Over dit hoofdstuk/artikel

Hein Aalders

over J. Slauerhoff


Tristan Corbière

Antoon Derkinderen

Peter van Straaten


1
In Du Perrons beroemde pleitrede ‘Gesprek over Slauerhoff’, in De Vrije Bladen van december 1930.
2
In Constant van Wessem, Mijn broeders in Apollo. Literaire herinneringen en herdenkingen (‘s-Gravenhage 1941), p. 95.
3
Zie voor een uitgebreidere behandeling van de betekenis van Corbière voor Slauerhoff mijn proefschrift Van ellende edel. De criticus Slauerhoff over het dichterschap (Amsterdam 2005), p. 93-118. De stad Morlaix maakte recent een aan vader en zoon Corbière gewijde website: www.corbiere.ville.morlaix.fr.
4
Hazeu, Slauerhoff. Een biografie (Amsterdam 1995), p. 123 en Dirk Kroon (samenstelling), Ik had het leven me anders voorgesteld. J. Slauerhoff in vraaggesprekken en herinneringen (‘s-Gravenhage 1981), p. 132.
5
Constant van Wessem, Slauerhoff. Een levensbeschrijving (Rijswijk 1940), t.o. p. 117.
6
Onder de titel ‘Een avond’ in J. Slauerhoff, Alle gedichten (Amsterdam 2005), p. 75.
7
Ik noem hier slechts twee gedichten: het lange gedicht ‘De piraat’ (Alle gedichten, p. 263-272), waarvan een eerste versie in het zomernummer van 1924 van De Vrije Bladen verscheen (maar daterend uit ’21-’22) en waarvan Lekkerkerker de invloed van Corbière heeft onderkend (zie: ‘De piraat [eerste versie]’. Ed. K. Lekkerkerker. In: Maatstaf 2 [1954] 8 [nov], p. 567). En ‘De renegaat’ (Alle gedichten, p. 275-276), dat van vóór 1925 dateert en duidelijk overeenkomsten met Corbières ‘Le Renégat’ vertoont.
8
René Martineau, Tristan Corbière (Parijs 1925), p. 55. Het is trouwens onzeker of de titel Clair-obscur van Marsman of van Slauerhoff was. Voor het eerste pleit Marsmans brief aan Binnendijk waarin hij met betrekking tot de titel van ‘een geniale vondst van mijzelf’ sprak (Van Vliet 1999: 38).
9
Dirk Kroon (samenst.), Er bleef toch geen bewijs. Opstellen over de poëzie van J. Slauerhoff (‘s-Gravenhage 1982), p. 112 en 125. Yves T’Sjoen heeft er op gewezen dat de ‘vermoedelijk intertextuele verbanden tussen de bundel Serenade en Corbières Sérénade des sérénades’ verdere studie vergen (in: ‘De dood van de hardnekkige mythe rond J.J. Slauerhoff’. In: De Vlaamse Gids 80 [1996] 3, p. 45].
10
Kroon, Er bleef toch geen bewijs, p. 113.
11
Zie ook Toke van Helmond, ‘“Het geweldigste dat ik ooit beleefde”. Arthur Lehning als drukkersgezel in Berlijn’. In: De Parelduiker 2005/3 (jaargang 10), p. 2-25.
12
Hazeu, Slauerhoff. Een biografie (Amsterdam 1995], p. 124.
13
Idem, p. 217.
14
Arthur Lehning, ‘Een land nog niet in kaart gebracht’. In: idem, De draad van Ariadne. Essays en commentaren 1 (Baarn 1979), p. 50. Eerder verschenen in Maatstaf, mei 1962.
15
In J. Slauerhoff, ‘René Martineau over Tristan Corbière’. In: De Witte Mier 2 (1925) 4 (15 april), p. 147. Ook, maar niet volledig, in J. Slauerhoff, Verzamelde werken viii. Proza v. Critisch proza (Amsterdam 1958), p. 44-45.
16
Alle gedichten, p. 695.
17
Het manuscript, twee door Slauerhoff met zwarte inkt beschreven, gelinieerde blocnotevellen van 18,5 cm × 23 cm, bevindt zich onder signatuur S 00645 H 1 / MM 1989L-000095 in de collectie Slauerhoff van het Letterkundig Museum in Den Haag. De hier gegeven transcriptie houdt geen rekening met regeleinden. Wel zijn spelling (inclusief spelfouten), interpunctie, doorhalingen en verbeteringen gelijk aan het originele manuscript. Een vraagteken tussen vierkante haken wil zeggen dat het woord ervoor mogelijk ook anders gelezen kan worden. Op inhoudelijke gronden denk ik dat het ‘Journal’ in augustus 1923 geschreven moet zijn.