Over dit hoofdstuk/artikel

Herman Sandman


1
Het Scholtenhuis, eind negentiende eeuw gebouwd door de industrieel Willem Albert Scholten, werd in de Tweede Wereldoorlog door de Sicherheitsdienst gebruikt als hoofdkwartier. Het was berucht, aangezien martelingen er schering en inslag waren. Bij de bevrijding in april 1945 werd het onderkomen verwoest, net als de hele oostkant van de Grote Markt. Waar ooit het Scholtenhuis stond, is nu Mutua Fides gevestigd, de sociëteit van studentenvereniging Vindicat atque Polit. – Robert Wilhelm Lehnhoff (1906-1950) had overigens niet de leiding van het Scholtenhuis, zoals wel wordt beweerd. Commandant was G.B. Haase Lehnhoff bleek als Referatleiter van de afdeling rechts georiënteerd verzet wel verantwoordelijk voor de grootste gruweldaden. Daarvoor kreeg hij ook de doodstraf. Lehnhoff was de laatste ter dood veroordeelde die geëxecuteerd werd. De Duitser ligt in een naamloos graf op de rooms-katholieke begraafplaats aan de Hereweg.
2
Interview met Agnes van Gelder, Eefde, 13 april 2007.
3
Jacques den Haan, Onderweg, vallen en opstaan in de cultuurgeschiedenis (Amsterdam 1966), p. 631.
4
Toen de Duitsers in Apeldoorn kwamen, werden meteen alle notabelen opgepakt en weggevoerd, onder wie notaris Theo Walter. Met die actie wilden de bezetters laten zien dat er niet met hen te spotten viel.
5
A. Marja was het dichterspseudoniem van Arend Theodoor Mooij (1917-1964). Hij publiceerde onder meer het autobiografische Snippers op de rivier (1941), de poëzieverzamelbundel Nochtans een christen (1962) en stelde in 1946 de bundel Sint Maarten op de Montparnasse samen; een bloemlezing met werk van Groningse schrijvers Na de oorlog verzorgde hij met Fokke Sierksma de rubriek Literair Kwartier bij de Regionale Omroep Noord (ron, nu rtv Noord) Marja stond bekend om zijn scherpe pen en tong en was berucht als practical joker.
6
Interview met mr. W.R.H. Koops, Haren, 20 april 2007.
7
Geertjan van Meurs kreeg toen les van Herman Jan Scheltema, de latere hoogleraar en opvolger van Van Meurs Scheltema zat destijds ondergedoken bij D.W.L. Offerhaus, de huisarts van Walter/Van Gelder.
8
Het ouderlijk huis stond aan de Hoofdstraat, nummer 175. Daar is nu restaurant De Wilde Pieters gevestigd.
9
De Vertegenwoordiger – orgaan van de vereeniging van vertegenwoordigers in het uitgeversbedrijf, mei 1946, nummer 5, p. 27.
10
De winkel werd 27 oktober 1942 officieel omgedoopt in Boekhandel K.G. Walter.
11
De Vertegenwoordiger, o.c.
12
Toen het proces tegen de moordenaars van haar man begon, kreeg Van Gelder een oproep om te komen getuigen. Maar haar huisarts, Offerhaus, verbood het. Hij besloot in haar plaats te gaan. Hij wist immers net zoveel als zij.
13
Na Agnes Walter-van Gelder waren dat Idus Kuipers (1949-1954) en Dick Heij (1954-1977), die de zaak vanaf 1973 met zijn vrouw Mettie Heij-Epema runde.

Over dit hoofdstuk/artikel

Wouter van Raamsdonk


Over dit hoofdstuk/artikel

Wouter van Raamsdonk


Over dit hoofdstuk/artikel

Mario Molegraaf

over Karel van den Oever


Over dit hoofdstuk/artikel

Marco Daane


1
High Court of Admiralty, Londen (hca) 32/1407 (doos 1).
2
Ik dank prof. dr. P.J. Buijnsters en dr. C.L. Verkerk voor de verheldering van enkele passages in de brieven.
3
Buijnsters Briefwisseling, deel 1, p. 145-146.
4
Höweler, p. 48.
5
In 1796 bedroeg het op zijn rekening uitbetaalde bedrag f 11.568-15-14. Verenigde Oost-Indische Compagnie 13272 en Van Eijck, p. 88 en 198.
6
hca 32/1407 (1), no 1205. Jan Bekker Teerlink noteerde altijd op de brieven die hij ontving de datum waarop zijn correspondenten hem geschreven hadden en waar vandaan, en voorts de datum van ontvangst en de dag waarop hij had teruggeschreven.
7
Van Eyck, p. 62.
8
Briefwisseling 11, p. 648. Rondsom betekent hier: in alle opzichten.
9
Briefwisseling 11, p. 653. Balkte betekent hier: huilde.
10
Zie Van Eyck, p. 154-155.
11
Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Collectie Pijnappel xxx A 47.
12
idem, Collectie Pijnappel xxx A47, 611b.
13
Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag, Collectie Familieadvertenties.

Over dit hoofdstuk/artikel

Ronny Boogaart

Eric de Rooij

over Hans Warren


Over dit hoofdstuk/artikel

Gé Vaartjes

over Herman de Man

brief aan W.A. van Goudoever

brief van Herman de Man


22 februari 1925


1
Willem Hoffman (1908-1991) schreef romans, toneelstukken, poëzie en artikelen.
2
‘Frederik Fluweel’ was een creatie van ‘Webster’ en stond op de achterpagina van De Humorist.
3
Aldus door Hoffman zelf verteld in ‘Persoonlijke herinneringen aan Herman de Man en zijn gezin’, deel x, in: De Vier Waarden, nr. 13, maart 1988, p. 9-17. De Vier Waarden was het orgaan van de Vereniging Herman de Man.
4
Deze collectie werd in 1985 door de naamgever aan het Persmuseum afgestaan.
5
Rijshout en rozen (19241), p. 130.
6
Idem, p. 237.
7
Dit citaat werd opgenomen in latere herdrukken van Het wassende water. Hier overgenomen uit de 28ste druk, 1986.
8
Het wassende water (19251), p. 16.
9
Idem, p. 130
10
Idem, p. 242.
11
Leo Simons (1862-1932) richtte in 1905 uitgeverij de Wereldbibliotheek op.
12
Nico van Suchtelen (1878-1949) was achtereenvolgens secretaris, onderdirecteur en directeur van de Wereldbibliotheek.
13
In ‘Op zoek naar Holland in onze letterkunde’, een ingezonden stuk van De Man in Boek en Kunst 3, april 1926, p. 82-84. Jacobus Craandijk (1834-1912) was predikant en beschrijver van Nederland. Van zijn Wandelingen verschenen acht delen tussen 1874 en 1884. D.J. van der Ven (1891-1973) publiceerde onder meer Neerlands volksleven en Heemliefde, beide in 1942. Adriaan Loosjes (1883-1949) schreef de tekst bij negentien delen Nederland in beeld. Eduard Heimans (1861-1914) was een groot popularisator van de natuurlijke historie. Hij publiceerde onder meer de ooit bekende serie Van vlinders, bloemen en vogels Jac. P. Thijsse (1865-1945) was medeoprichter van de Nederlandsche Natuur-Historische Vereeniging en het tijdschrift De Levende Natuur. Hij oogstte veel bekendheid met zijn ‘plaatjesalbums’ die hij voor de firma Verkade maakte.
14
‘Poging tot levensschets’, in: De roep der velden (1927), p. 80.
15
Dit citaat en het volgende uit brief H. de Man aan L. Simons en N. van Suchtelen in Letterkundig Museum (lm)(H204 B1).
16
Mr. M.J.C.M. Kolkman (1853-1924) was lid van de Tweede Kamer voor de Rooms-Katholieke Staatspartij en van 1908 tot 1913 minister van Financiën. Hij stierf op 19 februari 1924. Als het inderdaad om Kolkman gaat, betekent dit dat De Man vlak vóór zijn huwelijk zijn baan verloor.
17
Informatie ontleend aan brief W.A. van Goudoever aan Th. Pollemans, 10-12-1973. Doorslag in het Instituut voor Internationale Sociale Geschiedenis in Amsterdam (iisg), Archief-Van Goudoever, nr. 13. Over het ontslag van De Man schreven ook, in varianten, P. Bakker, Zo was het (1961, p. 67), H.A. Ett, Herman de Man (Een poging tot reconstructie van zijn verhalend proza) (1978, p. 65) en J. Belinfante onder het pseudoniem Observator in De Vrijheid van 24 mei 1928. Een bewaard gebleven notulenboek van het Correspondentiebureau (Haags Gemeentearchief, bnr 999/2) geeft geen informatie over het ontslag van De Man. Het is Van Goudoever die in zijn brief aan Pollemans de naam Kolkman noemt.
18
‘Jan Allemachtig’ werd echter pas geplaatst in het Winterboek 1925/1926, p 101-113.
19
Deze citaten uit brief H. de Man aan L. Simons en N. van Suchtelen, 7-11 1924. (lm H204 B1)
20
Hij doelt hier op onbekend werk, dat hij, aangezien Van Goudoever op 10 oktober Nederland verliet, ergens in oktober moet zijn kwijtgeraakt.
21
Het wassende water verscheen van 13 december 1924 tot 4 juli 1925 in De Amsterdammer.
22
‘Jong bloed in een oud gewest’ is nooit onder deze titel verschenen. De Man heeft jarenlang met deze romanopzet geworsteld. In 1927 publiceerde hij in De Stem (jaargang 7, nr. 2) een verhaal in twee delen onder de titel ‘Nieuwe boeren’; I: ‘De heerschers van het gewest’ (p. 737-762) en II: ‘Hard tegen hard’ (p. 828-836). Na deze publicatie heeft De Man getracht het verhaal uit te werken tot een roman, maar zonder succes. In Erts Letterkundige almanak voor het jaar 1929 plaatste hij een fragment uit ‘Nieuwe boeren’ (p 114-117). In Als het wintert 1930 is ‘De heerschers van het gewest’ op p. 81-106 opgenomen. In 1941 verscheen ‘Nieuwe boeren’, met enkele tekstvarianten, als novelle in de Plejaden-reeks van Uitgeverij De Driehoek in Naarden, onder de titel De heersers van het gewest.
23
‘Van winter tot winter’ werd in Groot-Nederland 23 (1925), nr. 2 gepubliceerd, op de pp. 449-464 en 561-583.
24
Van de hier genoemden verscheen in de serie: Ernest Claes, De fanfare de Sint-Jans-Vrienden, Elisabeth Zernike (De Man spelt haar naam verkeerd), Het eerste licht en Alie Smeding, Strakke dagen. Van Felix Timmermans, Jo de Wit en A.H. (óf M.G.S.) van der Feen gaf ‘De klyne librye’ geen werk uit.
25
Rijshout en rozen, zijn roman uit 1924.
26
De ‘Tuftuf’ verwijst naar het Nederlandsch-Indisch weekblad De Locomotief. Van Goudoever had op verzoek van De Man wel eens drukproeven doorgenomen, tot zijn ‘stomme verbazing op eventuele onvolkomenheden in taal of stijl. Dan attendeerde ik er hem bijv. op, dat “enig” naar de opvatting van een taalpurist geen superlatief kon hebben (“zij was enigst kind”) maar dat de spraakmakende gemeente het niettemin deed. Die spraakmakende gemeente won het bij ons allebei en bij hem […] zonder een spoor van aarzeling.’ (citaat uit brief Van Goudoever aan Pollemans, 10-12-1973)
27
In een brief aan L. Simons en N. van Suchtelen (12-11 1924, lm H204 B1) stelt De Man ‘dat de boerenkinderen en de grootere jongens en meisjes in Duitschland en in Zweden en in Denemarken wel degelijk goed ontwikkeld zijn, omdat ze veel goede boeken lezen en goed werden voorgelicht bij de keuze dier boeken’. Waar hij deze wetenschap vandaan haalt, meldt hij niet.
28
Het is niet duidelijk op welk groots plan De Man hier doelt. Mogelijk gaat het om zijn idee ‘landbeschrijvingen’ te maken voor de boeren.
29
Nardus Vaz Dias.
30
Het is niet duidelijk waar De Man hier op doelt.
31
Het interview met Geerten Gossaert (ps. van F.C. Gerretson, 1884-1958) werd afgenomen door G.H. Pannekoek jr in de rubriek ‘Al pratende met…’ in: Den Gulden Winckel 24 (1925), nr. 1, p 1-6. In dit gesprek zegt Gossaert dat volgens hem een groot deel van de Europese jeugd beseft dat na de Eerste Wereldoorlog een nieuw tijdperk is aangebroken. ‘Maar die nieuwe wereld is voor de jeugd van Europa geboren in bloed en tranen, de eenige mest, waardoor de akker der wereld en de tuin der poëzie ten slotte vruchtbaar gemaakt kunnen worden.’ (p. 3) In dit verband merkt hij op: ‘Ons land is, helaas, buiten den oorlog gebleven. In plaats van de reëele idealen eener ijzeren jeugd zijn onze “jongeren” – het griezelige woord typeert – grootgebracht met thee van ethische vijgebladeren, getrokken op Leidsch grachtwater.’ Herman de Man reageerde op Gossaerts uitspraken met een columnachtige tekst in De Amsterdammer van 7 maart 1925, onder de titel ‘Eén ding heb ik begeerd.’ Hij verwees hiermee naar een gedicht van Gossaert in diens, volgens De Man ‘nog niet voldoend geroemden verzenbundel’, Experimenten uit 1916. In de eerste druk van deze bundel op p. 95: ‘Eén ding heb ik begeerd…’ ‘Ook nu weer heeft Geerten Gossaert slechts één ding begeerd: hij wilde het letterkundig Hofje van Holland finaal op stelten zetten’, schreef De Man. Hij vroeg zich af of de dichter ‘al die dwaze praatjes meende? Dat het hem werkelijk spijt, dat Nederland buiten den oorlog is gebleven? En dat die houding van cynischen hazenpeperaanbidder ook maar voor een grein zijn waar wezen aanduidde?’
32
De latere minister-president Hendrik Colijn was sinds 1923 minister van Financiën. De ‘groote vieze trechter’ is een verwijzing naar Colijns directeurschap van de Koninklijke Petroleum Maatschappij én naar het feit dat Gerretson directie-secretaris van de afdeling Algemene Zaken van de bpm (Bataafse Petroleum Maatschappij) was en Colijn persoonlijk kende.
33
L.J.M. Feber (1885-1964) was journalist, romanschrijver en letterkundige. Hij schreef twee bijbelse drama’s: Holofernes (1914) en David (1915). Deze spelen werden in 1924 samen uitgegeven onder de titel Israël: twee treurspelen. Van een stuk getiteld Salomé is niets bekend. Feber was actief in de katholieke emancipatie van die dagen, die onder meer leiden tot het tijdschrift De Gemeenschap, dat in 1924 werd opgericht.
34
Seinen was de bundel waarmee Albert Kuyle (ps. van Louis Kuitenbrouwer, 1904-1958) in 1924 debuteerde. Later zou De Man met minder waardering over Kuyle spreken, toen deze zich meer en meer in fascistische richting bewoog en in de Gemeenschap-kring denigrerend sprak over ‘de heer Hamburger’, daarmee de joodse achtergrond van De Man accentuerend.
35
De katholieke, bijna veertigjarige Annie Salomons was op 27 november 1924 getrouwd met de jurist Henri (‘Han’) van Wageningen. Al in 1927 keerde het echtpaar uit Indië terug omdat Annie niet tegen het klimaat kon.
Wat De Man schrijft over Salomons’ liefdespoëzie is, zoals zo vaak bij hem, schromelijk overdreven. Een voorbeeld: in het door haar en E.C. Knappert geredigeerde Leven en Werken verscheen in jaargang 10 (1925) haar gedicht ‘Spiegel’, waarin zij onder meer schrijft: ‘Gij, sterke man, in ’s levens blij beginnen,/ Vermoedt niet, hoe ’t mij schrijnt als een tekort, / Dat ik u niet zoo mateloos kan minnen, /Dat, u ten heil, ik nimmer ouder word.’ Dat De Man over regels als deze zó doorsloeg, is typerend voor hem.
36
In zijn bespreking van De Mans roman Weideweelde (1923) toont Albert de la Court zich allerminst zuur. Hij roemde in het boek ‘gevoel zonder pathos, eenvoud zonder aanstellerij, romantiek zonder overdrijving’. (De Locomotief, 29 maart 1924)
37
Waarschijnlijk doelt De Man hier op de (vergeefse) pogingen die Van Goudoever had ondernomen om Nardus Vaz Dias te bewegen Herman de Man niet te ontslaan.

Over dit hoofdstuk/artikel

Arno van der Valk

over Jef Last


1
Rudi Wester bereidt momenteel een biografie van Jef Last voor, te zijner tijd te verschijnen bij De Arbeiderspers.
2
In de inleiding bij het biografische jeugdwerk uit 1919 Van een jongen die een man werd (Baarn 1941), p. 21.
3
In zijn omstreeks 1970 geschreven en gedicteerde memoires noemde Last 1924 als datum, zoals hij hierin wel vaker onjuiste data en feiten presenteerde. Als gevolg van fusies en overnames is de naam Enka in de loop der jaren gewijzigd in o.a. aku en akzo /Nobel.
4
Voor deze en volgende citaten is, tenzij anders vermeld, gebruikgemaakt van de memoires van Jef Last zoals ze berusten bij het Letterkundig Museum in Den Haag en zijn getranscribeerd door zijn kleinzoon Mark Marschalk. De memoires zullen verschijnen bij De Arbeiderspers.
5
Stan Poppe, Oude herinneringen. Mijn sdap-tijd in Ede 1920-1929 (1986), p. 31-33. Typoscript, Gemeentearchief Ede. Belastingambtenaar Stan Poppe woonde van 1910 tot 1929 in Ede en was van 1922 tot 1929 gemeenteraadslid voor de sdap.
6
Stan Poppe, Oude herinneringen, p 33.
7
Liefde in de portieken (‘s-Gravenhage 1932); opgenomen in Acht werken van Jef Last (Bussum [ca. 1938]); en in Liefde in de portieken. Gevolgd door Een flirt met de duivel en ‘Onvoldoende’ voor liefde (Bussum [ca. 1963]).
8
Enka-archief in het Gemeentearchief Ede (ongeïnventariseerd).
9
Gemeentearchief Ede, verslag gemeenteraad 16 november 1920; Ministerie van Arbeid aan b & w van Ede, 1 februari 1921 (bijlage bid raadsverslag van 31 mei 1921).
10
Stan Poppe, Oude herinneringen, p. 18.
11
In het Enka-archief is niets terug te vinden van dergelijke misstanden en ongelukken, maar bekend is bijvoorbeeld dat op 6 augustus 1925 drie doden en tientallen gewonden vielen bij de explosie van een zuurstofapparaat.
12
Verklaring van de bedrijfsleiding, getekend 23 februari 1924. Archief Jef Last, collectie 11sg, aanvulling 2003 (voorheen collectie Wim ’t Hart).
13
G.H. ‘s-Gravesande, ‘Jef Last over zijn leven en zijn week.’ In: Den Gulden Winkel 387, maart 1934, p 41.
14
Quadenoord is een landgoed ten zuidoosten van Bennekom.
15
Martin Mooy en Aad G. Put, Jef Last (Amsterdam 1963), p. 10 menen dat Last zijn ontslag kreeg als het gevolg van een staking, maar daarvoor is geen bewijs gevonden.
16
Jef Last werd op 26 maart 1924 uitgeschreven uit het Edese bevolkingsregister Ook Ida en Femke verlieten Bennekom. Volgens Femke in de documentaire L’ami hollandais (2006) moest haar moeder uit armoede het Bennekomse boerderijtje verlaten en kreeg ze bij familie en vrienden in Renkum onderdak.
17
In de herdruk Acht werken van Jef Last vermeldde Last ter inleiding dat hij de novelle schreef ‘nadat ik enkele jaren assistent-bedrijfsleider geweest was van de enka Ede’.
18
Brief aan Ida Last d.d. 20 oktober 1932, collectie Letterkundig Museum.
19
Het nieuwe slot zou in de eerste uitgave p. 100 en verder moeten vervangen, in Acht werken (z.j.) p. 183 e.v. en in Liefde in de portieken (1963) p. 62 e.v.
20
G.H.’s-Gravesande, ‘Jef Last over zijn leven en zijn werk’, p. 43.