Jacob Israël de Haan
Het Beloofde Land
Verschenen in De Dag van 19 juli 1924.
Met weemoed plaatsen wij hieronder een brief van Mr. Jacob Israël de Haan, die te Jeruzalem onlangs werd vermoord. Hij bood ons in een begeleidenden brief zijn medewerking voor “De Dag” aan, van welke gelegenheid, om dezen fijnen schrijver aan ons blad te verbinden, wij thans helaas geen gebruik kunnen maken.
Jeruzalem, Juni 1924.
Hoe zullen wij het kleine land noemen, waarnaar de belangstelling van honderden millioenen uitgaat? Zeg niet, dat een naam er niet toe doet. In den Palestinensischen Staatsraad, die overigens allang niet meer bestaat, is zwaar gedebatteerd, hoe het landje officieel heeten zou, waar wij nu in November nog zitten met leege regenbakken en een vervelenden, blauwe zonneschijn. Palestina? Dat willen de nationale extremisten niet. De naam drukt niets uit, omtrent bijzondere Joodsche rechten op het Joodsche land. Integendeel: hij houdt de herinnering levend aan de Philistijnen, de kwade vijanden van het Joodsche volk in de dagen van de Richteren en van den koning David. Waar de naam Palestina in de Heilige Schriften voorkomt, is altijd het Land der Philistijnen daarmee bedoeld. Dat is dus de Zuidelijke kustvlakte. Gaza was een Philistijnsche stad. Askalon is verdwenen. Asdod bestaat nog. Het heet Esdûd, een onnoozel en onwelwillend dorpje, – met een houten huis-stationnetje aan de spoorlijn, ten Zuiden van Jaffa.
Zou Canaän niet een goede naam zijn voor het Land? Maar het is weder geen Joodsche naam. Canaän was de zoon van Ham, die, naar het Bijbelsche verhaal, het Land met zijn afstammelingen bevolkte. En wie, buiten de cathechisatie, noemt ons Land nog het Land Canaän?
Juda dan? Ja: dat zouden de Joden wel willen. Maar Juda is nooit de naam van geheel Palestina geweest. Het was de naam van het gebied van den stam Juda en later van het Koninkrijk rondom Jeruzalem.
Het Heilige Land dan? Goed, maar het Land is ook weder niet heilig voor de Joden alleen, maar ook voor de Christenen en de Mohammedanen. Jeruzalem heet bij de Arabieren El-Qudo, de Heilige. In de Profeten komt de naam éénmaal voor. En wel bij Zechariah. Algemeen gebruikt is de naam vooral sinds de Kruistochten. Maar het is weder geen Joodsche naam.
Wat denkt gij van het Beloofde Land? Het komt éénmaal voor in Hebreeën xi vers 9. Maar het klinkt bijna als een spot. Zes jaren na de Balfour-declaratie zeggen wij het, wanneer wij boos zijn. Het Beloofde Land? Ja: Beloofd, maar niet Gegeven. Dat gaat dus heelemaal niet.
Blijft nog één naam over: het Land van Israël. Eretz-Israël, zooals dat in het Hebreeuwsch heet. Die naam komt voor bij de Profeten Samuel en Ezechiel. En onder dien naam is het Land ook bij de meeste Joden bekend. Die naam heeft de meeste gevoelswaarde.
Deze naam als officieele naam zou den Joden natuurlijk het liefst zijn geweest. En in de zittingen van wijlen den Raad van State, hebben de Joodsche leden voor dien naam zeer hun best gedaan. Maar de Arabieren waren natuurlijk vlak tegen een naam, die zoo geheel en al een Joodsch karakter aan een Land geeft, dat door de Arabieren als een Arabisch gebied wordt beschouwd en waar de Joden inderdaad niet meer zijn dan even boven een tiende van de bevolking.
Een naam, die het Arabische karakter van het Land uitdrukt, bestaat niet. Anti-Zionisten, die een onverdeeld Syrië wilden, hebben Palestina wel Zuid-Syrië genoemd. Maar nu Syrië een Fransch mandaatsgebied is geworden en Palestina een Engelsch, willen de Engelschen natuurlijk geen naam, die eene eenheid uitdrukt.
West-Arabië is voorgesteld. Maar dat wilden de Joden weer niet. Dan zouden de burgers van het Land West-Arabieren geworden zijn. Het is al erg genoeg, dat wij Palestinensers zijn en niet Joden. Dat is het ideaal geweest van de echte nationaal-Joden: het Land een Joodsche Staat, waarvan de burgers Joden zijn, zoo goed als de burgers van den Poolschen Staat Polen. De Arabieren van Palestina zouden dan ook Joden zijn, zoo goed (en zoo kwaad!) als de Poolsche Joden, Polen. Héél dichtbij lijkt die Joodsche Staat voor het oogenblik niet. Maar voor West-Arabië zijn wij toch ook gespaard.
Men heeft ook nog gedacht over een onzijdigen naam als West-Jordanië tegenover Oost-Jordanië, den Vrijstaat van den Emir Abdallah. Of Cis-Jordanië, tegenover Trans-Jordanië.
Er is ook nog een ander voorstel gedaan. In alle Arabische stukken zou het Land Palestina heeten. En de burgers Palestinensers. In alle Hebreeuwsche stukken zou het Land heeten Eretz-Israël en de bewoners Eretz-Israëlieten. In meertalige klanken als bijvoorbeeld de Oostenrijks-Hongaarsche Republiek, kwam meernamigheid voor. Hier kennen we het ook. Jeruzalem, dat de Arabieren El-Qudo noemen. De Jaffa-poort, die de Arabieren Bab-el-Khalieb, dat is de Poort van Hebron noemen. Hebron, dat bij de Arabieren El Khalieb heet. Dat is: de Vriend. Abraham, de vriend van Allah. De Damascuspoort heeft wel drie namen. Eerst een Engelsche naam. In het Arabisch Bab el Amoed, dat is de Poort met de kolommen. In het Hebreeuwsch de Poort van Sechem, dat is de oude naam van het tegenwoordige Nablus.
Maar onze Hooge Commissaris, Sir Herbert Samuel, heeft verzekerd, dat deze meertaligheid op paspoorten en dergelijke stukken, aanleiding kan geven tot internationale moeilijkheden. En de oplossing? De postzegel kan het getuigen. Palestina heeft nog geen eigen postzegel, maar nog altijd de postzegels van het Egyptische Expeditie Corps in de oorlog, met een overdruk. Welnu: bovenaan in het Arabisch: Falestien. Dan Palestine. En ten slotte onderaan in ’t Hebreeuwsch Palestina E.I. Dat is Eretz Israël bij afkorting. En wanneer wij nu boos zijn over het Zionisme-op-zijn-smalst en Sir Herbert Samuel, dan noemen wij dat: Zionisme E.I. Maar meestal zijn wij niet boos. Wij wachten geduldig af, wat komen (of niet komen!) zal. Zes jaren na de Balfour-declaratie. Het Beloofde Land!