Over dit hoofdstuk/artikel

Lo van Driel

over Leo van Breen

over P.J. Meertens


over Goes

over Renesse

over Den Haag

over Delft


over Italië


1
‘Beste Sander, Do it now!’ Briefwisseling J. Greshoff – A.A.M. Stols. Deel 1, 1922-1941 [Achter het boek 24], bez. door Salma Chen & S.A.J. van Faassen (‘s-Gravenhage 1990), p. 187, brief 256: Greshoff aan Stols, 19 januari 1933: ‘Leo van Breen komt morgen bij ons. Ik ben benieuwd wat voor man dat is! Dat is je beste ontdekking in 32/33.’
2
Zie Van Breens brief aan Gerrit Borgers uit 1974 (coll. Van Breen, Letterkundig Museum).
3
Brief van 9 januari 1929 – woensdagavond.
4
Diarium iv (1928-1929) (coll. Meertens, ub Amsterdam, Bijzondere Collecties).
5
De correspondentie bevindt zich in de Meertenscollectie (ub Amsterdam; bijz. coll.) en bestaat uit twee mappen. In de tweede map ligt het volgende briefje in het hs. van M.: ‘De brieven van Leo van Breen (in twee portefeuilles, een gele en een groene) moeten aan hem teruggestuurd worden, maar ongelezen. De andere moeten ongelezen verbrand worden. [gedateerd en persoonlijk ondertekend:] 10 Juli 1940 P.J. Meertens.’ Meertens heeft zijn aandeel in de correspondentie grondig geselecteerd, zodat de verhouding alleen gereconstrueerd kan worden aan de hand van de brieven van Van Breen.
6
Kennelijk heeft Meertens sterk aangedrongen om de gedichten nog meer te zuiveren van alle homo-erotiek, maar Van Breen vond het meer dan genoeg. In zekere kringen stonden die verzen wel als zodanig bekend. Zo verwees Arent van Santhorst in een lezing voor de Amsterdamse ‘Wetenschappelijk, Cultureel en Ontspanningscentrum. Shakespeare-club’ in 1947 naar Van Breens gedichten als uitingen van homo-erotische liefde (vgl. het mededelingenblad van die club in het Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam).
7
Interessant in dit verband is een opmerking van Willem de Mérode: ‘Daar is tenslotte nog de criticus Meertens die zijn peetekind Leo van Breen in de chr. litteratuur wou inleiden. Maar deze jonge man was van het christelijke noch van Meertens gediend en verliet beiden.’ (in Hans Werkman, De wereld van Willem de Mérode [Amsterdam 1983], p. 224).
8
Deze politieke manifesten in de vorm van theaterstukken zijn goedkoop en bibliografisch pover op de markt gekomen. In bibliotheken zijn exemplaren van deze uitgave met het impressum ‘Gouda, 1932’ en 2de druk. De eerste uitgave (zonder enige bibliografische informatie) lijkt van 1931 te zijn en is gedrukt bij Van der Boom te Den Haag. Onder de lijst van ‘personen en koren’ staat: ‘Eksemplaren van dit Koor verkrijgbaar bij Leo van Breen, letterkundige, Goes’, zodat de eerste uitgave een productie in eigen beheer lijkt. Dat wordt bevestigd door de recensent van Opwaartsche Wegen (9de jrg. 1931/1932, p. 278). De tweede druk van Licht aan de Kim (2de en 3de duizendtal, aldus de informatie op de laatste bladzijde van De Rode Kruisweg) is op de markt gebracht (of gedrukt) door P. Jongeneel te Gouda. Van Breen woont in 1932 overigens enige tijd in Gouda.
9
Vgl. Herman Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen (Amsterdam 1979). In het voetspoor hiervan bestaar een omvangrijke literatuur.