Sein post
Jan Paul Hinrichs
Het voorgevoel van Christus
sint-petersburg – Mochovajastraat 20 is een pand met griffioenen aan de gevel. Ik ga de poort door en neem in het achterhuis de trap naar de eerste verdieping, waar in een schemerige pijpenla de redactie van het literaire tijdschrift Zvezda huist. Er loopt allerlei volk rond, maar de kassier is afwezig, zodat ik de boeken die vrij in een kast staan, niet kan afrekenen. Het aanbod gepast te betalen, helpt niet. Niettemin kan men alleen híer een tweetalige geniete Nijhoff-uitgave van Zvezda kopen die in 2000 verscheen in een oplage van honderd exemplaren: De pen op papier. Het veer. Awater. Pero na boemage. Parom. Avater. De vertalers van de prozatekst en twee gedichten van Nijhoff zijn Irina Michajlova, docente Nederlands aan de universiteit van Sint-Petersburg, en de dichter en Zvezda– redacteur Aleksej Poerin.
Poerin heeft zich inmiddels gevestigd als een dichter met een flink ‘Nederlands’ repertoire, waaronder de cyclus van zes gedichten ‘Het huisje in Zaandam’. Zijn bezoeken aan Nederland zijn gedocumenteerd door gedichten over de Walletjes en drugs. Dat zijn inmiddels ook ruimer bekende thema’s in de Russische poëzie, waarin ons land tot voorkort toch vooral voorkwam als het Arcadië van de zeventiende-eeuwse schilders uit de Hermitage. Toch valt wat Amsterdams reputatie als pornostad betreft in ieder geval één historische parallel te trekken. Toen Michail Koezmin (de ‘Russische Kaváfis’) in december 1920 zijn dichtbundel Afgehangen prentjes in 307 exemplaren liet drukken, moest hij vanwege de opgenomen pornografische tekeningen Petrograd als verschijningsplaats onvermeld laten. Daarom staat in deze bun-
del, die hij eigenhandig aan de man bracht en die tot de meest gezochte bibliofiele rariteiten in Rusland behoort, een fictieve plaats van uitgave vermeld: Amsterdam. Deze ‘Amsterdamse’ uitgave is nu eindelijk in facsimile herdrukt, en wel in het verzameld dichtwerk van Koezmin (Stichotvorenija, uitgave van Akademitsjeski projekt, Sint-Petersburg, 2000).
Trouwens, originele Hollandse ondeugendheid is nu ook op de Russische markt: Svetlana Barber vertaalde Gerard Reves De Taal der Liefde (Jazyk ljoebvi, uitgave van inapress, Sint-Petersburg, 1999). Curieus is dat Nijhoff en Reve in oplage inmiddels zwaar verslagen zijn door Vondel. De prominente romanschrijver en vertaler Jevgeni Vitkovski publiceerde een herdruk van zijn vertalingen van Lucifer, Adam in ballingschap en Noah, waarover lang geleden Het Oog in ’t Zeil nog eens berichtte. De vertalingen staan in één band met Miltons Paradise lost, vertaald door Vitkovski’s leermeester Arkadi Steinberg. Ljoetsifer, een gezamenlijke uitgave van Folio in Charkov en ast in Moskou, kent een oplage van vijfduizend exemplaren. De tijd dat Vitkovski’s Nederlandse vertalingen in krantenvorm uitkwamen, lijkt dus voorbij. Marketing heeft hier alles mee te maken: het boek verscheen in een populaire religieuze themareeks (‘Het voorgevoel van Christus’). De vraag is alleen: welke Nederlandse uitgever is vandaag de dag in staat vijfduizend Vondels te slijten? Dit boek verdient een Nederlandse promotieprijs, te meer daar wij Nederlanders zelf te bescheiden zijn om Vondel en Milton in één band uit te brengen.
De verwikkelingen rond het tragische Amsterdamse verblijf van de Russische collectioneur Nikolaj Chardzjiëv gaan ook niet aan Rusland voorbij. Van zijn schilderijen zijn allerlei figuren die hem in Amsterdam ‘hielpen’, rijk geworden. Een ex-notaris kwam al voor het gerecht vanwege belastingzwendel. Maar inmiddels hebben de Hollandse notabelen, onder wie een ex-minister van justitie, die Chardzjiëvs collectie nu beheren, beweerd dat er met de afwikkeling van Chardzjiëvs testament eigenlijk niets mis is gegaan. Chardzjiëv zou dus met de verkoop van stukken uit zijn collectie hebben ingestemd. Het is alleen de vraag of op lange termijn hun conclusie stand houdt tegenover die van Michail Meilach in zijn inleiding bij de dikke Chardzjiëv-gedenkbundel Poezija i zjivopis (Poëzie en schilderkunst), die verscheen bij de academische uitgeverij Jazyki roesskoj koeltoery in Moskou: ‘Er zit een tragische ironie in het feit dat de maffia waarvoor Chardzjiëv en Tsjaga [Chardzjiëvs echtgenote] in Moskou zo bevreesd waren, hen juist bereikte in het welvarende Amsterdam. […] Op de haastig georganiseerde begrafenis waren geen van zijn oude vrienden aanwezig; zij hoorden pas van zijn dood, toen alles al achter de rug was.’