Koos van Weringh
Das erste Mal
keulen – Met enige regelmaat valt te vernemen dat het met de literatuur en het lezen ervan bergafwaarts gaat. Maar dan lees je over een literatuurfestival in Leipzig, ter gelegenheid van de Buchmesse aldaar, waar 85.000 toehoorders op afkwamen. Het kan ook zijn – en daarmee moet in dit tijdsgewricht ernstig rekening worden gehouden – dat het publiek in eerste instantie afkomt
op wat een ‘event’ genoemd wordt: erbij willen zijn als Günter Grass voorleest, zonder ooit een van zijn boeken te hebben ingekeken.
In Keulen was eind maart ook een grootscheeps literatuurfestival, lit.cologne. De stad hing vol met affiches, met daarop: Das erste Mal. Gedurende vijf dagen stonden tal van bijeenkomsten op het programma. De openingsavond vond plaats in de Philharmonie: met 2200 plaatsen uitverkocht. De organisatoren hadden een paar originele ideeën. Over het thema ‘voetbal en literatuur’ werd gelezen in het clubgebouw van de 1. fc Köln, over misdaadliteratuur in het politiebureau. En in de Dom, ooit door Heinrich Heine ‘dieser Riesenkerker’ genoemd, lazen drie toneelspelers teksten uit het Oude Testament voor: onder aanwezigheid van 4500 toehoorders. Voor het station, op een van de lelijkste pleinen in Europa, was een spiegeltent opgesteld, waar vooral de lichte muze te horen was. Andere oorden waren musea, de renbaan voor paarden, een bioscoop. Vijf dagen festival waren goed voor meer dan 30.000 bezoekers.
Nederlandse literatuur heeft het, zoals bekend, in Duitsland tot grote populariteit weten te brengen. Er gaat geen week voorbij of iemand vraagt mij wat ik van Nooteboom vind (nog frequenter is al jaren de vraag hoe het met prins Claus gaat en – heel recent – wat ik vind van het Argentijnse oranje). Keulen, waar Joost van den Vondel geboren is – zijn gebeeldhouwde gestalte staat op de toren van het raadhuis – had Nederland bij de lit.cologne dus ook niet vergeten. Connie Palmen en Leon de Winter lazen voor uit resp. Die Erbschaft en Leo Kaplan. Die boeken liggen in behoorlijke stapels in de betere boekhandel, ook in de stationsboekhandel Ludwig (een boekhandel die open is van ’s morgens zes tot ’s avonds elf- en dat zeven dagen per week). In de Kölner Stadt-Anzeiger van 21 maart worden beide boeken in redelijk gunstige zin besproken. Dat van De Winter wordt zeer geslaagd genoemd, hoewel de schrijver geen afscheid heeft kunnen nemen van enkele overbodige gedachten die wijdlopige passages en zwakke dialogen opleveren. Maar het boek is soeverein gecomponeerd. Ruim een week eerder las De Winter uit hetzelfde boek voor in het Literaturhaus in München (elke Duitse stad van enige betekenis heeft een dergelijke instelling). De Abendzeitung uit die stad roemt zijn ongebreidelde fantasie en vitale verteltrant. Als kop staat boven het artikel: ‘Blendender Verführer’ (10 maart). Die Erbschaft (De erfenis) van Connie Palmen bevalt de recensente goed, hoewel de samenhang in het boek enigszins aan de zwakke kant gevonden wordt. En de hoofdfiguren Lotte en Max zijn niet ‘mit der gleichen Intensität’ getekend als die in haar boeken Die Freundschaft en IM. Wat
vooral geprezen wordt is haar authenticiteit. Via de radio (wdr) hoorde ik ooit een interview met de schrijfster, waarbij ook mij dat is opgevallen. Zij praatte er onbekommerd op los, haar woorden kwamen door de ether lichtvoetig op mij af. Als een Duitse auteur wordt geïnterviewd gaat het er meestal zwaartillend aan toe, dan worden ook ‘Sein und Zeit’ meegesleept.