Over dit hoofdstuk/artikel

Tonnie Luiken

over Peter Andriesse


+
Tonnie Luiken (1953) is neerlandicus. Hij is oprichter en redacteur van de wfh-verzamelkrant.

Over dit hoofdstuk/artikel

Hans van Straten


+
Hans van Straten (1923) publiceerde eerder in De Parelduiker over Poesjkin.

Over dit hoofdstuk/artikel

Paul van Liempt

over Ischa Meijer


+
Paul van Liempt (1962) is mediajournalist en columnist bij onder meer Het Parool, de vara en Voetbal International.

Over dit hoofdstuk/artikel

Maurits Verhoeff

over R. Roegholt


Over dit hoofdstuk/artikel

Willem Maas

over Jacques Gans


+
Willem Maas (1958) publiceerde eerder over Jacques Gans: De onbestrafte zonde van Jacques Gans en Nescio en de man die uitvreter wilde worden. Hij bereidt momenteel een biografie van Jacques Gans voor.
1
‘Le paradis du snob’. In: De Vrije Bladen, jrg. 5, nr. 10, oktober 1928, p. 309.
2
Tussen nummer 1 (op vrijdag verschenen) en 3/4 (zaterdags verschenen) zitten nog ongeveer drie weken, maar dan gaat ’t mis; nr. 5/6 verschijnt op 18 februari, nr. 8/9 op 17 maart.
3
Dit blijkt uit een brief van Du Perron aan J. Gans uit Parijs, d.d. 10 december 1935. Brieven dl. 6, p. 71.
4
Zie: Willem Maas, De onbestrafte zonde van Jacques Gans. Amsterdam 1992.
5
Zie hierover: Jacques Gans, Een onaangepast mens. Amsterdam, 1981, pp. 124-127.
6
Jan Vrijman, ‘Slimme Gans’. In Vrij Nederland, 27-4-1957.
7
Jacques Gans, Het Pamflet, weekblad tegen het publiek. Amsterdam 1980.
8
In percentages: bewonderde auteurs 44% (39), polemiek 31% (38), autobiografie 23% (21) en varia 2%. Tussen haakjes de percentages als we aflevering 7 (die Gans liet schrijven door een ander) ook meetellen.
9
Gans is overigens een van de eersten die schrijven over Walraven. Hij wordt slechts voorafgegaan door Greshoff, Van Galen Last, Rob Nieuwenhuys en K. Heeroma. Zie hierover de bibliografie ‘van en over Willem Walraven’ in Willem Walraven, Een maand in het boevenpak. ‘s-Gravenhage 1978.
10
H.P.L Wiessing, Bewegend portret. Amsterdam 1960, p. 470.
11
In de inleiding bij Alexander Cohen Uiterst rechts.
Amsterdam 1981. De Engelbewaarder jrg. 6, nr. 22, april 1981, pp. 9-10.
12
Jacques Gans,’Carnaval der desperado’s. Courts Mahler in de Geheime Dienst. Niets begrepen van de werkelijke motieven der illegaliteit’. In: Vrij Nederland, 20-11-1948.
13
Dat moet de laatste alinea zijn geweest van ‘Democratie, kunst en erotiek’ in De Vlam van 25-6-1949. In dit stuk kritiseert Gans het feit dat twaalf onzedelijk geachte schilderijen van Kees van Dongen werden verwijderd van een tentoonstelling in het Rotterdamse Boymans Museum. De alinea bevat de volgende zinnen: ‘Dit trieste incident deed mij herinneren aan een gereformeerde stationschef in Veenendaal, die iedere zondag zijn haan uit het kippenhok weghaalde, opdat ook daar de dag des Heren zich op waardige wijze zou voltrekken. […] Ik las een gedicht van hem [Kees van Dongen, wm] naar aanleiding van het gebeurde, waarin hij voorspelde dat bij een volgend bezoek aan Nederland, hij stellig verwacht de koeien met bustehouders in de wei te zien staan.’
14
Deze brief is in het bezit van mr. G.B.J Hiltermann.
15
Het stuk verscheen in Podium jrg. 10, nr. 3, mei-juni 1955.
16
In een brief uit Amsterdam, d.d. 29 maart 1950.
17
In een brief uit Amsterdam, d.d. 19 januari 1950.
18
In een brief uit Amsterdam, d.d. 26 maart 1950.
19
In het artikel ‘Alexander Cohen negentig jaar’. In: Haagse Post, 2-10-1954.
20
Jacques Gans, Een onaangepast mens. Amsterdam 1981, p. 126-127.

Over dit hoofdstuk/artikel

Nop Maas


Over dit hoofdstuk/artikel

Nop Maas


Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Entrop

Maurits Verhoeff

over Wilhelm Loeb


+
Marco Entrop (1956) publiceerde eerder in De Parelduiker over Francis Picabia en Paul van Ostaijen.
Maurits Verhoeff (1966) publiceerde eerder in De Parelduiker over Theo Thijssen en Nescio.
1
J. Greshoff, ‘Willem Loeb, een klassiek buitenstaander’, in: Het Vaderland, 8 december 1956.
2
V.E. van Vriesland, ‘Ter inleiding’, in: W. Loeb, Kleine biosofie. Honderd aforismen, ‘s-Gravenhage 1956, p. 5-9. Onder de titel ‘Inleiding tot een ontheemde’ ook in: V.E van Vriesland, Onderzoek en vertoog. Verzameld critisch en essayistisch proza, Amsterdam 1958, p. 694-697.
3
Greshoff, op. cit. (noot 1).
4
De titel stond al vast: Het Joodsche Volk. Tijdschrift voor het nieuwe Joodsche leven. Brief van W. Loeb aan een (onbekende) medestander, d.d. 9 januari 1914. Archief W. Loeb (sign. L 9611), Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.
5
‘Noodzakelijke beschouwingen (bij wijze van overbodige inleiding)’, in: W. Loeb, Tertio, Amsterdam 1932, p. 1-17.
6
Brief van W. Loeb aan Benno J. Stokvis, d.d. 7 mei 1926. Archief B.J. Stokvis (nr. 736, inv. 26), Gemeentearchief Amsterdam.
7
Zo verscheen in 1932 zijn ‘noodzakelijke beschouwing’ St vis pacem. Als gij den vrede wilt!, waarin Loeb zich fel keerde tegen de Kerk, het militarisme en het kapitalisme.
8
Anoniem, ‘Wordt Van der Lubbe vergiftigd? De meening van zijn Hollandsche vrienden over het proces’, in Het Volk 7 oktober 1933. Dat Duitsland definitief voor hem had afgedaan, liet Loeb in 1940 merken. ‘Wilhelm is dood’, schreef hij op 23 mei 1940 aan Greshoff (Archief W. Loeb, op.cit. [noot 4]). Na de Duitse inval in Nederland weigerde Loeb zich nog langer Wilhelm te noemen. Al zijn publicaties en brieven ondertekende hij nadien met Willem Loeb.
9
De laatste grote rechtszaak waarbij Loeb als raadsman optrad, was het destijds geruchtmakende Nijenrode-proces. In deze grootscheepse oplichtingszaak, die tussen 1934 en 1937 voor de Amsterdamse rechtbank in behandeling was, verdedigde Loeb een tweetal verdachten.
10
In een ongedateerde, maar waarschijnlijk in 1939 geschreven brief aan V. van Vriesland. Archief W. Loeb, op. cit. (noot 4). Alle hier geciteerde brieven van Loeb aan Van Vriesland bevinden zich in deze collectie.
11
Op 3 april 1936 berichtte de Nieuwe Rotterdamsche Courant over de op handen zijnde verschijning van Mijn eigen tijdschrift. Aan de binnenzijde van het omslag van No. 3 drukte de uitgever de mededeling af dat ‘Door vacantie en uitstedigheid van den schrijver’ er enige vertraging was opgetreden in de uitgave.
12
Zie: Tertio, op. cit. (noot 5), p. 65. In Loebs nalatenschap bevindt zich een 33 pagina’s tellend typoscript van de roman. Van de in totaal 19 hoofdstukken zijn de eerste 9 in Mijn eigen tijdschrift gepubliceerd.
13
Van Vriesland, op. cit. (noot 2), p. 9.
14
Ook Loebs eerste vrouw, Flora Polak, overleefde het concentratiekamp niet. Zij kwam op 11 februari 1944 om in Auschwitz.

Over dit hoofdstuk/artikel

Ronald Spoor

over Alexander Cohen


+
Ronald Spoor (1941) bezorgde onder meer Uiterst links (1980), een keuze uit het journalistieke werk (1887-1896) van Alexander Cohen.

Over dit hoofdstuk/artikel

Lisa Kuitert


+
Lisa Kuitert is als onderzoeker verbonden aan het Huizinga Instituut te Amsterdam. In 1993 promoveerde zij op Het ene boek in vele delen. De uitgave van literaire series in Nederland 1850-1900.
1
E. van Calcar, ‘Hoe ik door ervaring tot overtuiging kwam’, Op de grenzen van twee werelden 1885 p. 133-195. Zie ook J.H. Sikemeier, Elise van Calcar-Schiotling. Haar leven en omgeving haar arbeid haar geestesrichting. Haarlem 1921, p. 647
2
De negentiende eeuw I (1977) p. 13-25; ii (1978) p. 2-8; iv (1980) p.2-13; vii (1983) p.260-276. De inventarisatie over de periode 1850-1879 is niet gepubliceerd, maar werd mij door Marita Mathijsen ter inzage gegeven, waarvoor hartelijk dank.
3
G.J. Johannes, De barometer van de smaak. Tijdschriften in Nederland 1770-1830. Den Haag 1995 (Nederlandse cultuur in Europese context, monografieën en studies dl 2) p. 70-75
4
Idem p. 72
5
Zie hiervoor L.J. Rogier, Het tijdschrift ‘Katholikon’ 1827-1830. Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van wetenschappen, afdeling Letterkunde. Nieuwe reeks, deel 20, nr 12. Amsterdam 1957 (afzonderlijk uitgegeven)
6
Idem p. 20
7
Jan ten Brink, Geschiedenis van Noord-Nederlandsche Letteren in de xix eeuw […] Herziene druk, derde deel, p.431
8
Sikemeier, op.cit. (noot 1) p. 652
9
Zie C.G.N. de Vooys, ‘Apollo, Argus en Nederlandsche Mercurius’ en ‘Iets over Adriaan van der Hoop als criticus’ in (id.), Verzamelde letterkundige opstellen. Nieuwe bundel. Antwerpen enz. 1947, pp 96-129. Vooral p. 100.
10
Zie over hem: Pieter van Wissing, ‘“Heethooftige en speculateur” Petrus de Wacker van Zon (1758-1818)’, Documentatieblad 18e eeuw 24 (1992) nr 2 p. 175-199
11
J.G. Frederiks en F.J.P van den Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde. Amsterdam z.j. (tweede omgewerkte druk)
12
Zie over hem: Hans van der Veen, Register op het Amstels Schouwtooneel van A.L. Barbaz, alsmede op het weekblad De Fortuin en op de kwartaaluitgave Mengelwerken. Uitgave in eigen beheer, 1987 z.p.
13
Zie P.J. Buijnsters, ‘Spectatoriale tijdschriften in Nederland 1718-1800’, in (id.), Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw. Veertien verkenningen. Utrecht 1984, p. 36-47
14
Zie ook Lisa Kuitert, Het ene boek in vele delen. De uitgave van literaire series 1850-1900. Amsterdam 1993, p. 55
15
Idem p.37-43 en p.87
16
W.J.A. Huberts, W.A. Elberts, F.J.P. van den Branden, Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkunde. Deventer 1878.
17
In de Uilenspiegel van 6 juli 1872 werden De Levensbode en de Ideen samengepakt en beschouwd als ‘nieuwe tijdschriften’ die hier gekscherend Bijdragen tot het cynisme der 19e eeuw werden genoemd.
18
Zie voor een uitvoerig overzicht van Meijers activiteiten als uitgever: Hans Moors, ‘Oud Frans bloed. De saint-simonistische uitgaven van firma R.C. Meijer’ Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 3 (1996) p.87-111. Zie voor het contact met Multatuli ook Ed Schilders, ‘De darmen van de laatste priester’ De Parelduiker 1 (1996) nr 3 p. 15-24, en voor Meijers incestueuze familiegeschiedenis o.m. Marja Keijser, ‘De helse vruchtboom, of hoe R.C. Meijer in het boekenvak terechtkwam 1847-1857’ De boekenwereld 10 (1994) p. 131-137.
19
Brief R.C. Meijer aan Charles Potvin, 16 juli 1858. Kopieboek R.C. Meijer 1857-1867. Multatuli-museum. Met dank aan Hans Moors, die mij op deze brief attendeerde.
20
Moors, op.cit. (noot 18) p. 98-99. Moors heeft evenwel de inhoud van De Lichtstraal enigszins kunnen reconstrueren.
21
Idem p. 99
22
Zie Mea Mees-Verwey, De betekenis van Johannes van Vloten. Een bibliografie met inleiding. Santpoort 1928, p.83.
23
In de later bijgevoegde registers staan namen van auteurs wel vermeld.
24
Van Calcar aan Kruseman, 10 maart 1857, geciteerd uit Sikemeier, op.cit. (noot 1) p. 276
25
Brief Van Calcar aan Kruseman, 8 november 1957. Geciteerd uit idem, p. 288
26
Idem, p. 303
27
Idem, p.801-806 en p.870