Over dit hoofdstuk/artikel

Léon Hanssen

over Menno ter Braak


+
Léon Hanssen (1955) is historicus en literatuurwetenschapper. In 1996 promoveerde hij op Huizinga en de troost van de geschiedenis. Hij werkt thans aan een biografie van Menno ter Braak.

Over dit hoofdstuk/artikel

Léon Hanssen

over Menno ter Braak


+
Léon Hanssen (1955) is historicus en literatuurwetenschapper. In 1996 promoveerde hij op Huizinga en de troost van de geschiedenis. Hij werkt thans aan een biografie van Menno ter Braak.
+
Rob Delvigne (1948) publiceerde eerder in De Parelduiker over Hermans, Reve en Vestdijk. Van Leo Ross (1934) verscheen onlangs een omvangrijk Grieks reisverhaal, Een tourist kwam naar ons dorp.
1
Wij konden geen geïnteresseerde uitgever vinden en het Literair Produktiefonds (directeur: Frank Ligtvoet) weigerde subsidie.
2
Het particulier archief waarin de brieven zich bevonden, was lange tijd niet traceerbaar. Wij danken de heer G.F. Viets (Utrecht) voor zijn toestemming tot publicatie.
3
In Het talig wezen. Opstellen aangeboden aan Professor Dr. Louis Gillet (1997) schreef Elisabeth Leijnse een studie ‘over verschillen tussen de twee [versies van] Pijpelijntjes’. Zij maakte daarbij naar onze smaak iets te gemakkelijk gebruik van de resultaten van ons De Haan-onderzoek. Zij heeft een eigen mening over homoseksualiteit aan het begin van deze eeuw. De Haan was niet de eerste die erover schreef, zegt ze, zijn belang als baanbrekend auteur over dit onderwerp wordt sterk overschat, anderen gingen hem voor, ‘de tijd leek rijp genoeg voor de problematiek’. (Dit was overigens ook de visie van een van de eerste critici van Pijpelijntjes, de heer Wink: ‘Pederasten schijnen tegenwoordig interessante lui.’) Wij gunnen Leijnse graag haar mening, die wij niet delen; volgens ons dreigde er juist een heksenjacht. Wij protesteren als zij een zin uit ons De Haan-commentaar op zijn kop zet om haar stelling te ondersteunen. De homo-seksuoloog Römer ‘had twee weken vóór de publicatie van Pijpelijntjes nog gesproken voor de Vereniging van Christelijke Onderwijzers,’ schrijft Leijnse, maar wij schreven: ‘Abraham Kuyper had hem [Römer] juist, op 24 mei 1904 sprekend voor de Vereniging van Christelijke Onderwijzers, van propaganda voor Sodom beschuldigd.’ Het was de heksenjager die daar sprak, niet de heks.
4
Onze Eeuw 4 (1904), iv, p. 329-330.
5
Verzamelde opstellen, deel 7 (1904) p. 101.
6
In Den Gulden Winckel, 15 november 1914.
7
In het eerste Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme na 1800.
8
Men denke aan de tendensroman Levensleed (1911) van M.J.J. Exler, met de ondertitel: ‘een boek voor ouders’. Men kan zich Pijpelijntjes met een dergelijke ondertitel niet voorstellen.
1
De Haan veronderstelt dat Haspels voldoende op de hoogte is van zijn conflict met Het Volk, dat wil zeggen, met hoofdredacteur P.L. Tak.
2
De verschijning van Pathologieën was in Pijpelijntjes– tweede versie aangekondigd.
3
Beginregel van het citaat van Catullus dat als motto dient van Pijpelijntjes-tweede versie en de opdracht ‘Aan goede A. Aletrino’ verving, die in Pijpelijntjes-eerste versie had gestaan. De vertaling luidt: ‘Ik zal van voren en van achteren ontucht met jullie plegen.’
4
‘Houd goede moed. Houd moed. U zult nog lang leven en nog andere, even kunstvolle en tegelijk andere gevoelens behelzende boeken schrijven.’ Wij dateerden deze brief ‘vóór 25 juli 1904’.
1
De Haan zat zonder inkomen na zijn ontslag als redacteur van de kinderrubriek in het Zondagsblad van Het Volk – na de verschijning van Pijpelijntjes-eerste versie – en ook na zijn ontslag als onderwijzer aan het Instituut Gooiland. Aan het Instituut Wullings in Voorschoten kreeg hij na de verschijning van Pijpelijntjes-tweede versie (september 1904) zijn ontslag: ‘Pats, men hoorde van “Pijpelijntjes”. Naar de maan,’ zoals hij later aan Georges Eekhoud schreef.
2
Haspels heeft kennelijk geantwoord en van een ‘later zuiver’ boek gesproken, ongeveer zoals Van Deyssel had gedaan.
3
Pathologieën verscheen niet in het voorjaar van 1905, maar pas in de zomer van 1908.
1
Pathologieën werd in Onze Eeuw niet besproken.
2
Eind november begon De Haan in zijn handtekening een koket streepje tussen zijn beide voornamen te plaatsen, iets dat hij een maand of drie volhield.
1
Dit gedramatiseerd dossier van De Haans ervaringen met P.L. Tak, hoofdredacteur van Het Volk en lid van het partijbestuur van de sdap, verscheen in juni 1905. Haspels komt kort erin voor: De Haan verwees naar zijn kritiek in Onze Eeuw.
2
Men vindt ‘fijne fragmenten’ in Ontwaking (november 1905 en oktober-november 1908), De Amsterdammer (juli 1906), De XXe Eeuw (april 1907), Groot-Nederland (oktober 1907; mei en november 1909), De Nieuwe Gids (december 1907 en november 1908) en Elsevier’s Geillustreerd Maandschrift (augustus 1908). In Onze Eeuw zijn geen ‘fijne fragmenten’ gepubliceerd.
3
In februari 1905 was de Vereniging van Letterkundigen opgericht. De contributie bedroeg tien gulden per jaar. Men vergaderde in juni. Van Deyssel werd voorzitter, Haspels penningmeester; nier bepaald literatoren die De Haan een goed hart toedroegen.
4
De Haan werkte van juni 1905 tot mei 1906 in de administratie van de Rijksverzekeringsbank. Hij verdiende er tien gulden per week.
1
Zij werden bekend als: Besliste volzinnen. K. Lekkerkerker bezorgde er in 1954 een uitgave van. Een nieuwe editie, op een andere grondslag, verdient overweging.
2
Bedoeld is Een meisje-studentje, op een intekenbiljet van Van Dishoeck als volgt aangeprezen: ‘In dezen zwaarwichtigen tijd ’n jong, ’n frisch boek, zonder pretentie. In deze dagen van woordkunst, van grillig-visionaire beschrijvingen, met allersubtielste details, ’n verhaal, dat zoo maar luchtigjes voortgaat, met veel gesprekken, veel beweging, jolig en droef; mét stijl geschreven, maar niet óm den stijl.’
3
In Onze Eeuw verscheen vanaf 1905 in afleveringen de ‘Briefwisseling van Bakhuizen van den Brink met zijne vrienden gedurende zijn ballingschap’. Misschien heeft De Haans verwijzing naar ‘Bakhuyzen’ met die ellenlange, geleerde, doorwrochte en onleesbare epistels te maken. Het woord ‘kattenbelletje’ behoorde al eerder tot De Haans taalgebruik, zoals blijkt uit een brief aan Saalborn (juni 1904): ‘ik heb ’t zeer druk met allerlei dingen, daarom moet dit kattenbelletje voldoende zijn.’
1
‘roman’ is doorgehaald, ‘verhaal’ erboven toegevoegd.
2
In een brief aan J. de Koo (14 maart 1909 waardeerde De Haan het in Onze Eeuw dat het blad niet beïnvloed werd door ‘de oudere groep van de jongeren’, die hem in andere tijdschriften tegenwerkte.
3
Seerp Anema maakte naam als schrijver van het boekje Moderne kunst en ontaarding (1926).
4
Het gaat hier om een omvangrijk fragment uit het vervolg op Pijpelijntjes. Volggens Elisabeth Leijnse, die als ‘De Haan-deskundige’ een bijdrage voor het Kritisch Literatuur Lexicon schreef, is het vervolg op Pijpelijntjes verloren gegaan. Dat is dus niet helemaal waar. In haar opstel ‘over verschillen tussen de twee [versies van] Pijpelijntjes’ deed zij die bewering ook al: een gedeelte uit het vervolg op Pijpelijntjes zou in De xxe Eeuw, het blad van Van Deyssel, worden gepubliceerd en dat gebeurde nooit. Maar het gebeurde wél.
1
In Onze Eeuw besprak Haspels in 1909 Carry van Bruggens In de schaduw.
2
De Haan promoveerde in 1916.
3
De naam van B.H.C.K. van der Wyck, redacteur van Onze Eeuw, komt een enkele keer in De Haans proefschrift voor (p. 30).
4
In De Gids (september 1909) verscheen een sonnet ‘Zomernacht’, een paar maanden daarna kwamen gedichten van De Haan in De Beweging. Ze zijn later opgenomen in de bundel Liederen (1917). Volgens Elisabeth Leijnse duidde De Haan zijn gedichten als ‘liederen’ aan ‘om te benadrukken dat ze ontsprongen aan het oeroude joodse geloof’. Wij citeren hier zo’n ‘lied’, in 1909 gepubliceerd in De Beweging:
Het kleine dorp
?
Laat ik u schrijven, vriend, hoe zalig stil
?
Het dorpjen is waar ik nu woon, gevlucht
?
Voor schrille stad en havenend gerucht,
?
Heelend mijn ziel en mijn verwoesten wil.
?
 
?
’t Heeft weinig huizen rond een ouden toren,
?
Om ieder huis een mildbloeiende heg,
?
Geen luide straat, maar smallen zachten weg
?
Van zand waarin geen stappen zijn te hooren.
?
 
?
De school is kleiner dan ons steedsche huis,
?
Van alle kindren ken ik stem en oogen,
?
In alle woningen voel ik mij thuis.
?
 
?
En van het duin gezien, het zonnig-hooge,
?
Ligt het klein dorp zoo zonnekleurig dat
?
Ik met één blik van liefde het omvat.

Men herkent in dit ‘lied’ eerder dan Jeruzalem het dorpje Nes op Ameland.
In Onze Eeuw is nooit poëzie van De Haan gepubliceerd.
5
Jacqueline van der Waals.
6
t over d geschreven.
1
De Haan gebruikt hier zijn eigen postpapier met briefhoofd: ‘Jacob Israël de Haan, / Palestrinastraat 27. / Amsterdam.’
1
Het opstel ‘Naar aanleiding van eene crimineele statistiek van de Joden’ in het Tijdschrift voor Strafrecht (1910). De Haan citeerde hierin uit een omvangrijk artikel van W. van der Vlugt, ‘Lombroso’s Fransche bestrijders’, gepubliceerd in Onze Eeuw in 1902. In 1906 had De Haan over deze Van der Vlugt een stukje in De Amsterdammer geschreven: ‘Een deftig taalknoeier’.
2
Bedoeld is: proza. Onzedelijk werk schreef De Haan ook na 1910 in ruim voldoende mate, met name de indrukwekkende berijmingen van romans van Georges Eekhoud: ‘Antwerpsche Libertijnen’, ‘Escal-Vigor’ en ‘Een Nieuw Carthago’.

Over dit hoofdstuk/artikel

Peter Janzen

Frans Oerlemans

over Ch.M. van Deventer


+
Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, schreven eerder in De Parelduiker over Jacques Perk en over Willem Kloos.
1
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 16.
2
Idem, p. 180.
3
H.G.M. Prick, ‘Lodewijk van Deyssel en Dr. Charles M. van Deventer’,, in: Handelingen Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 23 (1969- 1970), p. 305; J. Meijer, De dichter in depot. Perkmanuscripten en hun lotgevallen (1976), p. 26; Ch. Vergeer, Toen werden schoot en boezem lekkernij (1990), p. 61.
4
Zie: H.G.M. Prick, ‘Charles M. van Deventer: een universele geest in een fijne snaak’, in: De Fonteijne 4 (1985-1986), p. 44-50. Dit betreft een speciaal Tachtigernummer. Ook H.G.M. Prick, Tot de zekerheid van eigen heerlijkheid. Het leven van Lodewijk van Deyssel tot 1890 (1997), p. 797. In De Maasbode van 1 september 1931 schreef Frans Erens een In memoriam: Dr. Charles van Deventer. Daarin zegt hij onder meer: ‘Een zóó universeele geest als deze man is geweest, wordt in onze dagen niet meer gevonden.’
5
Kloos-archief Koninklijke Bibliorheek Den Haag, 69 E 3. Sic transit gloria mundi: zo gaat de glorie van de wereld voorbij, haec est vives conditio vivendi: dit is het lot van het leven, sapienti sat: voor een wijs man is dit voldoende.
6
Het Vaderland, zaterdag 29 augustus 1931, avondblad c.
7
E. Hamburger, De Dordtse hbs 1864-1940, gedenkboek (1940), p. 20.
8
Ch.M. van Deventer, ‘Uit het leven van Jacques Perk. Brieven van hem zelf aan Ch.M. van Deventer’, in: De Gids 1916 iii, p. 14-15.
9
F. Erens, Vervlogen jaren (1989), p. 255.
10
K. Joosse, Arnold Aletrino, pessimist met perspectief (1986), p. 81.
11
Gemeentearchief Amsterdam, bevolkingsregister: Eerste Boerhaavestraat 28, november 1891.
12
Aldus getypeerd door Van Deyssel in zijn Gedenkschriften ii (1962), p. 498.
13
Zijn proefschrift is getiteld Schetsen uit de geschiedenis van de scheikunde (1884).
14
J.J. van Laar, ‘Eenige herinneringen aan Ch.M. van Deventer’, in: Chemisch Weekblad, september 1931, p. 548.
15
Th. Looyen, Wie kwam er niet in de Nes. Een geschiedenis van Amsterdamse theaters (1981), p. 31.
16
W.A. Paap, Vincent Haman (herdruk 1966), p. 142. In deze sleutelroman is naar modellen gewelkt, zoals Paap zegt. Zie hierover: P. Janzen en F. Oerlemans, ‘Paap heeft al die mensen in stukken willen scheuten’, in: Trouw, 27 december 1997.
17
Witsen-archief, kb Den Haag, 75 c 51 ii.
18
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 167.
19
Van Eeden-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, xxiv C17. De brief is van 20 januari 1890.
20
Idem, uba, xxiv b4, 10 mei 1890. Van Eedens antwoord bevindt zich in concept in het Van Eeden-archief.
21
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 176.
22
Van der Goes-archief, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, map 817. Brieven van Van Deventer aan Van der Goes van 4-2-’93, 18-9-’93 en 21-9-’93.
23
Gemeentearchief Amsterdam, Binnengasthuis 5268. Zie ook: niet geïnventariseerd, Binnengasthuis Gynaecologie Statussen, patiënt Ida Goudriaan (zoals IJtje zich dan noemt): ‘P. is in maart bevallen van een kind 6 1/2 maand.’
24
Gemeentearchief Amsterdam, ringregisters.
25
Idem.
26
Gemeentearchief Amsterdam; via verschillende ringregisters zijn de adressen eenvoudig te achterhalen.
27
Samson-archief, uba, hh 22.
28
Zie status (noot 23): ‘gedurende de periode van ziekte na de kraam cohabiteert P.’ Daar kreeg zij negen dagen later last van.
29
Zie noot 23.
30
Zij heeft als haar adres opgegeven Boethaavestraat 28 (zie Gemeentearchief Amsterdam, Opnameboek Binnengasthuis 5268, niet geïnventariseerd). Charles van Deventer staat daar op dat moment eveneens ingeschreven.
31
Witsen-archief, kb, 75 c 51 c.
32
W. Otterspeer, Bolland. Een biografie (1995), p. 187 e.v.
33
Universiteitsbibliotheek Leiden, ac iii no. 44 (20 januari 1896) en ac iii no. 60 (30 januari 1896).
34
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey, deel ii. Ed. H.G.M. Prick (1985), p. 74.
35
Gemeentearchief Amsterdam, Politiedossier 5136 no. 3 (24 januari 1896).
36
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag, uittreksel persoonskaart van IJtje Goudriaan.
37
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising. Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 66. Op 8 februari 1888 schrijft Ising aan Van Deyssel: ‘Vind U niet dat Van Deventer precies op een walrus lijkt?’
38
Algemeen Verslag van het middelbaar en lager onderwijs voor Europeanen in Nederlandsch-Indie over 1897 (Batavia 1898), p. 15. Het Gymnasium Willem iii was overigens geen gymnasium maat een hbs.
39
Verwey-archief, uba, Olim B 47.
40
Zie noot 27.
41
Ising-atchief, uba, Bu 4g.
42
Brievencollectie Van Deventer, Letterkundig Museum Den Haag, d 393 b 1.
43
Van der Goes-archief, iisg, map 817.
44
Familiearchief van de Vereniging Voûte-archief.
45
Het manuscript is eigendom van mevrouw Leida van Oven (Laren). De 76 getypte a3-pagina’s zijn voorzien van verbeteringen. Het is geschreven in 1915. In het Handboek voor Cultuur – en Handelsondernemingen in Nederlandsch-Indie, jrg. 9 (1897) komt voor het eerst onder makelaars te Batavia (p. 502) de naam M. Voûte voor.
46
Ising-archief, uba bu 4d. In 1900 btacht Henriëtte Voûte-Perk haar zoon Edward-John naar Holland. In Arnhem zal hij de hbs volgen.
47
Brievencollectie Van Deventer, lm Den Haag, d 393 b1b.
48
Kloos-archief, lm, k 00533 b1.
49
Van der Goes-archief, iisg, map 699. In het Nieuw Adresboek van geheel Nederlandsch-Indië (Batavia 1903), staat op p. 629: Mevrouw M. Voûte, geb. Perk. Directr. Ziekeninrichting Ngemplak Soerabaja. Zij wordt aldus vermeld tot en met de uitgave van 1905. In de jaargangen 1906 en 1907 wordt zij nog wel vermeld, maar niet meer als directrice.
50
Van der Goes-archief, iisg, map 817. Brief van Arnold Ising jr. aan Frank van der Goes van 12 februari 1904.
51
Samson-archief, uba, hh 22, brief van 3 februari 1905.
52
Verwey-archief, uba, Olim b 75, map C.Th. van Deventer.
53
Zie noot 52.
54
Samson-archief, uba, hh 22, januari 1911.
55
Idem.
56
Van Deventer-archief, uba, xiii d 74; waarschijnlijk geconcipieerd in 1910.
57
Gemeentearchief Amstetdam, bevolkingsregister: woningboek c15, p. 104.
58
Zie noot 8, p. 14-15.
59
Stoop-archief, Gemeentearchief Bloemendaal, as 60.1
60
Krabbeltjes van Oom Chap. Voor zijn zeventigsten verjaardag, gedrukt in opdracht van zijn neven en nichten, om bewaard te blijven voor hun kinderen, 1 July 1930, z.p.
61
Stoop-archief, Gemeentearchief Bloemendaal, as 60.1. Zie ook: H. van Voorst Vader-Duyckinck Sander, Leven en laten leven. Een biografie van ir. Adriaan Stoop 1855-1935 (1994), p. 257.
62
H.G.M. Prick, ‘Charles M. van Deventer een universele geest in een fijne snaak’, in: De Fonteijne 4 (1985-1986), p.50.
63
Brievencollectie Van Deventer, lm, d 393 b1.
64
Brief in het bezit van mevr. Lies Rotteveel Mansveld-Van Oven te Amsterdam.
65
uba eg 48. De brief is gedateerd 13 januari 1932.
66
E. van Diggele, E.J. Voûte, burgemeester van Amsterdam in oorlogstijd. Doctoraalscriptie, Leiden 1993.

Over dit hoofdstuk/artikel

Peter Janzen

Frans Oerlemans

over Ch.M. van Deventer


+
Frans Oerlemans, neerlandicus, en Peter Janzen, historicus, schreven eerder in De Parelduiker over Jacques Perk en over Willem Kloos.
1
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 16.
2
Idem, p. 180.
3
H.G.M. Prick, ‘Lodewijk van Deyssel en Dr. Charles M. van Deventer’,, in: Handelingen Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 23 (1969- 1970), p. 305; J. Meijer, De dichter in depot. Perkmanuscripten en hun lotgevallen (1976), p. 26; Ch. Vergeer, Toen werden schoot en boezem lekkernij (1990), p. 61.
4
Zie: H.G.M. Prick, ‘Charles M. van Deventer: een universele geest in een fijne snaak’, in: De Fonteijne 4 (1985-1986), p. 44-50. Dit betreft een speciaal Tachtigernummer. Ook H.G.M. Prick, Tot de zekerheid van eigen heerlijkheid. Het leven van Lodewijk van Deyssel tot 1890 (1997), p. 797. In De Maasbode van 1 september 1931 schreef Frans Erens een In memoriam: Dr. Charles van Deventer. Daarin zegt hij onder meer: ‘Een zóó universeele geest als deze man is geweest, wordt in onze dagen niet meer gevonden.’
5
Kloos-archief Koninklijke Bibliorheek Den Haag, 69 E 3. Sic transit gloria mundi: zo gaat de glorie van de wereld voorbij, haec est vives conditio vivendi: dit is het lot van het leven, sapienti sat: voor een wijs man is dit voldoende.
6
Het Vaderland, zaterdag 29 augustus 1931, avondblad c.
7
E. Hamburger, De Dordtse hbs 1864-1940, gedenkboek (1940), p. 20.
8
Ch.M. van Deventer, ‘Uit het leven van Jacques Perk. Brieven van hem zelf aan Ch.M. van Deventer’, in: De Gids 1916 iii, p. 14-15.
9
F. Erens, Vervlogen jaren (1989), p. 255.
10
K. Joosse, Arnold Aletrino, pessimist met perspectief (1986), p. 81.
11
Gemeentearchief Amsterdam, bevolkingsregister: Eerste Boerhaavestraat 28, november 1891.
12
Aldus getypeerd door Van Deyssel in zijn Gedenkschriften ii (1962), p. 498.
13
Zijn proefschrift is getiteld Schetsen uit de geschiedenis van de scheikunde (1884).
14
J.J. van Laar, ‘Eenige herinneringen aan Ch.M. van Deventer’, in: Chemisch Weekblad, september 1931, p. 548.
15
Th. Looyen, Wie kwam er niet in de Nes. Een geschiedenis van Amsterdamse theaters (1981), p. 31.
16
W.A. Paap, Vincent Haman (herdruk 1966), p. 142. In deze sleutelroman is naar modellen gewelkt, zoals Paap zegt. Zie hierover: P. Janzen en F. Oerlemans, ‘Paap heeft al die mensen in stukken willen scheuten’, in: Trouw, 27 december 1997.
17
Witsen-archief, kb Den Haag, 75 c 51 ii.
18
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 167.
19
Van Eeden-archief, Universiteitsbibliotheek Amsterdam, xxiv C17. De brief is van 20 januari 1890.
20
Idem, uba, xxiv b4, 10 mei 1890. Van Eedens antwoord bevindt zich in concept in het Van Eeden-archief.
21
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 176.
22
Van der Goes-archief, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, map 817. Brieven van Van Deventer aan Van der Goes van 4-2-’93, 18-9-’93 en 21-9-’93.
23
Gemeentearchief Amsterdam, Binnengasthuis 5268. Zie ook: niet geïnventariseerd, Binnengasthuis Gynaecologie Statussen, patiënt Ida Goudriaan (zoals IJtje zich dan noemt): ‘P. is in maart bevallen van een kind 6 1/2 maand.’
24
Gemeentearchief Amsterdam, ringregisters.
25
Idem.
26
Gemeentearchief Amsterdam; via verschillende ringregisters zijn de adressen eenvoudig te achterhalen.
27
Samson-archief, uba, hh 22.
28
Zie status (noot 23): ‘gedurende de periode van ziekte na de kraam cohabiteert P.’ Daar kreeg zij negen dagen later last van.
29
Zie noot 23.
30
Zij heeft als haar adres opgegeven Boethaavestraat 28 (zie Gemeentearchief Amsterdam, Opnameboek Binnengasthuis 5268, niet geïnventariseerd). Charles van Deventer staat daar op dat moment eveneens ingeschreven.
31
Witsen-archief, kb, 75 c 51 c.
32
W. Otterspeer, Bolland. Een biografie (1995), p. 187 e.v.
33
Universiteitsbibliotheek Leiden, ac iii no. 44 (20 januari 1896) en ac iii no. 60 (30 januari 1896).
34
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey, deel ii. Ed. H.G.M. Prick (1985), p. 74.
35
Gemeentearchief Amsterdam, Politiedossier 5136 no. 3 (24 januari 1896).
36
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag, uittreksel persoonskaart van IJtje Goudriaan.
37
De briefwisseling tussen Lodewijk van Deyssel en Arnold Ising. Jr. 1883-1904. Ed. H.G.M. Prick (1968), p. 66. Op 8 februari 1888 schrijft Ising aan Van Deyssel: ‘Vind U niet dat Van Deventer precies op een walrus lijkt?’
38
Algemeen Verslag van het middelbaar en lager onderwijs voor Europeanen in Nederlandsch-Indie over 1897 (Batavia 1898), p. 15. Het Gymnasium Willem iii was overigens geen gymnasium maat een hbs.
39
Verwey-archief, uba, Olim B 47.
40
Zie noot 27.
41
Ising-atchief, uba, Bu 4g.
42
Brievencollectie Van Deventer, Letterkundig Museum Den Haag, d 393 b 1.
43
Van der Goes-archief, iisg, map 817.
44
Familiearchief van de Vereniging Voûte-archief.
45
Het manuscript is eigendom van mevrouw Leida van Oven (Laren). De 76 getypte a3-pagina’s zijn voorzien van verbeteringen. Het is geschreven in 1915. In het Handboek voor Cultuur – en Handelsondernemingen in Nederlandsch-Indie, jrg. 9 (1897) komt voor het eerst onder makelaars te Batavia (p. 502) de naam M. Voûte voor.
46
Ising-archief, uba bu 4d. In 1900 btacht Henriëtte Voûte-Perk haar zoon Edward-John naar Holland. In Arnhem zal hij de hbs volgen.
47
Brievencollectie Van Deventer, lm Den Haag, d 393 b1b.
48
Kloos-archief, lm, k 00533 b1.
49
Van der Goes-archief, iisg, map 699. In het Nieuw Adresboek van geheel Nederlandsch-Indië (Batavia 1903), staat op p. 629: Mevrouw M. Voûte, geb. Perk. Directr. Ziekeninrichting Ngemplak Soerabaja. Zij wordt aldus vermeld tot en met de uitgave van 1905. In de jaargangen 1906 en 1907 wordt zij nog wel vermeld, maar niet meer als directrice.
50
Van der Goes-archief, iisg, map 817. Brief van Arnold Ising jr. aan Frank van der Goes van 12 februari 1904.
51
Samson-archief, uba, hh 22, brief van 3 februari 1905.
52
Verwey-archief, uba, Olim b 75, map C.Th. van Deventer.
53
Zie noot 52.
54
Samson-archief, uba, hh 22, januari 1911.
55
Idem.
56
Van Deventer-archief, uba, xiii d 74; waarschijnlijk geconcipieerd in 1910.
57
Gemeentearchief Amstetdam, bevolkingsregister: woningboek c15, p. 104.
58
Zie noot 8, p. 14-15.
59
Stoop-archief, Gemeentearchief Bloemendaal, as 60.1
60
Krabbeltjes van Oom Chap. Voor zijn zeventigsten verjaardag, gedrukt in opdracht van zijn neven en nichten, om bewaard te blijven voor hun kinderen, 1 July 1930, z.p.
61
Stoop-archief, Gemeentearchief Bloemendaal, as 60.1. Zie ook: H. van Voorst Vader-Duyckinck Sander, Leven en laten leven. Een biografie van ir. Adriaan Stoop 1855-1935 (1994), p. 257.
62
H.G.M. Prick, ‘Charles M. van Deventer een universele geest in een fijne snaak’, in: De Fonteijne 4 (1985-1986), p.50.
63
Brievencollectie Van Deventer, lm, d 393 b1.
64
Brief in het bezit van mevr. Lies Rotteveel Mansveld-Van Oven te Amsterdam.
65
uba eg 48. De brief is gedateerd 13 januari 1932.
66
E. van Diggele, E.J. Voûte, burgemeester van Amsterdam in oorlogstijd. Doctoraalscriptie, Leiden 1993.

Over dit hoofdstuk/artikel

E.M. Janssen Perio


Over dit hoofdstuk/artikel

E.M. Janssen Perio


Over dit hoofdstuk/artikel

Petra Couvée


+
Petra Couvée is slaviste.
1
Pasternak had in mei 1956 een manuscript (zonder verbeteringen) aan een agent van Feltrinelli afgestaan voor een Italiaanse vertaling. De Italiaanse vertaling verscheen op 15 november 1957. Omdat dit de eerste vertaling van Dokter Zjivago was, kreeg Feltrinelli alle rechten op de roman in het Westen en dus ook op een uitgave in de originele taal aldaar.
2
Pasternak had in een Franstalig telegram van 14 maart 1960 aan De Proyart laten weten dat zij de geautoriseerde tekst had: ‘le seul bon texte.’
3
Jacqueline de Proyart, Lettres à mes amies Françaises 1956-1960, Parijs 1994, p. 41.

Over dit hoofdstuk/artikel

Rob Delvigne

over Willem Frederik Hermans


+
Rob Delvigne (1948) promoveerde in 1994. Hij dankt J.J. Delvigne, fysisch-geograaf, voor diens hulp bij het schrijven van dit artikel.
1
Interview met H.J. Meier, in Ratio, juni/juli 1964.
2
Archives Institut Grand-Ducal de Luxembourg, 1956, p. 38.
3
De laatste roker (1991), p. 184.
4
Nooit meer slapen (1966), p. 10.
5
Idem, p. 11.
6
Het zonale beginsel in de geografie (1958), p. 15.
7
Raster, zomer 1971, p. 172.
8
In 1960 deed Hermans daar veel minder luchtig over in Erosie; dat boek eindigt met een apocalyptisch visioen van het aardoppervlak bedekt met ‘asfalt, akkers, huurkazernes en fabrieken, waarin automatische machines worden bediend door een klein aantal jonge mensen, ten einde onafzienbare legers van kwakkelende, werkeloze, zich vervelende grijsaards in een leven te houden dat hun geen enkel genoegen schenkt’ (p. 174).
9
Een wonderkind of een total loss (1967), p. 202.

Over dit hoofdstuk/artikel

Rob Delvigne

over Willem Frederik Hermans


+
Rob Delvigne (1948) promoveerde in 1994. Hij dankt J.J. Delvigne, fysisch-geograaf, voor diens hulp bij het schrijven van dit artikel.
1
Interview met H.J. Meier, in Ratio, juni/juli 1964.
2
Archives Institut Grand-Ducal de Luxembourg, 1956, p. 38.
3
De laatste roker (1991), p. 184.
4
Nooit meer slapen (1966), p. 10.
5
Idem, p. 11.
6
Het zonale beginsel in de geografie (1958), p. 15.
7
Raster, zomer 1971, p. 172.
8
In 1960 deed Hermans daar veel minder luchtig over in Erosie; dat boek eindigt met een apocalyptisch visioen van het aardoppervlak bedekt met ‘asfalt, akkers, huurkazernes en fabrieken, waarin automatische machines worden bediend door een klein aantal jonge mensen, ten einde onafzienbare legers van kwakkelende, werkeloze, zich vervelende grijsaards in een leven te houden dat hun geen enkel genoegen schenkt’ (p. 174).
9
Een wonderkind of een total loss (1967), p. 202.