Over dit hoofdstuk/artikel

M.F. Fresco

over J.A. Dèr Mouw


+
Marcel Franz Fresco (1925), emeritus hoogleraar in de wijsgerige antropologie, heeft veel van en over Dèr Mouw gepubliceerd. In 1971 is hij gepromoveerd op De dichter Dèr Mouw en de klassieke oudheid.
1
Voor het proefschrift van Gorter, zie Endt (1986) en Fresco (1978); voor dat van Leopold, zie Meijers (1995) p. 25-67. Een goed overzicht van Dèr Mouws dissertatie staat in Cram-Magré (1962) (1981). Voor andere, al of niet gepromoveerde classici onder Nederlands(talig)e dichters, zie Van der Paardt (1988).
2
In andere vorm zou hij dat weer zijn na 1907, in Den Haag. Zie over hem Fresco in Van der Paardt (1988), p. 32-42.
3
Tijdens de promotie van A.M. Cram-Magré, volgens haar persoonlijke mededeling. Al in 1919 of eerder had Brouwer iets dergelijks tegen Victor van Vriesland gezegd (Van Vriesland (1919), o.a. in Fresco (1984), p. 16). Zijn wiskundige begaafdheid was algemeen bekend en erkend, zeker in zijn Haagse tijd. Zijn voorliefde blijkt ook telkens uit zijn gedichten en zijn proza.
4
Zie Redeker, p. 47.
5
Momenteel zijn de archieven van de Leidse universiteit als gevolg van inventarisatie niet toegankelijk. De legende kan daardoor nu niet gecontroleerd worden. Vaststaat dat hij slechts bij het tweede doctoraalexamen het predikaat cum laude haalde. De drie bullen – van het kandidaatsexamen, het doctoraalexamen en de promotie – zijn aanwezig in het Dèr Mouw-archief in het Letterkundig Museum.
6
Zit J.A. dèr Mouw (1971). De brieven aan Van Vriesland zijn nog ongepubliceerd.
7
Ter herinnering: in 1905 publiceerde Dèr Mouw Het Absoluut idealisme en in 1906 zijn Kritische studie over psychisch monisme en Nieuw-Hegelianisme, gevolgd door een aantal filosofische artikelen. Tussen 1912 en 1919 schreef hij zijn grote dichtbundel Brahman, waarvan het eerste deel in de zomer van 1919 – enkele weken na zijn dood – verscheen, het tweede deel een jaar later. In het Volledig dichtwerk zijn ‘Biografische aantekeningen’ door mevrouw Cram opgenomen (p. 799-823), die over de studietijd echter geen uitsluitsel geven.
8
Verzamelde Werken, deel iv, p. 62 e.v.
9
Euripides’ Hippolytos is in 428 v. Chr. opgevoerd. Euripides was tijdgenoot en, volgens de berichten, vriend van Socrates.
10
Zie Volledig dichtwerk, p. 618.