Laagwater
Hein Aalders
Slauerhoffs dubbelganger
In De Parelduiker 2012/1 noemde ik een aantal voorbeelden waaruit bleek dat Slauerhoff zich het werk van de Franse poète maudit Tristan Corbière eigen had gemaakt. Hij had gedichten van hem vertaald en gedichten op hem geschreven. Hij had een stuk over hem gepubliceerd waar de vonken van afspatten en dat door vriend en vijand werd gelezen als een eigen poëtica, een pleidooi voor eigen werk. Maar er is nog een tekst van Slauerhoff waarin de Bretonse dichter ten tonele wordt gevoerd. Waarschijnlijk omdat hij daarin in vermomming verschijnt, is nooit de link met Corbière gelegd, maar de tekenen spreken voor zich.
Het verhaal in kwestie heet ‘Een dubbele vergissing’. Het verscheen met vier tekeningen van Eppo Doeve op 21 april 1934 in De Groene Amsterdammer, elf jaar na zijn bezoek aan Morlaix en Roscoff, Corbières geboorte- en woonplaats. Rijkelijk laat dus. Gebundeld verscheen het pas na zijn dood in het Verzameld werk onder de titel ‘Verspreide verhalen’. Veel later vond men een brief van Slauerhoff waaruit bleek dat hij een aantal verhalen, waaronder ‘Een dubbele vergissing’, wilde bundelen onder de titel Verwonderd saam te zijn. Dat kwam er dus niet meer van. In 1987 bezorgde tekstverzorger K. Lekkerkerker die bundel en gaf, zoals alleen hij dat kon, minutieus verslag van de tekstgeschiedenis.
Er zijn geen handschriften of drukproeven van dit verhaal gevonden. Goed mogelijk dat Slauerhoff een oud verhaal uit de la heeft getrokken. Het feit dat hij drie andere verhalen in De Groene publiceerde, maar ook in dezelfde jaren verhalen in Groot Nederland en Forum, zegt waarschijnlijk wel iets over de (mindere) literaire waarde die hij eraan toekende; De Groene was geen literair blad.
‘Een dubbele vergissing’ handelt over een ‘ongewone verschijning’, een magere, bleke, gebogen lopende en deemoedige jongeman, die tijdens een hete zomer uit een andere tijd plotseling in een Europese badplaats opduikt. ‘Had een duistere drang naar de zee hem regelrecht uit de bossen […] naar zee gedreven?’ Hij zoekt een slaapplaats maar bij elk pension wordt hij geweigerd. Ten slotte vindt hij toch een plek in pension Miramar. Daar trekt de schuwe arme sloeber tijdens de maaltijden de aandacht van Miss Jackson, een aan lager wal geraakte gezelschapsdame, die zich nogal eens in de liefde heeft vergist. Haar toenaderingspogingen zijn vruchteloos, tot zij een keer zijn kamer binnendringt en in plaats
van één twee jonge mannen ziet, die sprekend op elkaar lijken. ‘Was zij gek geworden? Zag zij dubbel? De jongeling zat aan de tafel met papieren, maar hij lag tegelijk op ’t bed en hij sprong op van tafel en deed alsof hij onder ’t bed wilde gaan liggen, maar die op ’t bed hield hem tegen.’ Het blijkt dat ze om geld te sparen met z’n tweeën een eenpersoonskamer hebben gehuurd en om de beurt de maaltijd gebruiken. Ze lijken toch ‘als tweelingbroers’ op elkaar.
Het verhaal is geen wonder van intrige. Maar hier interesseert ons de overeenkomsten tussen de hoofdpersoon en Corbière.
Plaats van handeling is de Europese badplaats Rosoll. Lekkerkerker schrijft in de verantwoording van Verwonderd saam te zijn dat die naam verzonnen is. Dat klopt, maar de overeenkomst met de Bretonse bad- en havenplaats Roscoff, waar Corbière lange tijd woonde, is wel opmerkelijk. Slauerhoff liet de c (van Corbière) weg en verving de dubbele ff (van zijn eigen achternaam) door een dubbele ll (van Leeuwarden?). ‘De zomer was zo heet’ begint het verhaal. Net zo heet als die augustusmaand toen Slauerhoff er was, in 1923: ‘Het is een heete Zondagmorgen’ begon hij zijn ‘Journal’ van 12 augustus toen. En toen ook signaleerde hij de Engelsen die overdag als zebra’s de stranden bevolkten en ’s avonds als kaketoes. In dit verhaal is het ‘de mindere man in gestreepte strandbroek en pullover’ die verwijst naar de bekende Bretonse blauwwit gestreepte trui. Ook Corbière, die door zijn provocerende optreden niet bepaald geliefd was bij de burgerij van Roscoff, verbleef er vaak in pensions, bijvoorbeeld in Le Gad, waar hij at met Parijse kunstenaars die vakantie vierden aan de kust. Ten slotte is er het dubbel-gangersmotief – in dit verhaal wel wat slordig aangezet en dik opgelegd. De een geeft zich uit voor de ander, twee figuren die op elkaar lijken, als tweelingbroers. Maar behalve een duidelijke verwijzing naar Joseph Conrads verhaal ‘The Secret Sharer’, waarin het dubbelgangersmotief op meesterlijke wijze wordt uitgebeeld, bevat ‘Een dubbele vergissing’ een meer verstopte verwijzing naar de verwantschap tussen Slauerhoff en Corbière. Zij die zich tot het gilde van de verdoemde dichters rekenen, zien elkaar als broeders. Zo ook Slauerhoff, die rondvertelde dat hij een reïncarnatie van deze Franse dichter was, en ook een broederziel. In dit verhaal zijn ze ‘als tweelingbroers’, ‘dubbelgangers’.
‘Een dubbele vergissing’ is een zorgvuldig bedekte poging van Slauerhoff Tristan Corbière een moderne dubbelganger te verlenen, die, al was het maar door de auteursnaam boven het verhaal, direct naar hem verwees.