Koos van Weringh
Op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam
Samenspraak tussen drie gestorven politieke tekenaars
koos van weringh (1934) was van 1970 tot 1987 hoogleraar criminologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde een aantal boeken over de politieke karikatuur.
Op zaterdag 3 juni van het jaar 2006 werd de tekenaar en muzikant Frits Müller op de Nieuwe Oosterbegraafplaats ten grave gedragen. Voordat de kist met zijn stoffelijk overschot langzaam aan de aarde werd toevertrouwd was op die dag al heel wat gebeurd…
Op de Museumwerf ’t Kromhout aan de Hoogte Kadijk was een herdenkingsbijeenkomst gehouden. Een betere plaats had niet gekozen kunnen worden. Op veel van zijn tekeningen is te zien dat Müller een voorliefde had voor oude machines, schepen en vliegtuigen. En op deze werf stond zijn kist te midden van pompen en allerhande curieuze en grillige apparaten.
Enige honderden aanwezigen luisterden naar Lex Lammen, Bas Lubberhuizen, Folkert Jensma, Hans IJsselstein Mulder, Henk Raaff en Moira Müller – voorzover zij dan te verstaan waren, want de akoestiek in de hal is miserabel en luidsprekers waren niet opgesteld.
Wie wel te volgen was: Frits Müller zelf, op band en wel als zanger en saxofonist in Igor’s Original New Hotshots. Wie in de jaren zeventig ooit een optreden van dit huisorkest van Het Amsterdamsch Litterair Café De Engelbewaarder aan de Kloveniersburgwal heeft meegemaakt zal met moeite haar of zijn ontroering hebben kunnen onderdrukken. De forse, mannelijke gestalte van Frits… en zijn vrouwelijke stem.
Een boot van rederij De Nederlanden begon daarna zijn vaartocht door Amsterdam. Aan boord bevonden zich Frits Müller en enige tientallen begeleiders. Zonder twijfel in de geest van de overleden kunstenaar konden die zich tegoed doen aan dranken en spijzen die in overvloed te verkrijgen waren. Via de Nieuwe Herengracht voer de boot de Amstel op. Bij de Magere Brug kon een blik in de Kerkstraat worden geworpen, waar Frits tientallen jaren woonde en werkte. Carré kwam voorbij, het Amstel Hotel en de dure nieuwbouw in de buurt van het Amstelstation. Op de oever werd de boot per fiets gevolgd door fotograaf Eddy Posthu-
ma de Boer, die de varende laatste tocht van zijn vriend op de plaat vastlegde.
In de buurt van café De Omval werd de kist van de boot gehaald en een eindje verder verlieten ook de begeleiders van Frits het schip. Te voet ging het naar de begraafplaats, waar de stoet op weg naar het nog lege graf voorafgegaan werd door een eenzame saxofonist, wiens instrument het moest opnemen met het gekwinkeleer van de talrijke vogels die zich op een kerkhof zo bijzonder thuisvoelen.
Het graf van Frits bevindt zich op korte afstand van de graven van twee andere beroemde tekenaars over politiek: Albert Hahn (Groningen 1877 – Amsterdam 1918) en Opland (Amsterdam 1928 – Amsterdam 2001). Nu de in 1932 in Amsterdam op de wereld gekomen Müller hen gezelschap is komen houden kan het toch tot een gedachtenwisseling tussen de heren gekomen zijn? Ik kan mij voorstellen dat het daarbij gaat om twee vragen: op welke politieke figuren hadden zij het in het bijzonder voorzien en wat is het effect van hun tekenwerk? Over die vragen hebben zij zich trouwens meer dan eens uitgelaten. Van hun antwoorden heb ik hier gebruik gemaakt.
hahn: ‘Ik begon in de zomer van 1902 toen het kabinet van Abraham Kuyper nog geen jaar aan de macht was. En dat betekende handen vol werk. De redactie van Het Volk koos voor satire als middel in de strijd tegen een politieke overmacht. Kuyper en zijn confessionele coalitiegenoten wilden een samenleving waar wij als sociaal-democraten het totaal mee oneens waren, over de hele linie. Algemeen kiesrecht bestond niet, sociale zekerheid onbekend. Wij zouden moeten voortploeteren in armoede in een door God gewilde maatschappij van rangen en standen. Toen kwamen de spoorwegstakingen, begin 1903. “Gansch het raderwerk staat stil / als Uw machtige arm het wil…” Die tekening van de levensgrote arbeider op het Centraal Station in Amsterdam zag je toen overal en heeft er ook toe bijgedragen, daar ben ik wel zeker van, dat de arbeidersklasse meer politiek bewustzijn aan de dag legde. De stakingen werden uiteindelijk met harde hand beëindigd. Kuyper wilde zelfs stakers voor straf naar de kolonie Nederlandsch Oost-Indië sturen.’
opland: ‘Weet je dat die tekening in geschiedenisboeken is terechtgekomen en als een monument uit de sociaal-politieke geschiedenis wordt beschouwd? Vergeet niet dat het aan het begin van de 20ste eeuw om alles ging, elk recht moest nog bevochten worden. En jij had te maken met politieke tegenstanders die wat voorstelden. Kuyper, een geweldenaar, Schaepman, groot formaat. En jullie beweging had Troelstra, een charismatische figuur. Het moet fantastisch geweest zijn toen te mogen tekenen, de tegenstellingen lagen op straat. Dat was in mijn tijd heel anders. Grote persoonlijkheden op het politieke toneel waren er nauwelijks. Willem Drees? Een brave boekhouder. Ja, Joseph Luns, daar kon je wat mee, zo’n typisch roomse draaitol. En naderhand Van Agt en Lubbers, van hetzelfde laken een pak.’
müller: ‘En Den Uyl dan? Of Kok?’
opland: ‘De PvdA heeft er ook weinig van terecht gebracht – en kon dat ook
niet, omdat zij afhankelijk was van coalitiegenoten die heel iets anders wilden. Ik heb wel eens gezegd dat de PvdA onder druk gezet werd om mee te werken aan een politiek, waaraan Colijn alleen in z’n stoutste dromen kon denken. Den Uyl ging nog, daar had ik wel enige sympathie voor, maar zo’n Kok die er prat op ging dat hij zijn ideologische veren had afgeschud… Over Colijn gesproken, ik heb hem nog gekend. Tekenaar in de jaren dertig, dat zou werkelijk de moeite geweest zijn.’
müller: ‘Ik wil nog even op die roomse Luns terugkomen. Jij hebt die man op alle mogelijke manieren belachelijk gemaakt – ik trouwens ook. Maar waarom laat je dan zo’n man een voorwoord schrijven bij je eerste boek, Te kijk bij Opland. Ik begon toen net, dat was in 1964, met mijn eerste politieke prenten voor De Nieuwe Linie, een rooms-katholiek weekblad, dat steeds vooruitstrevender werd en daardoor in conflict raakte met de pater generaal van de jezuïeten in Rome. Ik genoot van al je anti-Lunsprenten, maar waarom aanpappen met zo’n figuur, dat heb ik nooit begrepen. Met politici heb ik nooit iets te maken willen hebben, ik wilde ze ook niet kennen. Een biertje drinken met de hansworst Dries van Agt, je moet er toch niet aan denken? Je hoefde maar een tekening van Peter van Straaten over Ruud Lubbers te zien om te weten dat je met die man niets te maken wilde hebben?’
opland: ‘Daar kom je aan een gevoelig punt, dat mij jarenlang vervolgd heeft. Eerst dat voorwoord van Luns. Hij noemt mij een begaafde politieke tekenaar die nimmer zijn “slachtoffers” gekwetst of beledigd heeft, maar steeds raak, amusant en origineel de actuele politieke gebeurtenissen en degenen die daarbij een rol spe-
len weet uit te beelden. Toen ik 25 jaar voor de Volkskrant tekende was er een tentoonstelling in het gebouw van de krant in de Wibautstraat. En die werd geopend door de oerconservatieve senator van de vvd, Harm van Riel. Wat ik daarover heb moeten horen! Van Riel loofde mij als een van de grootste kunstenaars van het land, maar op politiek gebied zou ik niets voorstellen. Een hofnar was ik, een grappenmaker aan het hof van een vorst. Het talrijk opgekomen publiek applaudisseerde uitbundig. En dan werd er nog verwezen naar de “Worgprent” van Albert Hahn uit 1903, waarop Abraham Kuyper, “In den naam van Christus”, de stakende spoorwegarbeider de keel dichtknijpt. “Dat is andere koek dan sherry drinken met een reactionaire senator”, las ik ergens, “de Van Rielen en Lunsen vinden Opland een aardige jongen en dat is dodelijk”. Tja… Later heeft Joop den Uyl een tentoonstelling geopend over Opland en de sociaal-democratie, in 1981 geloof ik. Misschien had ik me meer op afstand moeten houden, ik weet het niet.’
hahn: ‘Ik ben het wel met Müller eens. Abraham Kuyper heb ik nooit ontmoet en daar ook geen enkele behoefte aan gehad. Het was al erg genoeg wat die man wilde. In 1909 verscheen de bundel Dr. A. Kuyper in de Caricatuur, met een voorrede van Dr. Kuyper zelf. Van mij staan daar talrijke prenten in, maar niet de “Worgprent”, een van de woedendste die ik ooit gemaakt heb, een prent die de arbeiders
elektriseerde. Want wat schrijft de man in de voorrede aan zijn uitgevers (Van Holkema & Warendorf): “Dat Ge de spotprenten die het Heilige aantasten en met Bijbelwoorden hun satiriek spel dreven, uit uw bundel uitliet, waardeer ik. Het was te laf en te min om te worden opgenomen. Het zou uw bundel ontsierd hebben.” En dan stelt hij het ook nog op prijs dat de uitgevers “een heusch portret” van hem hebben opgenomen, zodat de lezer / kijker dat met de karikaturen kan vergelijken.’
opland: ‘Wat? Ook Luns wilde een echte foto bij het voorwoord. Wat een ijdeltuiten!’
müller: ‘Dat zei ik toch, je moet er niets mee te maken willen hebben. Als een van je belangrijkste tekeningen als de “Worgprent” niet in een bundel wordt opgenomen, omdat het slachtoffer die als aantasting van het heilige ervaart – wat dat dan in godsnaam ook mag wezen – dan ben je toch je doel voorbijgeschoten? Ik zou in zo’n geval geen enkele tekening ter beschikking hebben gesteld. Een politicus kan toch niet bepalen hoe een selectie van mijn eigen werk eruit moet zien?’
hahn: ‘De nrc verbaasde zich in een bespreking van de bundel er ook over dat ik mijn fiat aan deze selectie had gegeven. In een ingezonden brief heb ik geantwoord dat ik die pas onder ogen kreeg toen ik een exemplaar van de bundel kocht. Veel is achterwege gelaten wat in een dergelijk overzicht niet had mogen ontbreken, zoals de “Worgprent”. De samenstellers van de bundel hebben blijkbaar Kuyper zelf voor “het Heilige” aangezien, heb ik teruggeschreven. Maar het moet gezegd: zonder Kuyper zou de karikatuur in Nederland een stuk armetieriger zijn. Toen hij tachtig werd heb ik een tekening gemaakt, waarop Braakensiek, Raemaekers, Jordaan en ik hem nog een lang leven toewensen “in het belang der Hollandsche spotprentkunst”.’
opland: ‘Dat is nou het dilemma. Je bent het niet eens met wat die politici van plan zijn, je kunt ze wat mij betreft verachten, maar voor je werk ben je op ze
aangewezen. En ze vinden het prachtig op een karikatuur te verschijnen. Het ergste wat een politicus kan overkomen is karikaturaal verwaarloosd te worden. Jullie hebben geen idee hoe vaak mij gevraagd is of de originele tekening aangekocht kon worden.’
müller: ‘Vertel mij wat! Maar heeft het dan nog zin dat er überhaupt over politiek getekend wordt? Hahn had het wat dat betreft eenvoudiger. De tegenstellingen in de maatschappij waren duidelijk. Kranten hadden een gezicht. Radio en televisie bestonden nog niet. De voorstellingen die jij de arbeiders bijbracht van de armoede en de ongelijkheid bleven op het netvlies staan. Maar vandaag? Een uitgever met tien kranten? Tv-progamma’s van debielen gemaakt voor imbecielen? Daar komt geen tekening meer tegenaan. In een interview heb ik een keer over het werk van een politiek tekenaar gezegd: “En zo verwoorden wij op z’n best de frustratie van mensen die een krant lezen en er verder ook niets aan kunnen doen”. Laat ik het daar, als laatst hier aangekomene, maar op houden.’
opland: ‘Ik geef het niet graag toe, maar ik moet het met je eens zijn. Er was een tijd dat ik een beetje geloofde in sociale betrokkenheid, een beetje dus, maar dat is overwoekerd door het nieuwe kapitalisme dat zich van de mensen meester maakt. Het mechanisme van de markt beheerst de gemoederen. Alles moet in geld gemeten kunnen worden. En dat kan dus niet, dat moet op kleine, grote, grotere en heel grote catastrofes uitlopen. En die heb ik allemaal al getekend.’
hahn: ‘Toen ik hier kwam was de grote oorlog die in 1914 begon nog aan de gang, Het laatste wat ik tekende was een figuur die het militarisme voorstelt, met een doodskop voor een veld vol met kruizen. “Blijf op mij vertrouwen”, heb ik eronder geschreven, “vlug werk ik niet, maar de vrede die ik uiteindelijk zal brengen, zal een zeer volkomene zijn”. Toen de tekening in De Notenkraker verscheen was ik er niet meer.’
opland: ‘Die grote oorlog moest naderhand de Eerste Wereldoorlog genoemd worden. Müller en ik hebben de tweede moeten meemaken, kun je nagaan wat er is terecht gekomen van de Internationale die zal heersen op aard’.’