Petra Couvée
Een geslaagde stunt
Operatie Zjivago, de ontknoping+
Het is Kerst 1998. Ik ben in Parijs, in de rue Fresnel, en kijk op naar een statige woning, die aan de voorkant uitzicht biedt op de Seine en de Eiffeltoren. De achtergevel ervan lijkt zich in de loop der tijd breder te hebben gemaakt om het hoofd te kunnen bieden aan de belendende moderne hoogbouw. Een houten deur biedt toegang tot een vierkanten binnenplaats. Een stenen trap leidt naar het woonhuis. Hier woont Jacqueline de Proyart de Baillescourt, slaviste en vriendin van Boris Pasternak.
In De Parelduiker 98/2 heb ik beschreven hoe in december 1957 een manuscript in het Russisch van Dokter Zjivago met medeweten van de schrijver, Boris Pasternak, via Parijs op microfilm bij de Haagse uitgeverij Mouton & Co belandde. Terwijl de uitgeverij in moeizame onderhandeling was over de auteursrechten met de Italiaanse uitgever Feltrinelli1, ontving de drukkerij Mouton & Co een halfjaar later onverwachts een drukorder voor dezelfde roman: een lange, net geklede heer die zich niet nader bekend wilde maken, bestelde duizend exemplaren voor buiten de handel, te leveren vóór 1 september. Hij was in het bezit van offsetplaten van de roman. Bij nadere beschouwing bleek deze Dokter Zjivago belangrijk af te wijken van die op de microfilm. Toen Feltrinelli lucht kreeg van de clandestiene uitgave, ontstak hij in woede en eiste hij dat de persen werden stopgezet. Met een redelijke vergoeding plus de vermelding van zijn naam op de titelpagina werd de zaak gesust. De drukkerij leverde op 24 augustus 1958 de order aan de onbekende opdrachtgever. In oktober werd het boek op de wereldtentoonstelling te Brussel door Russisch sprekende paters in het Paviljoen van de Heilige Stoel onder sovjettoeristen uitgedeeld. Enige honderden exemplaren bereikten langs deze weg de Sovjet-Unie, waar Dokter Zjivago verboden was. Op 23 oktober 1958 ontving Boris Pasternak de Nobelprijs voor de literatuur voor zijn gehele oeuvre.
Op de vraag wie de opdrachtgever van de drukorder was, wie het duizendtal exemplaren gefinancierd had en met welk doel, moest ik echter het antwoord schuldig blijven. Er bestonden aanwijzingen dat emigrantenorganisaties in samenwerking met westerse geheime diensten, cia en bvd, achter de drukorder
zaten met de bedoeling de Sovjet-Unie een hak te zetten. Misschien wel de duidelijkste aanwijzing hiervoor was de mist die over de hele zaak, alle naspeuringen ten spijt, bleef hangen. Bewijsstukken ontbraken. Bij navraag bleek de bvd niets in het archief te hebben. Mouton & Co had nooit een rekening gehad of een brief bewaard. Alles was mondeling afgehandeld.
Het was tenslotte de Koude Oorlog: een oorlog die koud moest blijven omdat het gevaar voor algehele vernietiging te groot was; waarin de tegenstanders op spitsvondige wijze elkaars ideologieën trachtten te ondermijnen via clandestiene propaganda, sabotage, subversie, campagnes en congressen. Het woord was wapen. En deze oorlog had zich alleen maar verscherpt toen de Sovjet-Unie de vreedzame coëxistentie ging prediken, de zogenaamde ‘glimlachpolitiek’ na de dood van Stalin in 1953. Die ‘glimlachende’ Sovjet-Unie stuurde Spoetniks de lucht in, boekte successen op het gebied van sport en wetenschap en deed zich niet langer voor als die afschrikwekkende vijand van weleer, en was dus des te gevaarlijker.
Getuigenissen over de zaak-Mouton waren er wel. Maar allen die er direct bij betrokken waren, konden desgevraagd tot voor kort slechts gissen wie er achter de Haagse drukorder had gezeten. Ieder had – bewust of onbewust – een eigen stukje gelegd, zonder te weten in welke puzzel. Was er sprake geweest van een masterplan met één geheimzinnige bedenker? Of had een toevallig samenkomen van belangen van diverse organisaties en diensten in de zomer van 1958 geleid tot die raadselachtige, bij Mouton & Co gedrukte Russische uitgave van Dokter Zjivago, die Boris Pasternak nog geen twee maanden later de Nobelprijs bezorgde?
Mijn artikel in De Parelduiker wekte de belangstelling van een journalist van de tv-actualiteitenrubriek Netwerk. In een poging de witte plekken in het verhaal voor de tv-camera in te vullen, reisden we vervolgens met een cameraploeg af naar Parijs. We arrangeerden daar een confrontatie tussen de twee belangrijke hoofdrolspelers van toen: professor C.H. van Schooneveld, destijds hoogleraar Balto-Slavische talen in Leiden en redacteur bij Mouton & Co, en de Franse slaviste Jacqueline hertogin De Proyart. Zij hadden elkaar in al die jaren niet gezien en De Proyart bleek nog een appeltje met Van Schooneveld te schillen te hebben. Plaats van handeling: de fraaie woning van De Proyart, aan de rue Fresnel, waar eenenveertig jaar daarvoor de bespreking had plaatsgevonden.
Bij die gelegenheid, op 12 december 1957, werd gesproken over de uitgave in het Russisch van Dokter Zjivago. Aanwezig waren De Proyart, haar man, die optrad als advocaat van Pasternak in het Westen, Van Schooneveld en Peter de Ridder, beiden namens de Haagse uitgeverij Mouton & Co. De Hollanders voelden aanvankelijk weinig voor een Russische uitgave bij Mouton. De Ridder, die zich meer met de zakelijk-technische kant bezighield, was bang in een auteursrechtelijk conflict met Feltrinelli te raken. Bovendien was hij zich ervan bewust dat zijn uitgeverij, die voornamelijk wetenschappelijke werken uitgaf, eigenlijk niet was ingesteld op de publicatie van een roman. Van Schooneveld, op zijn beurt, vreesde met de uitgave
van een in de Sovjet-Unie verboden roman de sovjetlinguïsten die bijdragen leverden aan zijn wetenschappelijke series in moeilijkheden te brengen. Desalniettemin werd besloten een microfilm van Dokter Zjivago – er waren er in totaal drie – naar Nederland mee te nemen. Men zou zich erover beraden en te zijner tijd contact met De Proyart opnemen.
Nog diezelfde middag vertrok het tweetal terug naar het vaderland, in de veronderstelling onderweg een hotel te kunnen vinden. Maar alles bleek al gesloten, en hongerig en koud brachten ze de nacht in de auto door. De volgende dag werd de reis hervat, maar het mistte, het had geijzeld en op zeker moment verloor De Ridder, die pas had leren rijden, de macht over het stuur, waardoor de auto in een slip tegen een boom belandde. De meegenomen wijn lekte naar buiten. De bagage bleef ongedeerd. Gealarmeerd door het rode vocht dat uit de auto sijpelde, stopte een auto met Nederlandse kentekenplaat; het socialistische Kamerlid jonkheer Van der Goes van Naters bood zijn diensten aan en bracht hen naar de dichtstbijzijnde garage. Daar werd de auto provisorisch gerepareerd, om het in Nederland vlak bij huis, tussen Leiden en Voorschoten, definitief te begeven. ’s Nachts om drie uur kwamen de twee eindelijk bij het huis van Van Schooneveld in Leiden aan. Daar werd de microfilm in een Lips-kast opgeborgen, waar hij bleef liggen tot het huis in de zomer van 1959 werd ontruimd. De kasten zijn bij die gelegenheid overgebracht naar de Haagse Herderstraat, het bedrijfsadres van uitgeverij en drukkerij Mouton & Co. Vanaf dat moment is de microfilm spoorloos verdwenen.
Het spoor dat van Pasternaks datsja via Parijs naar de Haagse uitgeverij Mouton & Co geleid had, loopt hier dood. Van een uitgave op basis van de microfilm is het nooit gekomen. In ieder geval niet bij uitgeverij Mouton & Co. Geen wonder dat De Proyart na al die jaren wel eens wilde weten waarom die Hollanders het hadden laten afweten. Gelukkig was ze zo verstandig geweest haar eigen microfilm ten nutte te maken: in 1961 verscheen ‘le seul bon texte’2 van Dokter Zjivago bij Michigan University Press.
Bij onze aankomst heeft de hertogin al haar ‘pasternakiana’ op haar bureau uitgestald: het manuscript met verbeteringen dat Pasternak haar in december 1957
persoonlijk had meegegeven, brieven van Pasternak aan haar, de Franse vertaling van haar hand, de Michigan-editie en de uitgave waar het ons nu allemaal om te doen is: de ‘Haagse’ uitgave van Dokter Zjivago, ‘l’edition pirate’, zoals de hertogin hem koppig blijft noemen.
Hij bestaat dus toch echt! Precies zoals hij beschreven stond. In een hardcover, blauw, formaat 16 × 24, ingenaaid met de imprint ‘Feltrinelli Milan 1958’. Nergens een spoor van Mouton & Co te vinden, reden waarom in Nederland sommigen beweerden dat er helemaal nooit een ‘Haagse’ Zjivago geweest is. Hij ruikt als een gewoon oud boek, een beetje naar vocht en stof, en mist vooral die specifiek muffe, zure geur van een sovjetuitgave. De romantekst gaat vergezeld van een voorwoord van de uitgever, gesteld in een ietwat vreemd geconstrueerd Russisch:
Van de uitgeverij
De auteur van dit boek, Boris Pasternak, wordt door kenners van de Russische literatuur gezien als een der talentvolsten van de huidige meesters van het woord in de Sovjet-Unie.
In de woorden van de auteur vormt deze roman zijn levenswerk. In het monumentale werk van Pasternak wordt een heel tijdperk uitgebeeld. Hier toont zich de bijzondere kunst van de auteur, die in staat is zich te verplaatsen van de tekening van de politieke veranderingen van de huidige historische etappe tot een diepe doordringing in de eeuwige problematiek der menselijke ziel.
In het middelpunt van het werk van de auteur bevinden zich mensen die op het eerste gezicht gegrepen zijn door de gebeurtenissen van onze eeuw, maar er tot op zekere hoogte terzijde van staan. Pasternaks held, dokter Zjivago, die behoort tot de sovjetmaatschappij, is er slechts in
zoverre mee verbonden dat hij veroordeeld is er in te leven. De tragische gebeurtenissen waarvan Dokter Zjivago getuige is, trekken de belangstelling van de auteur in direct verband met de interpretatie die de held van het boek hem geeft.
Boris Pasternak werd geboren in 1890 in Moskou, in een gezin van een getalenteerde kunstenaar, die zich door zijn schilderijen wereldwijde bekendheid verwierf. De moeder van Pasternak was een uitzonderlijk begaafde concertpianiste. Zodoende nam Pasternak van jongs af aan deel aan die hoogculturele artistieke en muzikale wereld, waartoe zijn ouders behoorden.
Boris Pasternak kreeg grote bekendheid hoofdzakelijk als dichter en getalenteerde vertaler van Shakespeare en Goethe.
‘Dokter Zjivago’ is zijn eerste grote roman, die dankzij de hoge kunstzinnigheid, helderheid en diepte de aandacht van de wereld op zich deed vestigen.
De roman ‘Dokter Zjivago’ verscheen in vertaling in het Italiaans, het Engels en het Duits. De huidige uitgave is de eerste in het Russisch. In de Sovjet-Unie is dit werk van Pasternak tot op heden niet uitgegeven.
Jacqueline de Proyart – die zowel Pasternak als zijn roman zeer is toegedaan en diverse publicaties over de affaire-Pasternak op haar naam heeft staan – kon zich desgevraagd niet voorstellen dat deze uitgave door de geheime dienst cia bekostigd zou zijn. Als geheime opdrachtgever wees zij de emigrantenorganisatie nts aan. Die zou het getalm van Feltrinelli beu zijn geweest en alvast een partijtje ‘piraat’ hebben besteld.
De nts, Natsional’nyj Troedovoj Sojoez novogo pokolenija (Nationale Arbeidsbond van de jonge generatie), werd opgericht in de jaren dertig als antirevolutionair antwoord van de jongere lichting Russische emigrés op het communistische regime. Voor de oorlog werden deze jongeren vooral aangesproken door de overtuiging dat zij een zekere verantwoordelijkheid ten opzichte van de Sovjet-Unie hadden en daarom het communisme moesten bestrijden. De nts streefde naar een eigen Weltanschauung, een nieuw idee dat het marxisme kon vervangen. Tijdens de oorlog kwam de nts in een kwaad daglicht te staan wegens vermeende contacten met nazi-Duitsland. De nts beschikte over twee belangrijke organen: het weekblad Posev en het literaire tijdschrift Grani, die beide in Frankfurt am Main werden uitgegeven.
Ook in Nederland was de nts actief. In Amsterdam en Den Haag werden avondjes gehouden met Russische muziek, voordracht en politieke spreekbeurten. Maar de nts als opdrachtgever? Waarom zou deze groep verarmde, onhandige Russische zeloten tegen het communisme zoveel moeite hebben gedaan om het boek in Den Haag te laten drukken, als ze daartoe zelf de technische mogelijkheid in Frankfurt am Main had? En dan nog, waar kwam het geld daarvoor vandaan?
In Posev van 16 november 1958 gaf de nts zelf antwoord op die vraag in een artikel – met de titel ‘Voor de vrijheid’ – waarin verslag wordt gedaan van een nts-meeting in Den Haag naar aanleiding van de Hongaarse opstand:
In Den Haag wordt een persconferentie gehouden in het Parkhotel op 4 november. Aanwezig op die conferentie zijn De Telegraaf, de Volkskrant, Algemeen Dagblad, De Tijd, Het Vaderland, De Nieuwe Haagse Courant, Het Binnenhof, De Gelderlandpers, Limburgse Krant, Het Parool, vertegenwoordigers van het anp, ap (Amerikaans persbureau).
Als antwoord op vragen van de journalisten zei E.I. Garanin dat de nts betrokken was hij de verspreiding van de roman ‘Dokter Zjivago’ en bereid was een gratis uitgave in dundruk voor de Russische lezer uit te geven, als een westerse onderneming de nts de hiertoe noodzakelijke middelen zou helpen vinden.
Die noodzakelijke middelen hadden ze zelf kennelijk niet. Maar de Russisch sprekende paters die op de Expo actief waren, kwamen wel uit de gelederen van de nts of hadden er nauwe banden mee. De uitgave waarvan hierboven sprake is, zou er daadwerkelijk komen: in 1959 verscheen een tweedelige dundruk van Dokter Zjivago, in pocketformaat (handig voor de smokkel), bij de fictieve uitgeverij ‘Société d’Edition et d’Impression mondiale’. Die editie is nog tot ver in de jaren zeventig in de handel verkrijgbaar geweest.
Bij De Proyart had zich al in augustus 1957 een geldschieter aangediend in de persoon van de componist Nicolas Nabokov. Als secretaris van het ‘Congress for Cultural Freedom’ was hij bereid een oplage van duizend exemplaren te financieren voor buiten de handel, bestemd voor bibliotheken. In het voorwoord van Pasternaks correspondentie met haar3 voert De Proyart hem echter abusievelijk op als Vladimir Nabokov, de beroemde Russisch-Amerikaanse schrijver en neef van Nicolas. Direct bij aanvang van ons bezoek herstelde ze deze fout, waarmee ze echter het tegendeel leek te bewijzen van hetgeen ze altijd zo vurig heeft ontkend: de betrokkenheid van de cia met de Russische Dokter Zjivago-uitgave.
Immers, in zijn memoires Bagazh: Reminiscences of a Russian Cosmopolitan (1975) doet Nicolas uitvoerig verslag van zijn tijd als secretaris van het ‘Congress’. Opvallend openhartig is hij daarbij over de financiële bron van deze organisatie: de cia. ‘Niet in mijn meest fantastische dromen had ik kunnen vermoeden dat mijn activiteiten financieel door een Amerikaanse spionagedienst gedragen zouden worden.’ Het ‘Congress’ opereerde met geld van de cia, maar dat wisten De Proyart en Van Schooneveld niet. En dat is niet zo gek. Volgens Nabokov wordt het Congres voor culturele vrijheid in geen enkele encyclopedie genoemd, ‘terwijl het Congres in het kader van de Koude Oorlog twaalf jaar lang als een kleine volkenbond van liberalen en intelligenten functioneerde en duizenden soorten tijdschriften uitgaf en onder zijn medewerkers vooraanstaande mannen en vrouwen rekende, wier namen wel in encyclopedieën te vinden zijn’. En hoewel Nicolas Nabokov niet direct achter de ‘Haagse’ uitgave zat, was zijn betrokkenheid wél een belangrijke aanwijzing dat de cia al in een vroeg stadium in de roman geïnteresseerd was. De cia zocht een andere weg om de roman te laten drukken; ook de Amerikanen hadden genoeg van Feltrinelli’s kuren. Haast was toen geboden. Het Nobelprijscomité
vergaderde in september en stelde als voorwaarde voor toekenning van de prijs dat de roman in de originele taal gedrukt was. Die nieuwe weg zou eveneens naar Nederland leiden.
In reactie op de tv-uitzending van Netwerk (op 5 januari 1999) werd ik door een journalist van het Reformatorisch Dagblad in contact gebracht met een voormalige medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, die destijds belast was met psychologische oorlogsvoering. Hij bevestigde het ‘fantastische’ verhaal van de Amerikaanse slavist Carl Proffer dat eind 1957, begin 1958 de ex-trotskist en uitgever Felix Morrow benaderd werd door Elsa Bernaut, de weduwe van de voormalig Komintern-agent Ignace Reiss (pseudoniem voor Poretsky), met een ‘verbazingwekkend aantrekkelijke opdracht’: het zoeken naar een geschikte zetter voor Pasternaks roman. Bernaut was in de jaren vijftig uit wraak voor de moord op haar man als consultante voor de cia gaan werken. Morrow ging met het voorstel akkoord en koos voor Rausen Brothers in New York, een zetter met een voor Amerika ongebruikelijke Russische letter. Om de sporen naar Amerika uit te wissen, werd de drukorder op Europees papier gezet, in Nederland, waar Bernaut nog contacten had via haar oude vriend, de trotskist Henk Sneevliet.
Het voornaamste initiatief en de financiering van het Dokter Zjivago-project lagen dus bij de cia, die in de roman een uitstekend wapen zag in de psychologische oorlogsvoering. Een boek dat in de Sovjet-Unie anticommunistische sentimenten moest voeden en het geloof der kameraden kon corroderen. Nederland en de vs hadden door geslaagde gezamenlijke operaties uit het verleden een goede band gekregen, en de bvd en de cia werkten dan ook nauw samen. Omdat te allen tijde voorkomen moest worden dat de betrokkenheid van de cia aan het licht kwam, werd de drukorder in Europa uitgevoerd, op niet de meest voor de hand liggende plaats: Nederland. En omdat deze operatie buiten de eigenlijke taak van de bvd viel, zocht de bvd op haar beurt weer een uitvoerder van buiten haar gelederen. Een uitvoerder met lef, rechtlijnigheid en gemotiveerdheid: de belangrijkste anticommunistische organisatie in Nederland, Vrede en Vrijheid. Deze Nederlandse afdeling van de internationale organisatie Paix et Liberté werd in 1951 opgericht met als doel het uitdragen van de gedachte van vrede en vrijheid binnen het Koninkrijk der Nederlanden en de verdediging daarvan ‘naar binnen en buiten’. In de praktijk kwam dat neer op het voortbrengen van een onophoudelijke stroom anticommunistische propaganda. De anonieme opdrachtgever, de lange, net geklede man die zich bij Mouton & Co vervoegde, was afkomstig uit de kring van Vrede en Vrijheid.
‘Vindt u het geen geslaagde stunt?’ zo vroeg mij de inmiddels grijs geworden maar nog zeer vitale oud-bvd‘er. Dat valt moeilijk te ontkennen. Om een verboden Russisch manuscript de Sovjet-Unie uit te smokkelen, in New York te zetten, in Den Haag te drukken en in Brussel te verspreiden onder Russen die het boek
vervolgens terug de Sovjet-Unie insmokkelen, waar de uitgave verboden is: wie zou dat geen stunt noemen? En geslaagd was de stunt zeker ook: Pasternak kreeg de Nobelprijs en Dokter Zjivago kwam na zijn omzwervingen over de wereld in handen van hen voor wie het boek geschreven was: de Russische lezers.
Bronnen
Andreyev, C., Vlasov and the Russian Liberation Movement, Cambridge 1987. |
Coleman, P., The Liberal Conspiracy: the Congress for Cultural Freedom and the struggle for the mind of postwar Europe, New York/London 1989. |
Koedijk, P.C.M., ‘Van “Vrede en Vrijheid” tot “Volk en Verdediging”: veranderingen in anti-communistische psychologische oorlogvoering in Nederland, 1950-1965’, in: In de schaduw van de muur [red. B. Schoenmaker, J.A.M.M. Janssen], Den Haag 1997. |
Nabokov, N., Bagazh: Reminiscences of a Russian Cosmopolitan, New York 1975. |
Pasternak, B., Dokter Zjivago, Milaan 1958. |
Posev, [weekblad] jaargang 1958, Frankfurt am Main. |
Proffer, C., ‘A Footnote to the Zjivago affaire’, in: Widows of Russia, Ann Arbor 1987. |
De Proyart, J., Lettres à mes amies Françaises 1956-1960, Parijs 1994. |
De Proyart, J., Le Dossier de l’affaire Pasternak, Parijs 1997. |
Stolypin, A.P., Na sluzjbe Rossit, Frankfurt am Main 1986. |
Met dank aan Roelf van Til, Arjen Kroon, Geert van Poelgeest, Bart Jan Spruyt, Henk Maier en een voormalig medewerker van de bvd.
- +
- Petra Couvée is slaviste.
- 1
- Pasternak had in mei 1956 een manuscript (zonder verbeteringen) aan een agent van Feltrinelli afgestaan voor een Italiaanse vertaling. De Italiaanse vertaling verscheen op 15 november 1957. Omdat dit de eerste vertaling van Dokter Zjivago was, kreeg Feltrinelli alle rechten op de roman in het Westen en dus ook op een uitgave in de originele taal aldaar.
- 2
- Pasternak had in een Franstalig telegram van 14 maart 1960 aan De Proyart laten weten dat zij de geautoriseerde tekst had: ‘le seul bon texte.’
- 3
- Jacqueline de Proyart, Lettres à mes amies Françaises 1956-1960, Parijs 1994, p. 41.