Paul van Capelieveen+
‘Een speciale attractie’
Onbekende brieven van E. du Perron aan uitgever L.J.C. Boucher
Uitgever L.J.C. Boucher speelt in de correspondentie tussen E. du Perron en Menno ter Braak de rol van Kop van Jut en Trofee tegelijk. Uit de brieven van deze auteurs doemt het beeld op van een jonge, overmoedige en eigenwijze uitgever die deze giganten niet de baas kan en door hen afwisselend een kletsmeier en een goudmijn wordt genoemd. Nu meer archiefmateriaal is opgedoken, blijkt de waarheid toch iets anders: de auteurs hebben zich tijdens de crisisjaren op de jonge uitgever gestort als een mogelijke nieuwe bron van inkomsten. Ze probeerden hem zoveel mogelijk teksten in de maag te splitsen, die allemaal heel goed in zijn nog nauwelijks bestaande fonds zouden passen. Om hen niet botweg nee te verkopen, verzon Boucher uitvluchten. Financieel kon hij die voorstellen onmogelijk honoreren, wat de auteurs natuurlijk heel goed beseften. Zij stoorden zich aan zijn aarzelingen en omwegen, maar intussen publiceerde hij ook van Ter Braak en Du Perron enkele bundels in zijn eerste reeks Folemprise.
Tijdens de tentoonstelling over L.J.C. Boucher in Museum Meermanno (november 2007-april 2008) kwam een deel van het verloren gewaande uitgeversarchief van Boucher in het bezit van het museum, als aanvulling op wat Boucher rond 1982 zelf al overdroeg.1 Deze aanwinst bestaat voornamelijk uit financiële administratie, maar bevat ook een klein aantal brieven. Negen van deze brieven zijn geschreven door E. du Perron in de periode 1932-1935. Tot nu toe was in zijn verzamelde brieven2 slechts één brief opgenomen uit maart 1935, waarin Du Perron een bestelling plaatste bij de boekhandel van Boucher. In de negen niet eerder gepubliceerde brieven – die tot eind december 2008 tentoongesteld worden in de Berlagevitrine in de hal van Museum Meermanno in Den Haag – werpt Du Perron zich op als bezorger van middeleeuwse literaire teksten.
Jonge uitgever
De jonge L.J.C. Boucher (1908-1987) woonde destijds in de Tweede van den Boschstraat nummer 31 in Den Haag en werkte in de boekhandel van zijn vader W.J.
Boucher aan het Noordeinde 39. Hij zou de boekhandel later overnemen, maar eerst legde hij zich toe op de uitgeverij. Jaarlijks publiceerde de boekhandel van de familie Boucher La Haye diplomatique et mondaine, maar verder trad de firma slechts incidenteel op als uitgever, zoals voor Hilde van Hollands Preludes en immortellen (1918).3 De jonge Boucher bracht daarin verandering: hij begon in 1932, ondanks de internationale economische malaise4, een uitgeverij die in vijftig jaar ongeveer 430 boeken zou uitbrengen. Toen in de loop van 1932 de Duitse vormgever Henri Friedlaender de boekhandel binnenstapte (hij werkte voor de Haagse drukkerij Mouton), trok Boucher hem als ontwerper aan. Diens vakmanschap werd van doorslaggevend belang voor het fonds. Met de eerste uitgave startte Boucher meteen ook zijn eerste reeks: Folemprise. Het werden achttien delen (1932-1955), waarvan er twee zijn geschreven door Du Perron. De reekstitel verwees naar een boerderij van de familie Boucher in Ostel (Aisne), waarvan de naam een oud-Franse samentrekking was van ‘folle’ en ‘entreprise’ (gekkigheid en onderneming). De uitgeverij was er bovenal voor het eigen genoegen, hoewel Boucher de dichter Roland Holst toevertrouwde: ‘Onder elke uitgever leeft natuurlijk ook toch wel een beetje een zakenmannetje’.5 Boucher werd een gentleman-uitgever, die uit de Uitgeversbond stapte omdat het uitgeven niet zijn hoofdbedrijf was.
Het begin van folemprise
Ook J. Greshoff zag in deze tijd in Boucher (net als in Stols) een potentiële uitgever
van kleine boekjes. Hij vond de uitgever ‘een aardige jongen’ en ‘véél slimmer dan zijn vader’, die er overigens wel op stond dat er mooi papier werd gebruikt. Over de plannen van Boucher schreef Greshoff: ‘Hij wil wel goed. Zijn drukwerk moet gesoigneerd worden.’6 Ook vanwege de uitvoering dachten de bibliofielen Greshoff en Du Perron vaak aan Boucher, vooral Du Perron kon daarbij ongeduldig uit zijn slof schieten. Dan noemde hij Boucher ‘een erge beginneling, met erg weinig geld. Veel goede wil, maar voorlopig gebeurt daar niets’.7 Soms klonk Du Perron overdreven positief: ‘Die Boucher is om in goud te beslaan (Boucher d’Or)’.8 Ter Braak voegde er zijn opinie aan toe over de uitvoering van de eerste Boucher-boekjes: ‘Die Boucher schijnt het royaal aan te leggen!’9
Het beeldmerk van Folemprise is raadselachtig. Het dier lijkt een jachtluipaard. Greshoff noemde het ‘de panter’, Boucher zelf noemde het een ‘leeuwtje’ en was er in november 1932 niet echt enthousiast over: ‘Mijn fabuleuze leeuw op de titelpagina is van de 16e eeuwsche onbekende Houtsnijder. Dit past m.i. nogal bij ’t boekje. Als devies voor de serie behoud ik hem niet.’10 Maar dat gebeurde wel. Onder het colofon van Jacques de Baisieux, Het zijden harnas, in bewerking van E. du Perron, is het uitgeversmerk voor de eerste keer gebruikt. Is het toeval dat de Engelse letterontwerper en graveur Eric Gill in diezelfde tijd voor zijn uitgeverij (Hague and Gill) een soortgelijke panter-achtige als uitgeversmerk gebruikte?
De eerste Boucher-uitgave ontstond in hoog tempo. Du Perron onderhandelde met Boucher in augustus 1932 en kreeg f40,- voor zijn vertaling. Het boek werd gedrukt bij Mouton. Begin november werden drukproeven gecorrigeerd, half november was het prospectus klaar en op 3 december ontving Du Perron een exemplaar op Japans papier. Het boek, ontworpen door Henri Friedlaender, ging in
januari naar de winkels. Boucher merkte dat het ‘geen groot succes’ was, maar het was evenmin een ‘gróote aderlating. Ikzelf verkoop de Japansche exemplaren nog al, het geen zeer voordelig is’. Er waren ook maar 115 exemplaren gedrukt, waarvan 15 op Japans (prijs volgens prospectus: f. 10) en 100 op Ossekop van Van Gelder Zonen (prijs: f. 4,50).11
Brieven en briefkaarten van E. du Perron
Hieronder volgen de negen brieven en briefkaarten van E. du Perron aan L.J.C. Boucher in chronologische volgorde. De vijf niet gedagtekende stukken zijn gedateerd op basis van interne gegevens en vergelijking met de overige correspondentie van Du Perron.
1. Brief aan L.J.C. Boucher, 29 september 1932
Bellevue, 29 Sept ’32
WelEd. Heeren,
Van den heer Greshoff vernam ik dat u er voor voelde mijn bewerking van die middeleeuwsche historie ‘van de 3 ridders en het hemd’ uit te geven in 150 exx. en dat u mij fl. 40.- honorarium zoudt zenden bij ontvangst van het MS. Dit MS. wordt u gelijk hiermee toegezonden door mijn vriend den uitgever Stols te Maastricht, bij wien het berustte en die er een prachtuitgave van had willen maken met illustraties van John Buckland Wright, hetgeen door den crisistijd echter werd uitgesteld.12 Ik zend u liever het MS, om niet langer te wachten, maar zou het op prijs stellen indien u mij eenig idee wilde geven van de uitgave die u ervan wilde maken (ik hoop toch dat het niet in zakboekjesformaat uitkomt?) Het honorarium ontving ik dan graag omgaand aan dit adres: 24, avenue du 11 Novembre 1918, Bellevue (S. et O.), Frankrijk. Indien u zich voor andere middeleeuwsche bewerkingen, vertalingen, etc. interesseert, houd ik mij gaarne aanbevolen; ik heb hier alle gelegenheid en tijd om mij aan dgl. werken te wijden.
Met vriendelijke groeten, hoogachtend
EduPerron
2. Brief aan L.J.C. Boucher, 5 oktober 1932
Bellevue, 5 October ’32
Geachte Heer Boucher,
Dank voor de aanget. brief, waarin het honorarium. Het zou in andere omstandigheden inderdaad beter zijn geweest om het Fr. origineel aan den tekst dien u nu hebt toe te voegen; maar hier zou dit zeer moeilijk gaan en ongetwijfeld kostbaar worden. De originele ‘chanson de geste’ berust in een onuitgegeven ms. in Turijn;
om daar een afschrift van te krijgen zou niet meevallen; de tekstuitgave van dgl. mss. vereischt een groote kennis van het middeleeuwsche Fransch, gegeven de fouten die er altijd in zijn enz., en zou dus door een vakman moeten gebeuren (daar een copie die wij er van zouden laten maken, anders in twee opzichten defectueus dreigt te zijn). Ik maakte mijn bewerking naar een 18e-eeuwsche, getrouwe maar weinig fraaie, proza-overzetting, die in de bibliotheek van het Arsenaal, ook in ms., bestaat, maar deze tekst is door u niet te gebruiken. Ik heb mij in mijn bewerking, naar den geest, teruggewend naar het gedicht van Baisieux; en mijn proza later nog herzien met Arthur van Schendel.x Mijn titel Het Zijden Harnas lijkt mij dus, voor uw
boekje op zichzelf, beter dan de oorspr. titel Des trois Chevaliers et del Chenise,13 want u zult gezien hebben dat van drie ridders nauwelijks sprake is. Dit verhaal heeft m.i. een bizondere waarde als illustratie van de middeleeuwsche phaze der ‘cours d’amour’, omdat het als zoodanig van een poëzie (ik bedoel niet van een verskunst) en een directheid is, zooals die maar weinig voorkomen. Baisieux is als trouvère technisch wschl. een navolger en zwak, maar zijn conceptie van deze soort liefde is ongeveer uniek, en deze waarde van zijn gedicht meen ik in het proza juist goed te hebben doen uitkomen. Het is een ‘hooggestemd’ gegeven, uitgewerkt met een brutaliteit, die Stendhal verrukt zou hebben. – Ik geloof dus dat wij òf mijn bewerking apart moeten uitgeven, òf de originele tekst van Baisieux, met een nieuwe vertaling ernaast. Maar dit laatste zou veel geld kosten, en gegeven de altijd relatieve belangstelling in Holland voor die dingen, zou ik u dit voor een eerste uitgave althans, niet aanraden. – En nogmaals, de 18e eeuwsche prozatekst waarnaar ik werkte, heeft geen enkel belang, noch zelfs waarde, dan als ‘medium’.
Wanneer u zich voor middeleeuwsche teksten interesseert, wil ik gaarne zoeken in de uitgaven van Champion bv., of er andere dingen zijn, die een vertaling waard lijken; misschien is er wel een bundel middeleeuwsche verhalen, naar deze teksten, samen te stellen. Maar dit vergt een ijverig lezen en zoeken, als men werkelijk bizondere dingen wil, en zich niet tevreden stellen met het ongeveer boeiende of curieuze. Ik wil u niet op een weg brengen, waarnaar uw eigen smaak misschien heelemaal niet uitgaat; Het Zijden Harnas vormt, dunkt mij, op zichzelf een aardig boekje; met een oplaag van 100 (inpl. van 150) exx. kan ik mij best vereenigen, en het ‘gewaad’ laat ik geheel aan uw smaak over, op die ééne bedenking na, die ik uitte tegen te kleine boekjes. (Te groot zou ik het in dit geval ook niet maken!) Ik ben zeer benieuwd naar de uitgave en hoop spoedig proeven te ontvangen. Met vriendelijke groeten, uw dw.
EduPerron
3. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [na 29 november 1932]
Bellevue, Woensdag
Geachte Heer Boucher,
Van den heer ’s Gravesande vernam ik dat hij reeds een gewoon ex. kreeg van Het Zijden Harnas, en zoo ook van Greshoff – ofschoon u er bij zeide, dat er eerst in Januari over geschreven mocht worden.14 Als het u hetzelfde is, zou ik de exx. die u mij toedacht, wel graag dezer dagen ontvangen: ik maak er dan enkele menschen gelukkig mee, die ook alle bereid zullen zijn om tot Januari te zwijgen – gesteld dat zij be-
hoefte hadden om er vroeger of later over te praten, schrijven of anderszins te verhandelen.
Verder voltooide ik de vertaling van Larbaud’s Hautes en Basses Classes en Italie, naar een onvindbaar fragment van W.S. Landor.15 Het is een charmant verhaal, in brieven; alles bij elkaar 31 blzn. ms. Ik zond het aan Greshoff ter plaatsing in een tijdschrift; maar misschien is het later iets voor u, als u weer eens een klein boekje uitgeeft. (Ik veronderstel dat het uw bedoeling is om telkens andere uitvoeringen te geven, niet één uniform karakter te bereiken.)
Met vriendelijke groeten, uw dw.
EduPerron
4. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [ca. 3 december 1932]
Bellevue, Woensdag
Geachte Heer Boucher,
Dank voor het ex. op Japansch. Het ziet er werkelijk keurig uit, en zooals Greshoff mij schreef: het heeft inderdaad, en goddank, een geheel eigen cachet. U schrijft mij later dan nog wel eens voor welk van de plannetjes u het meeste voelt. ‘Casano-
va in Holland’ zou u zeker de meeste drukkosten veroorzaken, want die tekst is verreweg de grootste: ik denk dat het toch zeker wel 80 à 100 blzn. zal zijn; Lauzun’s fragment ± 40 blzn., ongeveer de helft (en 3 × zoo goed in het gegeven geval). Serena Bruchi ook ± 40 blzn.; Rodenbach, alles bijeen, precies 3 vel.
Ik zie met spanning uit naar de exx. op Ossekop die u mij nog zenden zult, en dank u er bij voorbaat voor. – Gide is den allerlaatsten tijd in Holland pas meer gelezen, geloof ik; de lezingen van Fernandez en verschillende artikelen hebben hem daar ‘bekender’ gemaakt. In ieder geval gold mijn reactie menschen die hem duidelijk of niet, of slecht lazen. Ikzelf sta nu trouwens nog wel anders tegenover zijn figuur en zijn werk dan toen ik dat stuk schreef. – Het stuk over het Démasqué was inderdaad van V.E. van V.16
Met vriendelijke groeten, gaarne uw
EduP.
5. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [ca. 20 december 1932]17
Bellevue, Vrijdag
Geachte heer Boucher,
Ik geloof dat ik een heel goed plannetje voor u heb. Zou u er niet voor voelen om de vijf mooiste verhalen van Arthur van Schendel uit te geven, nl. de vijf sprookjesachtige van zijn eersten tijd: De Schoone Jacht, Het Broos Geluk, Maneschijn, De Vreemdelingen en De Minnaar. Héél vroeger zijn ze in een klein boekje bij Versluys uitgekomen; later afschuwelijk leelijk gedrukt, en met 2 langere verhalen vermeerderd, bij de Wereld-Bibliotheek. Ik heb er altijd voor gevoeld om deze 5 korte verhalen eens apart te laten uitgeven, geïllustreerd bv., maar wist niet of Van Schendel zelf er wel voor voelde. Gisteren sprak ik er met hem over en bleek mij dat hij zooiets heel prettig zou vinden; hij zou voelen voor houtsneden van Buckland Wright (die zeer mooie houtsneden maakte voor 2 verhalen van A. Roland Holst, die binnenkort bij Stols zullen verschijnen).18 Maar als de crisistijd een dergelijke onderneming te duur maakt, of te riskant, dan wil hij ook wel een gewone mooie ‘typographie-pure’-uitgave. Als u ervoor voelt, zal ik Van S. vragen om de toestemming los te krijgen van de Wereld-Bibliotheek. U zou de verhalen dus even moeten lezen, als u ze niet kent; ze staan in den bundel die gewoon Verhalen heet; ik schat ze, de 5 bijeen, op ± 4 vel druks in een uitvoering, ongeveer als van Het Zijden Harnas. U zou dan ook werkelijk een héél superieur boek uitgeven, met een tekst die velen sinds lang goed verzorgd zouden willen zien, want de W.B., waarvan de druk op zichzelf al niets fraais heeft, gaf er indertijd maar tien exemplaren van op ietwat beter papier. U zou het boekje dan ook gerust wat duur mogen maken want de oplaag zou zeer beperkt moeten zijn (liefst minder dan 100 exx.), om de toestemming van de W.B. te krijgen.
Wilt u mij schrijven of u hiervoor voelt. Ik maak de rest dan wel met Van S. af, of zeg hem dat u zich zelf met hem in relatie wilt stellen.
Met vriendelijke groeten, steeds gaarne u dw.
EduPerron19
Bellevue, Woensdag
6. Briefkaart aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [poststempel: 24 december 1932]
In haast
Geachte Heer Boucher,
Dank voor het kerstboekje van Orléans. Het gedicht leent zich prachtig, inderdaad, voor de occasie.20 Het drukwerkje is keurig en verraadt een juveniele verliefdheid voor het ‘vak’.
Met vriendelijke groeten,
uw
EduP.
Bellevue, Zaterdag
7. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [14 januari 1933]
Brussel, Zaterdagav.
Geachte Heer Boucher,
Ik ben weer in Brussel, en nog allesbehalve uit mijn beslommeringen.21 Maandag hoop ik in Bellevue terug te zijn. Schrijft u mij daarheen of u dien uitgever Robert Rivière (van Omar Khayyam) nog gevonden hebt?22
Iets anders: ik zoek sinds tijden naar een goede complete Multatuli – met compleet bedoel ik, dat de Millioenen-studiën, de 1001 specialiteiten en Nog eens: Vrije-Arbeid erbij moeten zijn, in de ongeveer uniforme drukjes die Cohen daar telkens van heeft gemaakt – uniform met de rest van Elsevier nl.23 Kunt u mij aan een behoorlijke Multatuli helpen zonder dat het te duur wordt (mijn omstandigheden laten mij niet meer toe te dure boeken te koopen). Zou u de zg. ‘kop-uitgave’ nog voor mij kunnen vinden – maar dan een proper exemplaar – of de Garmond-editie, maar dan op goed papier – later was die op volmaakt krantenpapier. Misschien hèbt u wel iets staan?
Een ander ding dat ik ook al lang zoek is een van de 1e drukken (het vierkante formaat en dan nog de groote letter) van Eline Verex; maar dat schijnt nog moeilijker te vinden te zijn. Als u mij een goede Multatuli kon bezorgen, zou ik u al zeer dankbaar zijn.
Hebt u bericht van Van Schendel, en de Omar Khayyam-kwestie bestudeerd?
Die ‘Golden Treasure’-editie geeft u alle inlichtingen over voorredes,24 varianten, enz. Maar ik blijf erbij dat een mooie druk van de eerste lezing van 75 kwatrijnen alleen, èn goedkooper èn beter uitvalt. Dat is althans FitzGerald op zijn best!
Mocht u nog iets voor mij vinden of iets weten dat u geschikt lijkt, waarschuwt u mij dan? Als het werkelijk de moeite waard is, kan ik ook vóór October Bellevue verlaten én mij in Holland vestigen; maar als het ongeveer op hetzelfde neerkomt, blijf ik natuurlijk liever in Frankrijk.25
Geloof mij, met vriendelijke groeten,
gaarne uw
EduPerron
8. Prentbriefkaart27 aan L.J.C. Boucher, 23 januari 1933
Bellevue, 23 Jan.
Geachte Heer Boucher,
Hebt u mijn brief uit Brussel (over Multatuli, etc.) ontvangen? Ik verwonder mij erover dat ik nog steeds geen antwoord heb. Of bent u zoekende?
Met beste groeten,
uw
EduPerron
9. Brief aan L.J.C. Boucher, ongedateerd [februari 1933?]
Geachte heer Boucher,
Dank voor uw bericht. Schrijft u Van Schendel zelf even? Ik sprak er met hem over, en hij zegt dat de W.B. geen recht heeft om te weigeren, als de prijs minstens 4 × 90 cts. bedraagt. Maakt u er dus een boekje van van fl. 3.75 of fl. 3.90, dan is het in orde. Ik geloof dat V. Sch. een ongebundeld verhaal heeft; het zou een speciale attractie voor bibliophielen kunnen zijn.
Ik ben meer dan benieuwd naar uw Omar Khayyam. Laat u er ook niet een frontispiece in ietwat Oosterschen trant voor snijden of graveeren?28
Als u moeite doet voor Multatuli en Eline Vere, wilt u er dan op letten dat de exemplaren er werkelijk goed uitzien; niet beduimeld en gekreukt? Dit is voor mij een eerste vereischte!
Met vr. groeten, gaarne uw
EduPerron
Is het waar dat prinses Juliana via den boekhandel van uw vader op Forum geabonneerd is, of behoort dit tot de beminnelijke legenden?29
Bellevue.
Idioot sermoen
Hiermee komt de nu ontdekte correspondentie van Du Perron en Boucher tot een einde. De samenwerking ging echter nog enige tijd door. Du Perron zou enkele delen uit de Folemprisereeks recenseren. Van het derde deel (Franz Hellens) waardeerde hij ‘het even opmerkelijke als smaakrijke karakter’ (2 april 1935) en ook het tiende deel (G.H. ‘s-Gravesande) was ‘met een maximum van smaak’ verzorgd (14 juli 1937). Maar in een recensie over een andere uitgave, Guzmans In de schaduw van den leider, merkte hij op dat Boucher ‘er ditmaal […] met de muts naar gegooid’ had en de illustraties vond hij ‘een aanfluiting’ (10 november 1937).30 Intussen besloot Boucher in het najaar van 1935 dat hij Du Perrons ‘blocnotes’ wilde uitgeven in een boekje van circa ‘8 vel’. De onderhandelingen daarover gingen gepaard met ergernis van de zijde van Du Perron die aan de dichter Marsman schreef (brief van 29 oktober 1935): ‘Ik was met Boucher zoowat klaar, maar zond hem op zijn verzoek, eerst de copy; dat moet volgens mijn contract. Hij wil het niet uitgeven, best. Maar hij
houdt een idioot sermoen, omdat hij zou willen dat ik dit ook niet bij een ander uitgaf. Ik weet niet welk machiavellisme hier achter zit, maar zijn brief heeft me ditmaal op de zenuwen gewerkt, en ik heb hem daar blijk van gegeven in mijn antwoord’. De uitgave verscheen in september 1936 als Blocnote klein formaat (Folemprise 8).31 Dat het de auteurs ernst was als het om geld verdienen ging, blijkt ook uit de speurtocht naar betaald werk in deze periode. Via Menno ter Braak zocht Du Perron een baantje als tijdschriftsecretaris: ‘Of zie je nog wat anders? (Boekhandelaar bij Boucher of zoo?)’.32 Dat laatste is er in elk geval niet van gekomen.
- +
- Paul van Capelleveen (1960) is conservator bij de afdeling Bijzondere collecties van de Koninklijke Bibliotheek en conservator Moderne collectie van Museum Meermanno in Den Haag.
- 1
- Het archief werd geschonken door Ph. Boucher; zie voor de brieven van Du Perron Museum Meermanno, Den Haag, archief Boucher, BO 070. Ik dank de rechthebbenden, met name Mr. A.E. du Perron, voor de vriendelijke toestemming voor publicatie van deze brieven. Meer informatie over L.J.C. Boucher is te vinden in L.J.C. Boucher, Eindeloos tussen de boeken (Midlaren 1986), en in Paul van Capelleveen, L.J.C. Boucher, uitgever. Het plezier een boekje te maken en te ontvangen blijft vers als op de eerste dag (Den Haag 2007).
- 2
- Brieven van E. du Perron worden geciteerd naar de uitgave E. du Perron, Brieven (Amsterdam 1977-1990). Zie voor de brief aan Boucher: Brieven v, p. 249, nummer 2429.
- 3
- De uitvoering hiervan lijkt sterk op de Boutens-uitgaven in een slappe linnen band van Van Dishoeck.
- 4
- In een brief aan J. Greshoff, 24 september 1932, schreef L.J.C. Boucher over een bezoek aan Parijs: ‘Ik ben met een drukkerij bezig om een idee van de kosten te krijgen’, en: ‘In Parijs is een ware revolutie in de boekenwereld […] Een hele serie uitgevers bestaan niet meer’ (collectie Letterkundig Museum [lm], G 00785 B 1).
- 5
- Brief van L.J.C. Boucher aan Adriaan Roland Holst, 15 juni 1967 (part. coll.).
- 6
- Brief van J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 23 september 1932, in: ‘Beste Sander, Do it now!’ Briefwisseling J. Greshoff-A.A.M. Stols. Deel i, 1922-1941. Bezorgd door Salma Chen en S.A.J. van Faassen (‘s-Gravenhage 1990), p. 166.
- 7
- Brief van Du Perron aan S. Vestdijk, 5 december 1932, in: Brieven v, p. 495, nummer 1397.
- 8
- Brief van Du Perron aan J. Greshoff, 20 augustus 1935, in: Brieven v, p. 426, nummer 2653. Zie ook de tweede brief van Du Perron aan Boucher, waarin wordt bedankt voor het honorarium dat als voorschot werd betaald.
- 9
- De briefwisseling van Ter Braak en Du Perron wordt geciteerd naar Menno ter Braak, E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940 (Amsterdam 1962-1967). Brief van Menno ter Braak aan E. du Perron, 27 december 1932, in: Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 403, nummer 288.
- 10
- Brief van L.J.C. Boucher aan J. Greshoff, 15 november 1932 (coll. lm, G 00785 B 1).
- 11
- Zie de brieven van Du Perron van 10 augustus 1932 (aan Greshoff), 27 september 1932 en 29 september 1932 (aan Stols), 7 november en 3 december 1932 (aan Greshoff) (in Brieven v) en de brieven van L.J.C. Boucher aan Greshoff, 15 en 24 november 1932 en 20 februari 1933. Op 7 maart 1933 schreef Boucher aan Greshoff: ‘De beroerde boekhandelaren koopen geen “Zijden harnassen” genoeg. Ik heb nu de exx. die over zijn in commissie gestuurd’ (coll. lm, G 00785 B 1).
- 12
- Zie de brief van Du Perron aan Greshoff, 27 september 1932, in: Brieven iii, p. 411, nummer 1291: ‘Heb jij het de firma Boucher aangepraat, of was het in dit geval (avec ce nom prédestiné) een professioneele belangstelling? Hoe het zij, de man kan het krijgen.’
- x
- [Noot in de marge]: Vandaar de wijzigingen in den tekst zooals die verscheen in De Vrije Bladen.
- 13
- Verschrijving voor Chemise.
- 14
- ‘Boucher zond mij het boekje nog niet’, schreef Du Perron aan Greshoff, 29 november 1932, in: Brieven iii, p. 483, nummer 1385.
- 15
- Valery Larbaud publiceerde in 1911 bij Beaumont in Parijs een vertaling van High and low life in Italy van Walter Savage Landor onder de titel Hautes et basses classes en Italie. (Fragment). Du Perron vertaalde een fragment van deze Franse editie in het Nederlands: Serena. Deze vertaling verscheen onder de titel Serena bij Stols in 1935 (Kaleidoscoop, 13).
- 16
- Kennelijk reageerde Boucher op Du Perrons besprekingen van Fernandez en Gide in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 en 26 januari 1926 (zie E. du Perron, Verzameld werk vi, p. 54-58). Over Menno ter Braaks Démasqué der schoonheid schreef Victor E. van Vriesland een recensie. De voorstellen van Du Perron voor mogelijke Boucher-uitgaven (Casanova, Lauzun, Serena Bruchi en Rodenbach) hebben tot niets geleid. Casanova werd door Du Perron bij eerste lezing als ‘een ideaal in de literatuur’ beschouwd’ (Verzameld werk ii, p. 24-25) en kennelijk wilde hij een selectie uit diens dagboeken publiceren; in zijn brieven kwam hij er verder niet op terug. De hertog van Lauzun (1747-1793) werd door Du Perron genoemd in zijn gedicht ‘Op een divanbed’: ‘al weet hij dat Lauzun ’t stuk zelfs op grind volbracht’ (Verzameld werk i, p. 110). In 1928 verscheen bij Jonquières in Parijs een editie van zijn memoires, bezorgd door Edmond Pilon: Mémoires de Armand Louis de Gontaut, duc de Lauzun, général Biron. Du Perron sprak daarover in zijn Cahiers van een lezer (Verzameld werk ii, p. 131). In een brief van Du Perron aan Ter Braak, 10 december 1932, kort na zijn brief aan Boucher dus, vergeleek Du Perron de hertog van Lauzun met de figuur Valmont uit Les liasons dangereuses van Choderlos de Laclos (zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 386-387, nummer 277). Serena Bruchi betrof Du Perrons vertaling van Serena (zie noot 15). De jonggestorven Albrecht Rodenbach (1856-1880) werd door Du Perron even hoog gewaardeerd als Jacques Perk. Begin november 1930 schreef Du Perron aan Victor van Vriesland dat hij ‘een kleine bloemlezing’ uit diens werk maakte (zie Brieven ii, p. 332, nummer 631). In het Letterkundig Museum, Den Haag, wordt een ‘druksel met autograaf’ bewaard, ‘Dertig liederen en gedichten van Albrecht Rodenbach’, met aantekeningen en correcties door E. du Perron. Die uitgave verscheen niet bij Boucher en Du Perron probeerde ook Stols als uitgever te strikken: in februari 1933 vroeg hij de selectie van Stols retour (Brieven iv, p. 53, nummer 1496) en in 1935 deed hij nog eens een poging via Jan Greshoff (Brieven vii, p. 117, nummer 3280). De uitgave is nooit verschenen.
- 17
- Du Perron zou het voorstel in deze brief met Arthur van Schendel hebben kunnen bespreken tijdens een bezoek aan Van Schendel op 17 december 1932 (zie Brieven iii, p. 508, nummer 1415).
- 18
- A. Roland Holst, Tusschen vuur en maan verscheen als Halcyon-uitgave in december 1932. Du Perron ontving zijn exemplaar op 18 januari 1933 (zie brief van Du Perron aan Stols, in: Brieven iv, p. 18, brief nummer 1445).
- 19
- Onderaan deze brief maakte Boucher in potlood berekeningen voor een uitgave van 150 exemplaren met vijfhoutsneden door John Buckland Wright, maar deze bundel is niet verschenen. De eerste van drie uitgaven van Van Schendel bij Boucher verscheen in 1936 als Folemprise 7: Avonturiers, met een titelgravure door Buckland Wright.
- 20
- De tweede publicatie van uitgever L.J.C. Boucher was een kerstwens: Charles d’Orléans, Priez pour paix (La Haye 1932).
- 21
- Na de dood van zijn moeder op 3 januari 1933 kreeg Du Perron te maken met financiële problemen.
- 22
- Op 31 december 1932 vroeg Du Perron aan Henri Mayer (van boekhandel Nijhoff in Den Haag) om de editie van Rivière (London 1928) voor hem te zoeken (Brieven iii, p. 522, nummer 1427). Op 6 januari 1933 verduidelijkte hij zijn vraag (Brieven iv, p. 11, nummer 1432).
- 23
- Aan de kop van deze brief (briefpapier van de Redactie van Groot Nederland, briefhoofd doorgestreept) heeft Boucher of een medewerker van de boekhandel geschreven: ‘1.000.000’ en: ‘23/1 Els. geschr.’
- x
- [Noot onderaan p. 2:] Ik meen dat met de 5e of 6e druk het formaat nog wel goed is, maar de letter klein en slecht wordt.26
- 26
- Vanaf de zevende druk is het formaat aanzienlijk kleiner (H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus’ werk 1884-1925 [Amsterdam/Antwerpen 2000], p. 115).
- 26
- Vanaf de zevende druk is het formaat aanzienlijk kleiner (H.T.M. van Vliet, Versierde verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus’ werk 1884-1925 [Amsterdam/Antwerpen 2000], p. 115).
- 24
- Door perforatiegaten is het eerste deel van dit woord verloren gegaan.
- 25
- In oktober zou de huur van het appartement in Bellevue verlopen.
- 27
- Foto van een ets van Goya (747 – L’oeuvre de Goya) met onderschrift in het Spaans en Frans (‘Elles disent oui et tendent la main au premier qui arrive’).
- 28
- Boucher publiceerde geen editie van Omar Khayyam.
- 29
- Een jaar eerder, op 12 april 1932, schreef Du Perron aan Ter Braak dat hij dit gehoord had van boekhandelaar N.J. Beversen, zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. i, p. 181, nummer 134. Op 3 maart 1934 opende bij Boucher een tentoonstelling over Forum, zie Briefwisseling 1930-1940. Dl. ii, p. 350, nummer 549.
- 30
- E. du Perron, Verzameld werk vi, p. 170-171, 197-198, 203-209.
- 31
- Sjoerd van Faassen heeft een bibliografie van Folemprise in voorbereiding.
- 32
- Brief van Du Perron aan Ter Braak, 5 maart 1936, in: Briefwisseling 1930-1940. Dl. iii, p. 381, nummer 915.