Over dit hoofdstuk/artikel

Martien J.G. de Jong

over Maurice Gilliams


+
Martien J.G. de Jong (1929), emeritus hoogleraar algemene literatuurwetenschap en Nederlandse en vergelijkende letterkunde aan de Universiteit van Namen (België), publiceerde onder meer Maurice Gilliams. Een essay (1984) en Droom bezit geen erfgenaam. Mythe en werkelijkheid bij Maurice Gilliams (1993).
1
Voor zowel het citaat als de summiere bio-bibliografische toelichtingen verwijs ik naar mijn Maurice Gilliams. Een essay (1984) en Droom bezit geen erfgenaam. Mythe en werkelijkheid bij Maurice Gilliams (1993).
2
Mededeling van prof.dr. Ludo Simons (februari 2000).
3
Zie Firmijn vander Loo, Proeve van bibliografie van en over de dichter Maurice Gilliams (1976).
4
Evenals de eerder genoemde rekeningen en documenten is deze brief aanwezig in het Gilliams-archief van het amvc te Antwerpen.
5
In de vierde regel staat ‘les miens’ in plaats van ‘les miennes’. De citaten van Karel van de Woestijne komen uit zijn bundel De schroeflijn uit 1928 (Verzameld werk, dl. iv, p. 524, 525).
6
Maurice Gilliams. Een essay, p. 169. In De Gids 149 (1986) 1, p. 39-46 en 3, p. 235-237, werd door Ben van Melick en Laurens van Krevelen gediscussieerd over de Vita brevis-uitgave van 1984. Ik zou daarbij willen aantekenen dat de niet-ondertekende ‘Verantwoording’ bij deze uitgave weliswaar door mij werd geschreven, maar pas nadat ik inzage had gekregen in de drukproeven. Aan de samenstelling van de uitgave had ik – zoals Laurens van Krevelen terecht schreef – ‘part noch deel’.
7
De verhalen ‘In memoriam’ en ‘De man in de mist’ heeft Gilliams pas in de tweede uitgave van zijn verzameld werk losgemaakt uit Oefentocht in het luchtledige en ondergebracht in een aparte afdeling, waarvoor hij de naam ‘Zwanen en zoutsteen’ ontleende aan de titel van een in 1969 onder mijn redactie verschenen bundel waarin de hele Oefentocht samen met ‘Libera nos, Domine’ was opgenomen. Zie Maurice Gilliams. Een essay, p. 272.
8
In de anonieme flaptekst van Ik ben Elias staat dat Gilliams het ‘Tweede cahier’ heeft laten vervallen omdat Elias daarin sterft, terwijl hij in latere werken voortleeft. De tekstschrijver wist blijkbaar niet dat Gilliams al in 1942 – ruimschoots vóór hij aan de overige delen van zijn ‘vijfluik’ begon – om heel andere reden zijn ‘Tweede cahier’ had losgelaten. Toch had hij dat kunnen lezen in uitgerekend Ik ben Elias, en wel in de toelichting door Anne Marie Musschoot, p. 627 en p. 632.
9
Droom bezit geen erfgenaam. Mythe en werkelijkheid bij Maurice Gilliams, p. 112-114.