Over dit hoofdstuk/artikel

Lennard van Rij

over J.A. Dèr Mouw

over Victor E. van Vriesland

over Martinus Nijhoff


Herman Hana


1
Jaap Meijer, Victor van Vriesland als zionist (Heemstede 1976). p. 59-60.
2
Victor van Vriesland aan Dèr Mouw, in een brief d.d. 11 augustus 1913. Collectie Letterkundig Museum in Den Haag.
3
Behalve deze geliefden maakt Victor nog melding van een andere vriendin: Rika Reeser. Haar rol zal ik in dit essay buiten beschouwing laten.
4
In het matrikelboek van het gymnasium vinden we de volgende typering: ‘Een leerling die met veel belangstelling voor de litteratuur, vrij algemeen ontwikkeld, zich veel te weinig inspant voor eigenlijke studie.’
5
Victor E. van Vriesland, Herinnering en verteld aan Alfred Kossmann (Amsterdam 1969), p. 38 (in het vervolg: Kossmann). Uit het matrikelboek blijkt dat Victor tussen 1 september 1911 en 16 december 1911 officieel in de vijfde klas heeft gezeten. Gegevens Haags Gemeentearchief.
6
Zie het matrikelboek.
7
In oktober 1910 werd dit bedrijf een N.V. die zich vestigde aan de Lange Voorhout 9. Gegevens Haags Gemeentearchief.
8
Het ‘Overzicht van de stand der kennis’ van het gymnasium vermeldt voor het cursusjaar 1910-1911 de namen van Nijhoff en Wery [sic]. Van Vriesland is onder ‘toehoorders’ ingeschreven. Gegevens Haags Gemeentearchief.
9
Dat Nijhoff zich daarvoor al interesseerde voor literatuur, blijkt uit het feit dat hij op 22 oktober 1910 een gedicht publiceerde in het gymnasiastenblaadje Rostra Gymnasiorum. Zie: Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten. Tekstverzorging W.J. van de Akker en G.J. Dorleijn (Amsterdam 2001), p. 425 (in het vervolg: VG).
10
Kossmann p. 22; klassenfoto uit 1910 in het gemeentearchief Den Haag.
11
Kossmann, p. 22.
12
Kossmann, p. 23.
13
Ibidem.
14
Ibidem.
15
Kossmann, p. 25.
16
Ibidem.
17
Kossmann, p. 45.
18
Collectie Letterkundig Museum te Den Haag.
19
Zie G.J. Dorleijn, ‘Pierrot Pom en Harlekijn Vic. De literaire vriendschap van M. Nijhoff en Victor E. Van Vriesland’. In: NRC Handelsblad 12-5-1989, p. 1-3. Thomas Vaessens, Circus Dubio & Schroom (Amsterdam 1998), p. 168.
20
Victors gedateerde correspondentie vanaf dat adres vond plaats tussen februari 1911 en april 1912. Zie Jaap Meijer, Victor van Vriesland als zionist. Nijhoff woonde in die jaren op de Van Lennepweg 26. (Gegevens Haags Bevolkingsregister.)
21
Dorleijn 1989.
22
Brief van Nijhoff, d.d. 24 november 1917.
23
De kwestie wordt besproken in een brief van Victor aan Dèr Mouw, d.d. 17 augustus 1914.
24
Tot 1918 was Alida Seijn heilsoldate, daarna bekeerde zij zich tot het katholicisme. Zie o.m. Marja Pruis, De Nijhoffs, of de gevolgen van een huwelijk (Amsterdam 1999).
25
Kossmann, p. 23.
26
Collectie Letterkundig Museum te Den Haag.
27
Brief van Victor aan Dèr Mouw, afgestempeld op 14 augustus 1913.
28
Zie Nijhoffs Verzamelde werken ii (Amsterdam 1982), p. 590 en p. 152; zie Van Vriesland Onderzoek en vertoog (Amsterdam 1958), p. 264.
29
Kossmann, p. 27.
30
Kossmann, p. 23.
31
De gehele tekst is terug te vinden op www.bmlisieux.com/archives/coeuranu.htm.
32
Kossmann, p. 19.
33
Brief door Letterkundig Museum gedateerd in 1912.
34
Persoonlijk commentaar Gerrit Komrij d.d. 11-4-2011.
35
De brief is ongedateerd, maar wordt door een eerdere onderzoeker geplaatst in 1912. Dit lijkt aannemelijk, mede gezien het feit dat de druk die Nijhoff aan Victor schonk, uit 1911 afkomstig is.
36
Vertaling: ‘Het is moeilijker om gevoelens te ontveinzen die men wél heeft, dan gevoelens te veinzen die men niet heeft.’ ‘Er zijn bepaalde tranen die vaak onszelf bedriegen, na anderen bedrogen te hebben.’
37
Dorleijn 1989.
38
VG, p. 16.
39
VG, p. 106
40
VG, p. 24.
41
VG, p. 27.
42
VG, p. 50.
43
Beschrijving van Frederik van Eeden in zijn dagboek. (Harry G.M. Prick [red.], J.A. dèr Mouw: brieven aan Frederik van Eeden [Den Haag 1971], p. 27).
44
A.M. Cram-Magré, Dèr Mouw – Adwaita. Denker en dichter (Utrecht 1981).
45
Typering door Van Vriesland in Kossmann p. 38.
46
J. Polak, Dèr Mouw in Doetinchem (Zutphen 1986).
47
Kossmann, p. 44. Het is mogelijk dat Koster, die op het gymnasium aan de Laan van Meerdervoort werkte, de schakel is tussen Van Vriesland en Dèr Mouw.
48
Zie hiervoor o.m. Cram-Magré p. 82-83.
49
In een brief uit 1914 schrijft Dèr Mouw aan Victor dat hij hem ‘tot in ’t tweede jaar’ maar ‘weinig sympathiek’ vond. (Collectie Letterkundig Museum). Dit moet vóór augustus 1912 geweest zijn. (Zie het vervolg van dit essay.) In diezelfde brief spreekt hij over oktober van het eerste jaar, hetgeen impliceert dat Victor vóór oktober 1910 bij Dèr Mouw in huis kwam.
50
Hiervan is het verblijf bij Meerum Terwogt geregistreerd (Bevolkingsregister Den Haag); Van Vriesland zegt zelf ook bij Barnouw te hebben gewoond. (Kossmann, p. 38)
51
Kossmann, p. 38.
52
Deze situatie beschrijft Dèr Mouw in 1914 in een brief aan Victor. Collectie Letterkundig Museum.
53
Zie voor een analyse van Dèr Mouws fascinatie voor ‘de Joden’ Jaap Meijer, Victor van Vriesland als zionist.
54
Zie hiervoor Kossmann, p. 41 én Jaap Meijer, Victor van Vriesland als zionist, p. 66.
55
Brief van Dèr Mouw, die hij schreef in februari en maart 1914. Collectie Letterkundig Museum. In een brief d.d. 18-6-1913 herinnert Dèr Mouw Vic eraan, dat de jongeling Dèr Mouw orchideeën geschonken heeft, en een liefdesverklaring in Nieuw Latijn. Collectie Letterkundig Museum.
56
Brief van Vic aan Dèr Mouw, d.d. 17 augustus 1914.
57
Brief van Dèr Mouw aan Victor, d.d. 18-6-1913. Collectie Letterkundig Museum.
58
J.A. dèr Mouw, Verzamelde werken iii, p. 14.
59
Zie hiervoor o.m. Jaap Meijer, Victor van Vriesland als zionist, p. 65.
60
Ibidem.
61
Het gedicht is opgenomen in Dèr Mouws Volledig dichtwerk (p. 488), maar Van Vriesland wordt niet genoemd.
62
Zie voor een beknopt overzicht van de kristalmetafoor in de Europese cultuur: Rosemarie Haag Bletter, ‘The interpretation of the glass dream: expressionist architecture and the history of the chrystal metaphor’. In: Journal of the Society of Architectural Historians 40 (maart 1981), p. 20-43.
63
Zie bijvoorbeeld Jaap Meijer, Het ivoren aapje: J.A. dèr Mouw en Victor van Vriesland (Heemstede 1976).
64
De eerste kladversie van ‘Jehova’s Uitvaart’ staat achterop een rekening d.d. 31-12-1912.
65
Brief van Dèr Mouw aan Van Vriesland d.d. 18-6-1913. Wie die vorige liefde was, is niet duidelijk: het zou Max Schwartz kunnen zijn, of Jo Mijer. Zie o.m. Polak 1986.
66
Notitieboekje I, p. 36. Collectie Letterkundig Museum. Ook in Volledig dichtwerk, p. 473.
67
De term ‘bewustzijnscellulair’ komt uit Dèr Mouws boek Het absoluut Idealisme (Leiden 1905).
68
Brief aan Victor van Vriesland. Collectie Letterkundig Museum. Dèr Mouw was ook na de affaire van Doetinchem suïcidaal (zie o.m. Kossmann, p. 39 en het artikel van Luciën Custers in dit nummer).
69
Ongedateerde brief van Dèr Mouw aan Vic. Collectie Letterkundig Museum.
70
Ongedateerde brief van Dèr Mouw aan Vic. In deze brief meldt hij echter ook dat hij achteraf is gaan ‘begrijpen’ dat Victors houding geen onverschilligheid is geweest. Collectie Letterkundig Museum.
71
Ongedateerde brief. Collectie Letterkundig Museum.
72
Kossmann, p. 44.
73
De Gids. Jaargang 80 (1916), p. 427.
74
In een latere publicatie vermeldt hij bij het gedicht het jaartal 1917; Vics dateringen zijn zelden betrouwbaar.
75
Zie J. Meijer, Het ivoren aapje, p. 73 en J. Meijer, Victor van Vriesland als zionist, p. 21.
76
Hier zien we een sterk staaltje synthetisering door Dèr Mouw: onder andere de sterrenhemel uit Dèr Mouws jeugd, de sterrennacht van Noorwegen, de Zionistische ‘Bar Kochba’ én de Platoonse liefde zijn allemaal vervat in het woord ‘Aster’.
77
Vertaling van Marcel Fresco, uit De dichter Dèr Mouw en de klassieke oudheid (Amsterdam 1971), p. 336. N.B. Het valt niet uit te sluiten dat Van Vriesland aan deze passage dacht, toen hij zijn recensie van Nijhoffs Tempest-vertaling schreef (zie: Onderzoek en vertoog, p. 191-195).
78
Gemeentearchief ‘s-Gravenhage.
79
J.A. dèr Mouw, Het Neokantianisme en de literaire kunst. Collectie Letterkundig Museum.
80
J.A. dèr Mouw, Verzamelde werken i, p. 225.
81
Er zijn meer aanwijzingen van de filosofische invloed van Dèr Mouw op Nijhoff. Zo is het opmerkelijk, dat Nijhoff jaren later de uitdrukking ‘Ding op zichzelf’ zou gebruiken als denotatie van een kwalitatief goede bundel, een benaming die door Oversteegen als ‘puur Nijhoviaans’ werd gekwalificeerd. (Vorm of vent [Amsterdam 1969], p. 151). Mij dunkt dat hij de term via Dèr Mouw bij Kant vandaan had.
82
VG, p. 16.
83
VG, p. 105.
84
VG, p. 75-93.
85
Verzamelde werken i, p. 40.
86
Verzamelde werken i, p. 50.
87
Notitieboekje i, p. 30. Collectie Letterkundig Museum.
88
Verzamelde werken i, p. 208.
89
Notitieboekje iii, p. 8. Collectie Letterkundig Museum.
90
Brief Nijhoff aan Van Vriesland, 24 november 1917.
91
VG, p. 72.
92
VG, p. 41
93
Zie Cram-Magré, p. 176A.
94
Volledig dichtwerk, p. 563.
95
Brief van Nijhoff d.d. 8 oktober 1915. Collectie Letterkundig Museum.
96
Zie W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet. Utrecht, 1985.
97
De invloed van Dèr Mouw op Ter Braak moet niet onderschat worden. Oversteegen schreef: ‘[H]et heeft er soms veel van weg dat Ter Braaks poëtica tot 1937 één grote verdediging van Dèr Mouw is.’ (in: Vorm of vent [Amsterdam 1969], p. 429n1).
98
VG, p. 232.
99
Verzamelde werken i, p. 34.
100
Zie voor andere aspecten van deze verandering: W.J. van den Akker Dichter in het grensgebied (Amsterdam 1994).
101
VG, p. 75.
102
W.A. Ornée, ‘Nijhoff, Martinus (1894-1953)’. In: Biografisch woordenboek van Nederland, www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn2/nijhoff.
103
M. Nijhoff, Verzameld werk ii, p. 1167.
104
W.J. van den Akker, ‘Een onduidelijk klestsverhaal. M. Nijhoffs Awater in een modernistisch perspectief’. In: De Gids 155 (1992), p. 22-35.
105
W.J. van den Akker, Dichter in het grensgebied, p. 34.
106
In een brief aan Piet Koster vermeldt Dèr Mouw dat hij met een wandelstok over de Veluwe loopt (Volledig dichtwerk, p. 473).
107
Dèr Mouw was een aandachtige theaterbezoeker volgens Prick (zie noot 43). Hij vertaalde tevens Italiaanse libretti voor Van Vrieslands moeder. Zie Kossmann, p. 44.
108
Zie noot 75.
109
Het is niet uitgesloten dat Dèr Mouw het gedicht ‘Munera’ voor Martinus schreef; ook in dit gedicht zou dan een spel met een naam voorkomen (‘Martius’). Verzamelde werken iii, p. 52-53.
110
VG, p. 242.
111
Ibidem.
112
Verzamelde werken i, p. 15.
113
VG, p. 435.
114
Verzamelde werken i, p. 155.
115
Zie bijvoorbeeld de polemiek tussen Fresco en Meijer n.a.v. Meijers cahier Het ivoren aapje (1976).