Over dit hoofdstuk/artikel

Jan Paul Hinrichs

over Karel van het Reve


+
Jan Paul Hinrichs (1956) promoveerde in 1985.
1
H. Bonger, ‘Bruno Borisovič Becker’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1971-1972, Leiden, E.J. Brill, 1973, p. 80.
2
Karel van het Reve, Verbaast u dit, nuchtere lezer? Zevenentwintig limericks en een ballade, Amsterdam, C.J. Aarts, 1991, p. 10.
3
Karel van het Reve, Luisteraars!, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1995, p. 154.
4
Karel van het Reve, Freud, Stalin en Dostojevski, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1982, p. 120.
5
Ischa Meijer, ‘Uren met Karel van het Reve’, Haagse Post, 12 Januari 1980.
6
Het achtste hoofdstuk verscheen als voorpublicatie van de handelseditie onder de titel ‘Sovjet-annexatie der klassieken’ in Socialisme en Democratie 11 (1954), pp. 470-477.
7
Cees Willemsen, ‘Charles B. Timmer (1907-1991), de verholen romanticus’, Tirade 40 (1996), p. 231.
8
Karel van het Reve, Twee minuten stilte, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 19602, p. 142.
9
Dit schrift en andere personalia uit het bezit van de erfgenamen van Karel van het Reve lagen op de tentoonstelling Onder communisten en dissidenten. Karel van het Reve (1921-1999) die op 26 augustus 1999 in de Leidse Universiteitsbibliotheek werd geopend. Zie Onno Havermans, ‘Een eerbetoon aan Karel Beton’, Leidsch Dagblad, 26.8.1999, p. 15.
10
Karel van het Reve, De ondergang van het morgenland, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1990, p. 15.
11
Karel van het Reve, Goed en schoon in de sovjetcritiek. Beschouwingen over de aesthetica van het Sovjetrussische marxisme, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1954, p. 104.
12
Zie noot 11, p. 106.
13
Karel van het Reve, Marius wil niet in Joegoslavie wonen, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1970, pp. 66-68.
14
Simon Carmiggelt, De gedichten, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1974, pp. 82-83.
15
In dit verband zijn ‘Derde Weggers’ als de hoogleraren Donkersloot, Wertheim en Presser genoemd door Frits Abrahams, in ‘Louche’, nrc Handelsblad, 21.4.1999, p. 28.
16
H.J. Pos, ‘Ideologie en wetenschap. Naar aanleiding van de wijziging in de verwerping der relativiteitstheorie door het Sovjetmarxisme’, De Groene Amsterdammer, 14.8.1954.
17
L. van der Land, ‘Goethe politiek betrouwbaar. Moskou annexeerde de klassieke schrijvers’, Het Parool, 15.7.1954.
18
Paul Rodenko, ‘Klassieken met een rode blos’, Haagsch Dagblad, 27.8.1955 (herdrukt in: Paul Rodenko, Verspreide kritieken [=Verzamelde essays en kritieken; 4], Amsterdam, Meulenhoff, 1992, pp. 332-335).
19
P. Geyl, ‘Sovjet-Russische literaruurbeschouwing’, Critisch Bulletin 22 (1955), p. 558.
20
Zie Fenna van den Burg, De Vrije Katheder 1945-1950: een platform van communisten en niet-communisten, Amsterdam, Van Gennep, 1983, pp. 221-229.
21
Ger Harmsen, ‘De filosofie van het sleutelgat’, Politiek en Cultuur 16 (1956), p. 233.
22
Zie noot 21, p. 236.
23
Zie noot 21, p. 234.
24
Zie noot 11, p. 141.
25
Zie noot 2, p. 9.

Over dit hoofdstuk/artikel

Jan Paul Hinrichs

over Karel van het Reve


+
Jan Paul Hinrichs (1956) promoveerde in 1985.
1
H. Bonger, ‘Bruno Borisovič Becker’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1971-1972, Leiden, E.J. Brill, 1973, p. 80.
2
Karel van het Reve, Verbaast u dit, nuchtere lezer? Zevenentwintig limericks en een ballade, Amsterdam, C.J. Aarts, 1991, p. 10.
3
Karel van het Reve, Luisteraars!, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1995, p. 154.
4
Karel van het Reve, Freud, Stalin en Dostojevski, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1982, p. 120.
5
Ischa Meijer, ‘Uren met Karel van het Reve’, Haagse Post, 12 Januari 1980.
6
Het achtste hoofdstuk verscheen als voorpublicatie van de handelseditie onder de titel ‘Sovjet-annexatie der klassieken’ in Socialisme en Democratie 11 (1954), pp. 470-477.
7
Cees Willemsen, ‘Charles B. Timmer (1907-1991), de verholen romanticus’, Tirade 40 (1996), p. 231.
8
Karel van het Reve, Twee minuten stilte, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 19602, p. 142.
9
Dit schrift en andere personalia uit het bezit van de erfgenamen van Karel van het Reve lagen op de tentoonstelling Onder communisten en dissidenten. Karel van het Reve (1921-1999) die op 26 augustus 1999 in de Leidse Universiteitsbibliotheek werd geopend. Zie Onno Havermans, ‘Een eerbetoon aan Karel Beton’, Leidsch Dagblad, 26.8.1999, p. 15.
10
Karel van het Reve, De ondergang van het morgenland, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1990, p. 15.
11
Karel van het Reve, Goed en schoon in de sovjetcritiek. Beschouwingen over de aesthetica van het Sovjetrussische marxisme, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1954, p. 104.
12
Zie noot 11, p. 106.
13
Karel van het Reve, Marius wil niet in Joegoslavie wonen, Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1970, pp. 66-68.
14
Simon Carmiggelt, De gedichten, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1974, pp. 82-83.
15
In dit verband zijn ‘Derde Weggers’ als de hoogleraren Donkersloot, Wertheim en Presser genoemd door Frits Abrahams, in ‘Louche’, nrc Handelsblad, 21.4.1999, p. 28.
16
H.J. Pos, ‘Ideologie en wetenschap. Naar aanleiding van de wijziging in de verwerping der relativiteitstheorie door het Sovjetmarxisme’, De Groene Amsterdammer, 14.8.1954.
17
L. van der Land, ‘Goethe politiek betrouwbaar. Moskou annexeerde de klassieke schrijvers’, Het Parool, 15.7.1954.
18
Paul Rodenko, ‘Klassieken met een rode blos’, Haagsch Dagblad, 27.8.1955 (herdrukt in: Paul Rodenko, Verspreide kritieken [=Verzamelde essays en kritieken; 4], Amsterdam, Meulenhoff, 1992, pp. 332-335).
19
P. Geyl, ‘Sovjet-Russische literaruurbeschouwing’, Critisch Bulletin 22 (1955), p. 558.
20
Zie Fenna van den Burg, De Vrije Katheder 1945-1950: een platform van communisten en niet-communisten, Amsterdam, Van Gennep, 1983, pp. 221-229.
21
Ger Harmsen, ‘De filosofie van het sleutelgat’, Politiek en Cultuur 16 (1956), p. 233.
22
Zie noot 21, p. 236.
23
Zie noot 21, p. 234.
24
Zie noot 11, p. 141.
25
Zie noot 2, p. 9.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Daane

over Richard Minne


+
Marco Daane (1959) werkt aan een biografie van Richard Minne, die volgend jaar zal verschijnen.
1
Jeroen Brouwers, ‘Het eeuwig verbeiden. Portret van Richard Minne’, in Vlaamse leeuwen. Amsterdam/Antwerpen 1994, p. 229-239. (Eerder in Vrij Nederland en Het vliegenboek.)
2
Menno ter Braak, ‘Reacties op de Vlaamse leutigheid’, in: Verzameld Werk 5. Kronieken. Amsterdam 1949, p. 72-78 (19802).
2
Menno ter Braak, ‘Reacties op de Vlaamse leutigheid’, in: Verzameld Werk 5. Kronieken. Amsterdam 1949, p. 72-78 (1980)
2
Menno ter Braak, ‘Reacties op de Vlaamse leutigheid’, in: Verzameld Werk 5. Kronieken. Amsterdam 1949, p. 72-78 (1980)
3
Joos Florquin, ‘Richard Minne, Eikeldreef 16, Sint-Martens-Latem’, in Ten huize van… 2. Leuven 1964.
4
Henri Bossaert, Richard Minne. [Z. pl.] Desclée De Brouwer 1968.
5
Onder andere het verhaal ‘De wraak van Mijnheer Lucace’ (in september 1997 gepubliceerd in Tirade); het essay ‘Kantteekeningen bij het werk van Charles René Callewaert’, in Kunst. Maandblad voor oude en jonge kunst 1 (1930) 3 (maart), p. 57-68; het verhaal ‘Geschiedenis van een bolhoed’, in Snoeck’s Almanak 1954, p. 97-102; onbekende jeugdgedichten in het studententijdschrift De Goedendag en het strijdblad De Jonge Socialist; het jeugdverhaal ‘Kermis’, in Vlaamse zonen, 1909; twaalf afleveringen van het beeldverhaal ‘Brief van Pierken’ in Vooruit’s Almanak 1933; en bijdragen aan De Groene Amsterdammer (een verkiezingsreportage, 1937) en Vrij Nederland (over Karel Van de Woestijne, 1954).
6
AMVC, M656/B. De overdracht vond plaats na april 1967.
7
Rondom Richard Minne. Daniël Van Ryssel, ed. ‘s-Gravenhage/Rotterdam/Brugge 1971, p. 69.
8
AMVC, M656/B, nr. 87566/59.
9
Maurice Roelants, ‘Zó schreven ze aan Vriamont’, in Elseviers Weekblad, 16 november 1963.
10
Richard Minne aan Raymond Herreman, kort na 18 augustus 1925, in Wolfijzers en schietgeweren. Brussel/Rotterdam 1942, p. 48. (Antwerpen/Amsterdam 19883, p. 102-103.)
3
Joos Florquin, ‘Richard Minne, Eikeldreef 16, Sint-Martens-Latem’, in Ten huize van… 2. Leuven 1964.
3
Joos Florquin, ‘Richard Minne, Eikeldreef 16, Sint-Martens-Latem’, in Ten huize van… 2. Leuven 1964.
11
Reimond Herreman, ‘Richard Minne. Een fantaisist’, in Ontwikkeling. Maandelijksch tijdschrift voor arbeidersopvoeding 9 (1927) 2 (15 februari), p. 41-44 (p. 43).
12
Marco Daane, ‘De cultus van het naakte woord. ’t Fonteintje, rococo in Vlaanderen’, in Spiegel der Letteren 41 (1999) 1, p. 17-25.
13
Raymond Brulez aan Raymond Herreman, 28 juli 1930. amvc, B917B, nr. 87567/13.O.a. de katholieke coryfeeën Marnix Gijsen en Gerard Walschap keerden zich tegen de geest van het boek.
14
Collectie Annie a Campo-Btulez, Oudergem.
15
‘Uit de correspondentie met Raymond Herreman’, in Nieuw Vlaams Tijdschrift 19 (1966) 9 (november), p. 919.
16
Richard Minne aan Raymond Herreman, 9 juni 1928. amvc, M656/BI nr. 88831/40.
17
Zie Dina Van Berlaer-Hellemans, De poezie van Richard Minne in het licht van de ironie. Hasselt 1975, p. 99-101. Zij signaleerde dat er nog meer ‘Alpengedichten’ in Minnes handschriften voorkomen.
l8
Gents voor ‘bord’ (vgl. het Duitse ‘Teller’).
19
Collectie Universiteit Gent, vakgroep Nederlandse literatuur.
20
Forum 1 (1931/1932) 10 (oktober 1932), p. 621.
21
Heineke Vos en zijn biograaf. Amstetdam 1933, p. 28.
22
Florquin, Ten huize van… 2, p. 36.
23
D.d. 6 januari 1943. Archief Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze, Museum voor Deinze en de Leiestreek. Collectie Gaston Baert, nr. ii. 2B, 14/1.
24
A. Watermulder aan Richard Minne, 23 november 1928.
25
Vermoedelijk wordt ‘torment’ (Gents voor kwelling, pijn) bedoeld.

Over dit hoofdstuk/artikel

Annemarie Kets

over Johannes Kneppelhout


+
Annemarie Kets-Vree is verbonden aan het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis te Den Haag. Zij bereidt samen met anderen een wetenschappelijke editie van Klikspaans Studentenschetsen voor.
1
Na de Studenten-Typen (december 1839-mei 1841) verschenen nog Studentenleven (augustus 1841-februari 1844) en De studenten en hun bijloop (december 1840-maart 1844). Tezamen worden ze de Studentenschetsen genoemd.
2
Johs. Dyserinck, Het studentenleven in de literatuur. De medewerkers van Klikspaan. Amsterdam, 1908, p. 42.
3
Zie Klikspaans Studentenleven. Leiden, 1844, p. 256-260.
4
Zie Klikspaans Studenten-Typen. Leiden, 1841, p. 267-314.
5
De Latijnse woorden zijn vervoegingen van het aanwijzend voornaamwoord ‘hic, haec, hoc’ (deze, dit). Latijn was in die dagen de academische voertaal.
6
In de roman Lebensansichten des Katers Murr (1820-1822) van E.T.A. Hoffmann wordt beschreven hoe Murr tijdens een ceremonie met veel punch wordt opgenomen in een studentenvereniging van katers.
7
Beroemd handschriftkundige (1655-1741).
8
Populaire opera’s: Robert le diable (1831) van G. Meyerbeer en Massantelo, ou le pêcheur napolitain (1827) van M. Carafa.
9
Jan Robert (1797-1872), een populaire figuur in de Leidse studemenwereld; hij was als ‘oppasser’ in dienst bij verscheidene studenten, voor wie hij allerlei karweitjes verrichtte.
10
A.J. Luyt, Klikspaans Studentenschetsen. Leiden, 1910, p. 108-109; H. Reeser, ‘Andersen op bezoek bij Mevrouw Bosboom-Toussaint’. In: De Nieuwe Taalgids 60 (1967), p. 224.
11
Heel klein boekje.
12
Academische gebruiken: studenten konden elk jaar in het Latijn geschreven verhandelingen insturen over vooraf opgegeven onderwerpen (de ‘prijsvraag’) en hadden het recht om bij publieke promoties vragen te stellen aan de promovendus.
13
Patmos was het ballingsoord van de evangelist Johannes. Ovidius werd aan het eind van zijn leven verbannen naar een streek bij de Zwarte Zee, waar ook de Scythen verbleven.
14
Bejaarde gezelschapsdames van aanzienlijke, jonge meisjes.
15
In het treurspel Gysbrecht van Aemstel (1637) van Joost van den Vondel ontvlucht de gelijknamige hoofdpersoon na een hevige strijd de stad Amsterdam om zich te vestigen in Pruisen.
16
Zie voor ‘De student-autheur’ Studenten-Typen, p. 85-136.
17
Zie voor dit vers P. van der Hoeven, De assecuratione maritima. Leiden, 1836.
18
Nietigheid, wissewasje.
19
Staaltje.
20
Zie voor ‘Promotie’ Studentenleven, p. 81-186.
21
Tafelstel, bestemd voor olie, azijn, peper, zout enzovoort.
22
Jean Henri Merle d’Aubigné was een Frans theoloog, bekend door zijn vierdelige Histoire de la Réformation du xvi siècle (1835-1847).
23
Publicaties van Matthijs Siegenbeek, die in opdracht van de regering de spelling van het Nederlands had vastgelegd.
24
Zie voor‘Minerva’ Studentenleven, p. 187-313.
25
‘Klankbord’ (een houten hemel boven een spreekgestoelte die zorgt voor de akoestiek) is de bijnaam van Van der Merk/Van Kuffeler in ‘Minerva’.
26
Naar de Engelse schrijver Laurence Sterne (1713-1768).
27
Ruwe schetsen, ontwerpen.
28
Soort verrekijkers.
29
Eigenlijk ‘de verzenen tegen de prikkels slaan’ (zich vruchteloos of tot eigen schade tegen iets verzetten), maar door Van Kuffeler bewust omgedraaid.
30
(Op een voetstuk) plaatsen.

Over dit hoofdstuk/artikel

Annemarie Kets

over Johannes Kneppelhout


+
Annemarie Kets-Vree is verbonden aan het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis te Den Haag. Zij bereidt samen met anderen een wetenschappelijke editie van Klikspaans Studentenschetsen voor.
1
Na de Studenten-Typen (december 1839-mei 1841) verschenen nog Studentenleven (augustus 1841-februari 1844) en De studenten en hun bijloop (december 1840-maart 1844). Tezamen worden ze de Studentenschetsen genoemd.
2
Johs. Dyserinck, Het studentenleven in de literatuur. De medewerkers van Klikspaan. Amsterdam, 1908, p. 42.
3
Zie Klikspaans Studentenleven. Leiden, 1844, p. 256-260.
4
Zie Klikspaans Studenten-Typen. Leiden, 1841, p. 267-314.
5
De Latijnse woorden zijn vervoegingen van het aanwijzend voornaamwoord ‘hic, haec, hoc’ (deze, dit). Latijn was in die dagen de academische voertaal.
6
In de roman Lebensansichten des Katers Murr (1820-1822) van E.T.A. Hoffmann wordt beschreven hoe Murr tijdens een ceremonie met veel punch wordt opgenomen in een studentenvereniging van katers.
7
Beroemd handschriftkundige (1655-1741).
8
Populaire opera’s: Robert le diable (1831) van G. Meyerbeer en Massantelo, ou le pêcheur napolitain (1827) van M. Carafa.
9
Jan Robert (1797-1872), een populaire figuur in de Leidse studemenwereld; hij was als ‘oppasser’ in dienst bij verscheidene studenten, voor wie hij allerlei karweitjes verrichtte.
10
A.J. Luyt, Klikspaans Studentenschetsen. Leiden, 1910, p. 108-109; H. Reeser, ‘Andersen op bezoek bij Mevrouw Bosboom-Toussaint’. In: De Nieuwe Taalgids 60 (1967), p. 224.
11
Heel klein boekje.
12
Academische gebruiken: studenten konden elk jaar in het Latijn geschreven verhandelingen insturen over vooraf opgegeven onderwerpen (de ‘prijsvraag’) en hadden het recht om bij publieke promoties vragen te stellen aan de promovendus.
13
Patmos was het ballingsoord van de evangelist Johannes. Ovidius werd aan het eind van zijn leven verbannen naar een streek bij de Zwarte Zee, waar ook de Scythen verbleven.
14
Bejaarde gezelschapsdames van aanzienlijke, jonge meisjes.
15
In het treurspel Gysbrecht van Aemstel (1637) van Joost van den Vondel ontvlucht de gelijknamige hoofdpersoon na een hevige strijd de stad Amsterdam om zich te vestigen in Pruisen.
16
Zie voor ‘De student-autheur’ Studenten-Typen, p. 85-136.
17
Zie voor dit vers P. van der Hoeven, De assecuratione maritima. Leiden, 1836.
18
Nietigheid, wissewasje.
19
Staaltje.
20
Zie voor ‘Promotie’ Studentenleven, p. 81-186.
21
Tafelstel, bestemd voor olie, azijn, peper, zout enzovoort.
22
Jean Henri Merle d’Aubigné was een Frans theoloog, bekend door zijn vierdelige Histoire de la Réformation du xvi siècle (1835-1847).
23
Publicaties van Matthijs Siegenbeek, die in opdracht van de regering de spelling van het Nederlands had vastgelegd.
24
Zie voor‘Minerva’ Studentenleven, p. 187-313.
25
‘Klankbord’ (een houten hemel boven een spreekgestoelte die zorgt voor de akoestiek) is de bijnaam van Van der Merk/Van Kuffeler in ‘Minerva’.
26
Naar de Engelse schrijver Laurence Sterne (1713-1768).
27
Ruwe schetsen, ontwerpen.
28
Soort verrekijkers.
29
Eigenlijk ‘de verzenen tegen de prikkels slaan’ (zich vruchteloos of tot eigen schade tegen iets verzetten), maar door Van Kuffeler bewust omgedraaid.
30
(Op een voetstuk) plaatsen.

Over dit hoofdstuk/artikel

Maurits Verhoeff

over Willem Elsschot


Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Daane

over Richard Minne


1
Joos Florquin, ‘Richard Minne’, in: Ten huize van… 2. (1964), p. 23-56 (21971, p. 27-61).
2
Gegevens ontleend aan The Serial Killer Hit List; http://www.mayhem.net/Crime/serial1.html; Ronald M. Holmes en James De Burger, Serial Murder (1988); J.H.H. Gaute, Beruchte moordzaken (1992).
3
Brief Minne aan Herrenun. Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc), collectie Richard Minne, m656/b nr. 88831/69-68. Antwoord onbekend.
4
V.D., ‘Wat Minne mint en meent…’, in: De Faun 1 ( 1945) 2 (20 januari), p. 17-18.
5
Brief W. Mackford-Rousseau aan Richard Minne, 15 januari 1928. Collectie P. Van de Velde, Schellebelle (binnenkort overgebracht naar het amvc).
6
Het boek in Vlaanderen, Jaarboek van de Vereeniging van letterkundigen en de Vereeniging ter bevordering van het Vlaamsche boekwezen 1931 (1931), p. 21 (fragment).
7
Richard Minne. Een vriendenboek samengesteld ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag (1891-1951) (1951), p. 68 en 96.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Daane

over Richard Minne


1
Joos Florquin, ‘Richard Minne’, in: Ten huize van… 2. (1964), p. 23-56 (21971, p. 27-61).
2
Gegevens ontleend aan The Serial Killer Hit List; http://www.mayhem.net/Crime/serial1.html; Ronald M. Holmes en James De Burger, Serial Murder (1988); J.H.H. Gaute, Beruchte moordzaken (1992).
3
Brief Minne aan Herrenun. Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (amvc), collectie Richard Minne, m656/b nr. 88831/69-68. Antwoord onbekend.
4
V.D., ‘Wat Minne mint en meent…’, in: De Faun 1 ( 1945) 2 (20 januari), p. 17-18.
5
Brief W. Mackford-Rousseau aan Richard Minne, 15 januari 1928. Collectie P. Van de Velde, Schellebelle (binnenkort overgebracht naar het amvc).
6
Het boek in Vlaanderen, Jaarboek van de Vereeniging van letterkundigen en de Vereeniging ter bevordering van het Vlaamsche boekwezen 1931 (1931), p. 21 (fragment).
7
Richard Minne. Een vriendenboek samengesteld ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag (1891-1951) (1951), p. 68 en 96.

Over dit hoofdstuk/artikel

Marcel Harlaar

over Jac. van Looy


+
marcel harlaar (1963) is afgestudeerd in de Vergelijkende Kunstwetenschap: Woord en Beeld. Samen met E. Scheepers was hij verantwoordelijk voor een van de twee exposities van beeldend werk van Jac. van Looy die eerder dit jaar te zien waren in het Frans Hals Museum en het Teylers Museum te Haarlem.
1
Deze brieven berusten bij de Stichting Jacobus van Looy, Frans Hals Museum, Haarlem; het Rijksprenrenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam; het Albert Verweyarchief, Universiteitsbibliotheek, Amsterdam; Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
2
De voltooide versie van dit sonnet, maar nu met de titel ‘Avond op het Foro Romano’, is opgenomen in de brief aan Van Eeden, (zaterdagavond) 1885. Uiteindelijk wordt er weer een andere versie, onder de titel ‘Avond op het Forum Romanum’, gepubliceerd in de bundel Gedichten 1884-1925 (1932).
3
Gepubliceerd in Roeping 4, 1955, p. 223-224.
4
De correcties werden niet uitgevoerd. Zie G.H. ‘s-Gravesande, ‘Brieven en inedita van Jacobus van Looy’, in: Roeping 4, 1955, p. 220: ‘Wanneer men de tekst in “De Nieuwe Gids” naleest ziet men, dat Kloos de wijzigingen niet heeft aangebracht.’
5
Zie vorige noot.
6
Ongepubliceerd. Een kopie van dit gedicht bevindt zich in het bezit van Chris Will. Het origineel heb ik niet achterhaald.
7
Zie Harlaar, 1997, en Van der Smit-Meijer, 1998.

Over dit hoofdstuk/artikel

Anke van den Bremt

over Nescio


+
Anke van den Bremt (1976) behaalde vorig jaar haar licentiaat Germaanse talen aan de ku Leuven met een verhandeling over Nescio.
1
De citaten van Nescio met pagina-aanduiding tussen haakjes komen uit het Verzameld werk. Bezorgd door Lieneke Frerichs (1996).
2
F. Coenen aan Grönloh, 28-6-1915. Gepubliceerd in: Nescio. De uitvreter. Historisch- kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur, verzorgd door L. Frerichs (1990), deel 2: Apparaat, p. 209.
3
In: E. Endt, ‘Herkenning en misverstand’. In: Tirade, jrg. 23 (1979), nr. 248/249, sept./okt., p. 408-409.
4
C. Bittremieux, ‘Nescio’. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 106 (1961), nr. 8, augustus. Ook in: L. Frerichs (red.), Over Nescio. Beschouwingen en interviews (1982), p. 82.
5
R. Bindels, ‘Nescio. De man die iets miste’. In: vn Weekblad, bijvoegsel Vrij Nederland, nr. 22, 5 juni 1982, p. 4.
6
W.F. Hermans, ‘Nescio’s Nirwana’. In: W.F. Hermans, Boze brieven van Bijkaart (1977). Ook in Over Nescio, p. 118.
7
K. Fens, ‘Ogenblik en eeuwigheid’. In: K. Fens, De eigenzinnigheid van de lireratuur (1964). Ook in: Over Nescio, p. 93.
8
W.L.M.E. van Leeuwen, Avonden op Drienerwolde. Herinneringen en ontmoetingen (1966), p. 145.
9
Brief van 18 juli 1919. In: E. Endt, ‘Herkenning en misverstand’, p. 422.
10
R. Bindels, Over De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje van Nescio (1982), p. 43.
11
Brief van 18 juli 1919. In: E. Endt, op. cit., p. 422.
12
Brief aan Agnes Maas-Van der Moer van 10 april 1919. In: E. Endt, op. cit., p. 408.
13
Anoniem (M. van Loggem), ‘Nescio geeft na 50 jaar weet werk uit handen. Nieuwe verhalen uit zijn aantekeningen’. In: Algemeen Dagblad, 7-1-1961. Ook in: Over Nescio, p. 256.
14
W.D.M. (W.A.M, de Moor), ‘Terborgh, Van Oudshoorn, Nescio en Alberts’. In: De Tijd, 18-9-1971. Ook in: Over Nescio, p. 114.
15
Hans Sleutelaar en Piet Calis, ‘hp-gesprek met dr. Willem Frederik Hermans.’ In: F.A. Janssen (samenstelling), Scheppend nihilisme, p. 45.
16
Zie noot 8.
17
J.D:M. (J. de Meester), ‘Nescio. Dichtertje, De Uitvreter, Titaantjes. Haarlem, J.H. de Bois’. In: De Gids, jrg. 82 (1918), deel 1, boek 2, juni. Ook in: Over Nescio, p. 18.
18
C. Bittremieux, ‘Nescio’. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 106 (1961), nr. 8, augustus. Ook in: Over Nescio, p. 80.
19
C.J.E. Dinaux, ‘Nescio’. In: C.J.E. Dinaux, Herzien bestek (1974). Ook in: Over Nescio, p. 69.