Laagwater
Marco Entrop
Regel-maat
Niels Augustin kan het kennelijk niet laten. In De Parelduiker 2000/2 wijdde ik enkele alinea’s aan zijn tijdschriftjes de dualist en sense and sentences, in verband met de daarin gepubliceerde klankgedichten van Til Brugman. Beide blaadjes waren door hem in de jaren rond 1950 in eigen beheer uitgegeven. Nu, een halve eeuw later, is Augustin een nieuw tijdschriftavontuur begonnen. Sinds september verschijnt in Middelburg zijn ‘14-daags poëzie-pamflet’ regel-maat. En het is alsof de tijd vijftig jaar heeft stilgestaan.
Halverwege de vorige eeuw wemelde het in Amsterdam van de tijdschriftjes, blaadjes en literaire pamfletten, volgeschreven en uitgegeven door jonge dichters, in een nieuwe lente op zoek naar een nieuw geluid. Augustin was van hen ontegenzeglijk de kampioen tijdschriftenmaker. Naast de dualist en sense and sentences gaf hij Spleen, Paris ’51 en Paris ’53 uit – publicaties met een meestal eenmalig karakter – en in later jaren nog MSS en Tomorrow?. Bovendien was Augustin ook verantwoordelijk voor de uitgave van Cahier Eylders, het ‘huisorgaan’ van het gelijknamige Leidseplein-café. Op deze plek schoolde het onstuimige dichtersvolk wekelijks– zo niet dagelijks – samen, om met alcoholische luidruchtigheid de revolutie in de poëzie te verkondigen. Wat hen voor ogen stond, was een poëzie die volslagen anders klonk dan de gedichten die werden afgescheiden door de Aafjes, de Hoorniks en de Vasalissen, onder wier bundels de naoorlogse Nederlandse dichtkunst bijkans zwichtte van gezapigheid. In hun tijdschriftjes lieten de Experimentelen – een geuzennaam was reeds voorhanden – zien hóe anders het moest.
Pas met het verschijnen van Braak en Blurb zouden de experimentele dichters hun werkelijke podia bestijgen. Met hun komst wordt althans het begin van de Beweging van Vijftig doorgaans ‘officieel’ gemarkeerd. Door Hans Renders is dit beeld in zekere mate gecorrigeerd in zijn studie Braak. Een kleine mooie revolutie tussen Cobra en Atonaal. Volgens hem vormen de blaadjes van Augustin, samen met die van anderen, ‘een verborgen voorgeschiedenis’ van de Beweging van Vijftig en kunnen ze als ‘trapveldje van een jonge garde’ worden beschouwd. Nu Renders hem ook als een van de aanstichters van die ‘kleine mooie revolutie’ had geboekstaafd, besloot Augustin zijn oude stiel weer op te pakken en een nieuw tijdschrift te beginnen.
Als uitgever en enige redacteur leverde Augustin vroeger zelf altijd de meeste kopij aan, dikwijls geschreven onder pseudoniem, want dan leek het of het blad meer medewerkers had. Die waren er overigens wel, Karel Grazell bijvoorbeeld, en ook enkele bekender geworden Vijftigers. Simon Vinkenoog publiceerde in de dualist en in Spleen, Remco Campert in sense and sentences, evenals Lucebert.
Vermenigvuldigd met behulp van doorslagpapier, stencilmachine of hectograaf, oogden de tijdschriftjes eenvoudig en zelfs voor die tijd tamelijk tot soms zeer primitief. Dat kon ook nauwelijks anders: ze moesten met weinig geld tot stand komen en vooral betaalbaar blijven. Een halfjaarabonnement op (het maandblad) de dualist kostte in 1947 één gulden. Vijf jaar later was de abonnementsprijs voor zes nummers van sense and sentences vijfendertig cent duurder.
Ook nu toont de jongste tijdschriftuitgave van Augustin uiterst eenvoudig. Van eigentijds schrijfgerei als de pc en de printer heeft de maker zich niet bediend. Augustin heeft regel-maat op de ouderwetse, hem vertrouwde manier vervaardigd: met de typemachine – net als vijftig jaar geleden. De enige ‘nieuwigheid’ die hij zich heeft veroorloofd, is het gebruik van een fotokopieerapparaat. Het stelde hem onder meer in staat illustraties op te nemen en het omslag in kleur af te drukken.
Op het omslag van het eerste nummer van regel-maat staat de afbeelding – een tekening van Jean Cocteau – die ook het eerste nummer van de dualist sierde. Daarmee slaat Augustin meteen een brug naar het verleden, zijn verleden. Want in regel-maat wil hij de gedichten herdrukken die eerder in al die verschillende tijdschriftjes van hem hebben gestaan, afgewisseld met recent werk en met dat van anderen. Op dat punt is er eveneens niets veranderd. Zo werkte Augustin vroeger ook al. In de dualist en sense and sentences werden bijdragen regelmatig gerecycled.
Voor het eerste nummer van regel-maat – dat telkens bestaat uit vier in elkaar gevouwen, halve a4-tjes in een omslagje – maakte Augustin een keuze uit zijn poëzie uit de eerste drie nummers van de dualist. In zijn vroegste werk had hij zich nog niet helemaal aan de traditie weten te ontworstelen, zoals blijkt uit het volgende gedicht uit 1947, waarmee het nummer opent:
Maar in ‘in de cultus van de eigenvrouw’, dat het nummer besluit, is al een veel moderner geluid te horen. Augustin publiceerde dit gedicht in 1951 onder zijn pseudoniem Niek
Fels. De invloed van Lucebert is onmiskenbaar, meteen al in de eerste strofe:
Recent werk van zijn hand, zowel in het Nederlands als in het Engels, geeft Augustin prijs in het derde nummer, dat voor de ene helft is gevuld met poëzie en voor de andere helft met illustraties van Sietse Hoeksma. Dit derde nummer verscheen begin oktober, vóór nummer twee, dat wegens technische problemen even op zich moest laten wachten. Wat dat betreft doet het blad zijn naam weinig eer aan. Maar het is wel weer helemaal des Augustins. Zoals ook de wijze van abonneren. Een jaarabonnement op regel-maat (26 nummers) kost tachtig gulden, maar je kunt ook kiezen voor ‘het unieke geen abonnement’. Je ontvangt dan van tijd tot tijd een nummer gratis.