jacob Epstein, een gevleugelde boodschapper, werd namelijk in 1912 door de Franse autoriteiten geconfisqueerd totdat de aanstootgevende edele delen door een vijgenblad aan het oog onttrokken zouden zijn. Sindsdien is het beeld op de Parijse begraafplaats lange tijd ontmand geweest.
Stuart Mason
De Haan hield Van Eeden op de hoogte van zijn contacten. Op 9 mei 1912 schreef hij hem: ‘Ik heb een aardige brief […] van een vriend van Wilde, die eene Hollandsche vertaling had van mijn lied aan Oscar Wilde in De Gids […] Ik moet nu eerst mijn stuk over Wilde maken’ (bedoeld is natuurlijk dat Ross een Engelse vertaling had van het Hollandse gedicht).
De dag na de brief van Ross, 24 april 1912, kreeg De Haan een bedankbrief van
Stuart Mason (pseudoniem van Christopher Sclater Millard). Hij was de bibliograaf van Oscar Wilde, die alles van en over hem verzamelde. Hij schreef over de processen tegen Wilde een boek waarover De Haan vol lof was: ‘Een zeer goed denkbeeld van een Engelsch strafproces kan men zich vormen uit de reeks Famous Old Bailey Trials of the XIX Century, in het bijzonder uit Oscar Wilde, Three Times Tried.’8 Mason informeerde bij De Haan naar de Nederlandse vertaling van Dorian Gray. In 1893 was de vertaling door mevrouw Louis Couperus bij L.J. Veen verschenen in een dure editie (ingenaaid f 3,25, gebonden f 3,90). Zij had Het portret van Dorian Gray aanzienlijk bekort: een hoofdstuk is bijna in zijn geheel komen te vervallen, veel bespiegelingen zijn weggelaten. In 1911 kwam de vertaling in een goedkope editie uit, in een soort jeugdboekenband: de zogenaamde poortjesband van Joh. Braakensiek.9 De Haan schreef Mason daarom op 25 april terug, in allesbehalve vlekkeloos Engels.
Dear Sir, to your letter of the 24th. I can answer what follows.
I visited the prison to Reading as a lawyer. So I could not show to much interest in Oscar Wilde. I had already some difficulties at the Home Office to get a permission for Reading-prison. Reading is only a smaller one. So Mr Thomson, the Secretary of the Prisondepartment advised me to go to Wormwood Scrubs. So I entered not in Wildes cell; it
was bitter for me not to do that. It was only later, when the Governor and I came at the grave of the Trooper of the Ballad, that I could no more keep down my emotions. And so he understood, that it was not only as a lawyer that I was coming there. I think, it maked him careful and shy to say anything. Although, he was very nice. If you are very anxious to know, if Oscar Wilde’s cell is on your engraving, you may ask it the Governor, and I am sure, he will tell it you.
Now concerning the Dutch edition of Dorian Gray. I telephoned with Mr Veen, the publisher. There is now a second edition, published last year, which is quite the same as the first one, but in one volume, and very cheap. Only 1 shilling in wrappers, and 1 shilling 8 pence in cloth. But I think that both the editions are not complete. I have a edition of Charles Carrington in English from 1910, who is containing some chapters more. If you are wanting them I could send you the edition of Mr Veen, but I must warn you before: the cover is ridiculous horrible.
I received a letter of Mr. Robert Ross. He wrote that the monument for Wilde is to be unveiled some day in this year at Père Lachaise, and he asked me to come there. I think, you are a friend of Lord Douglas and Mr. Ross? All the friends of Wilde must be friends together. It is the best society, perhaps the only good one. I think to go to Paris with Georges Eekhoud, the Belgian author.
Believe me yours very truly Jacob Israël de Haan L.L.D.10
De Haan bezat inderdaad de Engelse editie van Dorian Gray die in Brussel bij The Gutenberg Press was verschenen. Een jaar eerder was bij dezelfde uitgever het schandaalverwekkende Escal-Vigor van Eekhoud in het Engels uitgekomen. De Haan zal zijn exemplaar door bemiddeling van Eekhoud verkregen hebben.
De Haan had Eekhoud per brief om informatie gevraagd ‘over de dwangarbeid in Wilde’s tijd’. Hij had die nodig voor een artikel in het Weekblad van het Recht van 26
juni 1912 (‘Moderne crimineele politiek’), een bespreking van Engelsche misdadigers en hunne behandeling door N. Muller. De Haan afficheerde zich als deskundige met weinig ervaring: ‘Zelf juist thuisgekomen van een verblijf in Engeland, waar ik eene enkele gevangenis bezocht, las ik het boekje van Mr. Muller gaarne. […] Mr. Muller ziet in de Engelsche gevangenissen weinig anders dan goeds. Ik zag alleen Reading,
en die gevangenis maakte een verpletterende indruk van ellende op mij.’ De Haan citeerde De profundis om te laten zien dat de omstandigheden in de Engelse gevangenissen sindsdien verbeterd waren. Vooral Wildes aangrijpende klacht over de slechte behandeling van jonge gevangenen had veel goeds uitgericht. Cipier Martin, die een boefje in Reading een koekje had gegeven, werd daarvoor ontslagen, schreef Wilde in The Daily Chronicle eind mei 1897 (‘The case of warder Martin’). Deze ingezonden brief was opgenomen achterin de geautoriseerde vertaling van De profundis die in 1911 verscheen. De Haan meldde hierover in een voetnoot: ‘De Nederlandsche vertaling van den Dichter P.C. Boutens is onberispelijk, volledig en goedkoop.’ Dat De profundis niet volledig was, de editie 1905 noch die van 1911, bleek in 1912. Toen liet Arthur Ransome in Oscar Wilde, A Critical Study zien dat de gevangenisbrief van Wilde aan Alfred Douglas gericht was en niet aan Ross; de passages over Douglas waren allesbehalve vleiend. Douglas spande daarom een proces aan tegen de schrijver van de biografie.
Thank you much
De Haan ontving een brief van Mason (jammer genoeg zijn Masons brieven aan De Haan niet overgeleverd), waarop hij als volgt reageerde:
Amsterdam, 17.7.’12
Dear Sir, I thank you much for your kind letter. I am going to Russia with my wife and a lady-friend in a few days. I am happy that Wilde’s children are in good health and position. I had maked in my imagination of Warder Martin an art of angel to poor Wilde. And he is not?
I am so sorry for Lord Alfred that he is bringing an action before the Justice. How is that possible! One must not mixt himself with the Justice. Georges Eekhoud showed me a copy of the Poems lord Alfred was sending him from Naples in the latest time of Wildes imprisonment, with a letter. And an interview with a French journalist. I forgot the name. Especially the lettet is a beautiful one. And in that time lotd Alfred would have refused to bring an action befote a Court. But he seems to have changed completely and Mr André Gide too.
I paid the small note for Dorian Gray to Mr. Veen, and I was sorry, it was only such a little thing I could do for you.
Please remember me to Mr. Ross when you are seeing him, and believe me truly yours Jacob Israël de Haan11
In de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevindt zich een brief die Douglas vanuit Rome op 6 februari 1897 aan Georges Eekhoud stuurde. Dat is de brief waaraan De Haan in zijn schrijven aan Mason refereert. In die brief spreekt Douglas zijn be-
wondering uit voor Eekhouds Le cycle patibulaire, waarin het aan Wilde opgedragen verhaal staat. Hij zond de auteur een exemplaar van zijn eigen Poems.12
De hier geciteerde brief van 17 juli 1912 aan Stuart Mason is in 1957 openbaar gemaakt door Jaap Meijer.13 Een groot deel van zijn artikel bestond uit argumenten om de anonieme ‘Dear Sir’ aan Mason te koppelen. Meijer was niet op de hoogte van de voorafgaande brief aan Mason. Ook in 1957 verscheen Oscar Wilde and his literary circle: a catalog of manuscripts and letters in the William Andrews Clark Memorial Library, waarin De Haans brief van 25 april 1912 aan Mason vermeld stond. Sindsdien mag dus het bestaan van deze brief bekend worden verondersteld.14 Toch liet Meijer zijn artikel uit 1957 ongewijzigd in NRC Handelsblad van 16 april 1982 afdrukken.
De Clark Memorial Library, gevestigd in de University of California in Los Angeles, bezit een grote collectie Wildeiana, voortgebouwd op de collectie van Mason die in 1928 geveild werd: Collection of original manuscripts, letters amp; books of Oscar Wilde. Toen werden vier brieven van De Haan aan Stuart Mason en Robert Ross aangeboden, tezamen met de overdruk van ‘Aan Oscar Wilde’ voor Stuart Mason. Een van die brieven, die van 25 april 1912, en de overdruk zijn in Los Angeles terechtgekomen. Het blijft wonderlijk dat de overige drie brieven daar niet naartoe zijn gegaan. Ze zijn sindsdien spoorloos.
In De Gids van 1914 publiceerde De Haan nog een gedicht over Reading,15 maar vanaf juli 1912 kreeg de kring rond Oscar Wilde geen aandacht meer: De Haan ging zich volop inzetten voor Russische gevangenen. Over hun lot schreef hij hartstochtelijke stukken, gebundeld in In Russische gevangenissen (1913). Het verschil met Oscar Wilde was dat De Haan zich voor hen ook praktisch kon inzetten. In de kring van
Oscar Wilde bleef hij uiteindelijk een figuur aan de zijlijn, terwijl Van Eeden over het Russische engagement van De Haan bijkans jaloers oordeelde: ‘Een persoon die zich zoo naïef oprecht en hartstochtelijk uitspreekt en tevens practisch optreedt – dat is een figuur voor groote perioden.’16
De Haans kennis van het Engels heeft een snelle evolutie gekend. Het was een taal die hij niet op (de kweek)school onderwezen had gekregen. Voor het bezoek aan Welby had hij zich uit conversatiegidsen de taal enigszins eigen gemaakt. Zijn Engelse brieven uit 1912 tonen de nodige feilen. Maar uiteindelijk zou hij als correspondent in Palestina voor de Britse Daily Mail eindigen.
- 1
- Het verhaal ‘Le tribunal au chauffoir’ in de bundel Le cycle patibulaire.
- 2
- Verzamelde gedichten 1, 1952, p. 326-327.
- 3
- Mededelingen Frederik van Eeden-genootschap xiv, januari 1954, p. 92.
- 4
- Vrijdag 29 maart 1912.
- 5
- Frederik van Eeden, Dagboek. Deel iii, 1971, p. 1237.
- 6
- Afgebeeld in Uitgelezen boeken xiii/2, 17 sept. 2009, p. 31; door De Haan met andere persoonlijke bescheiden aan ene H. Keller geschonken en geveild bij Van Huffel in Utrecht op 14 febr. 1966.
- 7
- Bibliotheca Rosenthaliana; geveild bij Van Huffel 1966.
- 8
- In een voetnoot bij een artikel in het Tijdschrift voor Strafrecht uit 1917.
- 9
- Zie H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbaden van Louis Couperus’ werk (1884-1925) (Amsterdam 2000), p. 341-343; afb. 11 op p. 346.
- 10
- LLD – Doctor of Laws; de brief is, inliggend in een exemplaar van Het portret van Dorian Gray van 1911, bewaard gebleven in de William Andrews Clark Memorial Library van de University of California in Los Angeles.
- 11
- De brief is ingeplakt in het exemplaar van Pathologieën voor Douglas, in 1923 door een verzamelaar verworven en bewaard in The Robert Ross Memorial Collection van de Bodleian Library in Oxford.
- 12
- Vriendelijke mededeling van Caspar Wintermans.
- 13
- ‘Jacob Israël de Haan en de kring van Oscar Wilde’. In: Levende Talen, april 1957, p. 182-183.
- 14
- Evenals de brieven van P.C. Boutens aan Robert Ross uit 1912, door Marco Goud gepubliceerd in De Parelduiker 3 (1998) 1 (april) als ‘onlangs opgedoken in de W.A. Clark Memorial Library’.
- 15
- Verzamelde gedichten 1, p. 328-331.
- 16
- Van Eeden, Dagboek, 25 september 1913.