Hans Corneel De Roos
Heeft de vampierbestrijder uit Bram Stokers
Dracula echt bestaan?
De Amsterdamse psychiater Albert van Renterghem en de hypnose
hans corneel de roos (1956) studeerde politieke en sociale wetenschapen in Amsterdam en Berlijn en werkt als fotograaf, uitgever en publicist in München. In april verscheen zijn boek The ultimate Dracula.
De Ierse schrijver Bram Stoker (1847-1912) heeft de doorbraak van zijn roman Dracula (1897) helaas nooit mogen beleven. Pas door de film Nosferatu van F.W. Murnau (1922), de Broadwayproductie van Deane en Balderston (1927) en de film met Béla Lugosi (1931) werd zijn vampierverhaal wereldberoemd. Meer dan tweehonderd andere cinematografische adaptaties volgden. Dit jaar wordt zijn honderdste sterfdag door een serie van symposia herdacht. De conferentie in Londen in april van dit jaar bevestigde, dat het academisch onderzoek zich tegenwoordig meer met de receptie van het vampierthema in de populaire cultuur dan met het beantwoorden van nog open vragen uit Stokers boek bezighoudt.
De ontdekking van de ware locatie van Kasteel Dracula toont echter aan, dat het nog steeds mogelijk is zulke oude raadsels op te lossen, uitgaande van een nieuw paradigma: de paradox van feit en fictie.1 Stoker probeerde namelijk een bovennatuurlijke story als een serie van feitelijke berichten te publiceren: ‘All needless matters have been eliminated, so that a history almost at variance with the possibilities of latter-day belief may stand forth as simple fact.’2
Hoe meer authentieke gegevens de schrijver echter in zijn verhaal invoegde, hoe makkelijker het voor kritische lezers werd te bewijzen dat het verzonnen was. Daarom bleef Stoker op essentiële punten – zoals het vroegere leven van Graaf Dracula of het adres van zijn burcht – bewust vaag. Bovendien waarschuwde hij dat de namen van personen en plaatsen veranderd waren. Professor Abraham van Helsing, volgens McNally en Florescu ‘de ware held’ van het verhaal,3 krijgt hierbij een extra vermelding: ‘[…] and the highly respected scientist, who appears here under a pseudonym, will also be too famous all over the educated world for his real name, which I have not desired to specify, to be hidden from people – least of all those who have from experience learnt to value and respect his genius and accomplishments, though they adhere to his views on life no more than I.’4
Ook in een interview met Jane Stoddard beweert de schrijver, dat de Amster-
damse geleerde op een echte persoon is gebaseerd.5 Voor verschillende onderzoekers een reden om naar dit voorbeeld te zoeken.
Wie stond model voor Abraham van Helsing?
Het personage Van Helsing is in Bram Stokers Dracula de belangrijkste tegenstander van de vampier. Geconfronteerd met Lucy Westenra’s raadselachtige ziekte schrijft de jonge psychiater John Seward zijn oude leermeester een vertwijfelde brief. Van Helsing reist meteen van Amsterdam naar Londen. Behalve arts is Van Helsing ook een doctor in de literatuur en de filosofie6 en zelfs rechten heeft hij gestudeerd.7 Seward beschrijft hem aan Lucy’s verloofde Arthur als een specialist voor geheimzinnige ziektes, ‘een filosoof en metafysische denker, een van de meest geavanceerde geleerden van zijn tijd’.8 Tegenover Mina Harker benadrukt Van Helsing dat hij zich in de hersenen en alles wat daar toe behoort heeft gespecialiseerd. Nadat de Graaf met Mina een bloeddorstig ritueel doorgevoerd heeft, een soort symbolische doop of bruiloft, hypnotiseert de professor haar, zodat zij in haar trance waar kan nemen waar de voortvluchtige vampier zich bevindt.
Van Helsing treedt als charismatische leider van het groepje op. dr. Seward, de aristoeratische Arthur Holmwood en de Texaan Quincey Moris – de drie vereerders van Lucy – zijn hoogst verontwaardigd als hij voorstelt haar laatste rustplaats te bezoeken en haar het hoofd af te snijden. Lucy’s spectaculaire optreden als On-Dode9 bewijst echter, dat hij van het begin af aan gelijk had – vanaf dit moment wordt hij als alwetende vaderfiguur geaccepteerd, die onder de enorme last der verantwoordelijkheid ook wel eens een steek mag laten vallen – zoals zijn tactloze opmerkingen naar Mina’s kant.10
De naam ‘Van Helsing’ zou een toespeling op Shakespeares kasteel Helsingør kunnen zijn – behalve schrijver was Stoker de theatermanager van Henry Irving, die onder meer in Hamlet furore maakte.11 De naam ‘Helsing’ komt echter ook in Zweden voor en duidt daar iemand aan die uit de provincie Hälsingland komt, wat vroeger als ‘Helsingland’ geschreven werd.
Uit Stokers voorbereidende notities blijkt dat in de persoon van Van Helsing drie geplande personages met elkaar versmolten zijn: een Duitse professor geschiedenis (Max Windshoeffel), een detective (Cotford) en Alfred Singleton, een ‘Psychical Research Agent’12 – waarom dit begrip hier onvertaald blijft, zal straks duidelijk worden. Later blijft van deze karakters alleen maar de professor over, die in Stokers aantekeningen voor de geplande sterfbedscène met Lucy nog een Duitse nationaliteit blijkt te hebben.13 Pas wanneer de handeling haar bijna definitieve vorm heeft, duikt in zijn notities voor de eerste keer de naam ‘Van Helsing’ op.14 Het voorvoegsel ‘van’ suggereert ’s mans Nederlandse herkomst, hoewel de medicus in zijn opwinding naar het Duitse ‘Mein Gott!’ grijpt. Zijn koeterwaals is echter noch op de Nederlandse, noch op de Duitse grammatica gebaseerd: het lijkt eerder op Pidgin-Engels.
Diverse kandidaten
Stokers uitspraak (‘the highly respected scientist, who appears here under a pseudonym’) sluit de wetenschappers uit die in de roman bij hun echte naam genoemd worden: de neuroloog Charcot, die volgens Seward de werking van hypnose wetenschappelijk bewezen had, en de vertegenwoordigers van de degeneratietheorie, Max Nordau en Cesare Lombroso. Ook het talenwonder Arminius Vámbéry, professor oriëntalistiek aan de Universiteit van Boedapest, is in Dracula te gemakkelijk te herkennen als Van Helsings ‘vriend Arminius van de Universiteit van Buda-Pesth’ om tegelijkertijd ook nog model gestaan te hebben voor Van Helsing. De geleerde Hesselius, die in het voorwoord van een vroegere vampierroman van Stokers Dublinse stadgenoot Le Fanu (getiteld Camilla) als expert optreedt, is fictief. De lijfarts van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, dr. Gerard van Swieten (1700-1772) werd vooral bekend doordat hij het bijgeloof aan vampiers probeerde uit te roeien – dit is het tegendeel van Van Helsings overtuiging, die het volksgeloof juist serieus neemt. De Vlaamse arts en alchemist Johan Baptista van Helmont (1580-1644) komt voor in een van de boeken over bijgeloof in de heelkunde die Stoker gelezen had.15 Maar in Stokers notities vinden we geen eenduidige verwijzen, noch naar Van Helmont, noch naar twee andere vaak genoemde kandidaten: Max Müller, een Duitse professor in vergelijkende taalwetenschap in Oxford, en Moriz Benedikt, hoogleraar neurologie in Wenen.
In zijn aantekeningen uit het werk van Elizabeth Mazuchelli noteert Stoker de naam Müller alleen in samenhang met de taalkundige verwantschap tussen Fins en Hongaars.16 De voornaam ‘Max’ past bij ‘Max Windshoeffel’ en de oorspronkelijk bedoelde identiteit als Duitse geschiedenisprofessor. Maar hoewel we weten dat Müller bekend was met een artikel van Mannhardt over vampirisme,17 ontmoetten Müller en Stoker elkaar slechts één keer: tijdens een souper met twintig andere gasten, waarbij Henry Irving en Franz Liszt in het middelpunt van de belangstelling stonden.
De Müller-these werd voor het eerst door Christopher Frayling geopperd en geniet nog steeds de ondersteuning van de ‘koningin der Draculakunde’, de emeritus hoogleraar Elizabeth Miller uit Toronto. Clemens Ruthner heeft deze theorie verdiept en intussen in drie verschillende versies gepubliceerd.18 Het grote manco van Ruthners betoog is en blijft dat Müller weliswaar met mythologie en bijgeloof vertrouwd was maar geen medisch beroep uitoefende, terwijl Van Helsing altijd met bloedtransfusiebestek, opiumspuitjes en een bottenzaagje onderweg is.
Beter past de neuroloog Moriz Benedikt in het beeld, die meende dat de hersens van misdadigers op die van wilde beren leken. Dit idee van het minderontwikkelde ‘misdadige brein’ wordt ook door Van Helsing verwoord. Benedikts voorstellingen werden onder andere in twee Londense krantenartikelen over de moorden van Jack the Ripper geciteerd – artikelen die Stoker misschien als bron van inspiratie dienden.19 Een sterke kandidaat, maar géén Nederlander. Dit geldt ook voor de zwager
van Stokers vrouw Florence, dr. John Freeman Knott, die in Paul Murrays Stoker-biografie als een ‘natuurlijk voorbeeld’ voor Van Helsing genoemd wordt.20
Want behalve Van Swieten en de Vlaming Van Helmont, die reeds tot een ver verleden behoorden toen Stoker zijn roman begon,21 sprak niemand van de hier genoemde kandidaten Nederlands. Misschien daarom stelde een Amerikaanse
website Robert Roosevelt voor, een oom van de Amerikaanse president Theodore Roosevelt.22 Tijdens zijn Amerikareizen met de theatergroep van Henry Irving had Stoker Roosevelt leren kennen. Bovendien was Robert Roosevelt ambassadeur in Den Haag geweest en de familie kwam oorspronkelijk uit Holland. Volgens de anonieme internetauteur waren de Roosevelts bekend vanwege hun uitgesproken afkeer van vampiers. Zo had Teddy Roosevelt een hekel aan Kiplings gedicht ‘The Vampire’, omdat het decadent zou zijn. Maar Teddy was Robert niet: de getrouwde oom Robert onderhield een zwangere maîtresse, en was dus niet een toonbeeld van zedelijk gedrag.23 Net zo min als Vámbéry en Müller was hij arts; zijn belangrijkste thema was conservationism, de bescherming van de Amerikaanse natuur.
Albert Willem Van Renterghem
Nadat ik de literaire mechanismes ontdekt had waarmee Stoker alle belangrijke adressen in zijn boek onherkenbaar had gemaakt en hij de vorst Vlad iii Dracula tegen een onbekende ‘ander’ van het Dracula-geslacht uitgewisseld had, leek het mij niet uitgesloten dat hij inderdaad een Nederlandse medicus als voorbeeld voor Van Helsing gebruikt had en diens persoonlijke eigenschappen veranderde: hij gaf hem zijn eigen gezichtstrekken,24 een andere naam, misschien ook een verzonnen familieleven: een vrouw die krankzinnig was en een vroeg gestorven zoon.
Toen Stoker het voorwoord voor de IJslandse uitgave schreef, had hij de oorspronkelijk geplande Duitse identiteit van de professor al lang verworpen. De
voornaam Abraham – Stokers eigen voornaam en die van zijn vader – stamde waarschijnlijk van een Nederlandse voorvader.25 Waarom zou Stoker de echtheid en de Nederlandse afkomst van Van Helsing benadrukken, wanneer hij nog steeds een talenprofessor uit Oxford, een Joods-Hongaarse oriëntalist, een Weense neuroloog of een Amerikaans politicus voor ogen had?
Toen ik Nederlandse websites op de naam ‘Van Helsing’ doorzocht, vond ik op Wikipedia een opmerkelijke uitspraak: de Nederlandse psychiater Albert Willem van Renterghem (1845-1939) zou van zichzelf beweerd hebben model voor Van Helsing te hebben gestaan. Een paar dagen later kreeg ik een boekje van Van Renterghems kleinzoon Tonny te pakken, waarin stond: ‘Ik heb mijn grootvader nog goed gekend en wanneer ik als kind bij hem op bezoek was, zat ik uren in zijn bibliotheek te lezen. Oma vertelde mij dat de Ierse schrijver Bram Stoker hem als model gebruikte voor de figuur van dr. Von [sic!] Helsing in zijn boek Dracula. Volgens oma kenden ze elkaar.’26
Navraag bij Tonny’s weduwe, Susanne Severeid, leerde dat deze mogelijke connectie een centrale rol speelde in het beeld dat Tonny van zijn grootouders had: hij zag ze als progressieve wereldburgers. Zelf was hij bekend geworden door zijn rol in het verzet (onder meer als oprichter van de illegale fotogroep De Ondergedoken Camera), het feit dat hij vlak na de oorlog persoonlijk adjudant van prins Bernhard was, en zijn medewerking aan een film over Anne Frank. Tijdens zijn laatste levensjaren had Tonny nog een uitstekend geheugen – net als zijn grootvader, die in 1845 in Goes geboren werd en in 1920, een jaar na Tonny’s geboorte, aan een autobiografie van bijna 1.400 bladzijden begon, die hij in 1927 voltooide. In maart 2012 kon ik in het Amsterdams Stadsarchief een exemplaar inzien.27
De jonge Zeeuwse arts Albert Willem van Renterghem trouwt in 1876 met Hélène Christine Simonette Mesch en neemt in 1881 de dokterspraktijk van zijn vader in Goes over. Niet tevreden met de conventionele geneeskunde bestudeert hij een experimentele methode, de dosimetrie, en schrijft er een naslagwerk over. Maar al gauw leert hij een andere nieuwerwetse techniek kennen: de hypnose. Tijdens een soort kunstmatige slaap wordt de patiënt gesuggereerd dat zijn kwalen verdwijnen. In 1887 bezoekt Van Renterghem in Nancy dokter Ambroise Liébeault, die deze therapievorm al sinds 1860 ontwikkeld had en eindelijk internationaal gehoor vond. Van Renterghem past Liébeaults hypnoseleer in Goes toe en al snel neemt de belangstelling voor zijn speciale hypnosespreekuur toe. Een jonge collega, Frederik van Eeden, komt hem bezoeken en stelt voor in Amsterdam een kliniek voor hypnotische behandeling op te richten.28 Op 15 augustus 1887 beginnen de twee artsen hun consultaties in een praktijk op Singel 183, later verhuist het spreekuur naar Hotel du Passage, tegenover het Centraal Station. Op 30 September 1887 spreekt Van Renterghem op een medisch congres in Amsterdam. Al een jaar later komen de eerste buitenlandse collega’s naar Amsterdam om meer over deze nieuwe opzet te leren. Voor het jaar 1888 vermeldt Van Renterghem onder anderen de volgende be-
zoekers: George Chadwick Kingsbury uit Liverpool, Charles Lloyd Tuckey uit Londen, Robert Felkin uit Edinburgh en John Milne Bramwell uit Perth, Australië (hij had in Edinburgh gestudeerd).
Op het Eerste Internationale Congres voor Hypnose in Parijs in augustus 1889 presenteren Van Renterghem en Van Eeden hun resultaten. In zijn latere boek over hypnose merkt Tuckey op:
Drs. Van Renterghem and Van Eeden contributed a valuable paper to the International Congress on Hypnotism held in Paris, 1889. In this they give very fully the results obtained in their clinique in nearly 500 consecutive cases. Many of these cases were not of a nature to benefit by any treatment, and most of them only came into these doctors’ hands after other methods had failed. The reader of this paper must be favourably impressed by its candour and impartiality, and by the evident absence of exaggeration, which often seems inseparable from the advocacy of a new treatment, and which is certain to prejudice the professional mind against it. They attach much importance to the presence of a favourable environment and to the observance of minutiae. They contend that by suggestion in the hypnotic state they can restore the balance of health by suppressing morbid action and by developing the vis medicatrix naturae.29 They seek only to obtain the lighter grades of hypnosis, in order that there may be no possible interference with the patient’s free-will or individuality.
[…]
Drs. Van Eeden and Van Renterghem have practised treatment by suggestion among the upper and middle classes of Amsterdam for twenty years, during which time they have applied the system in several thousand cases.30 They were both previously for many years in ordinary practice, and their testimony to the value of hypnotism and suggestion is therefore of great value.31
Na Parijs bezoekt Van Renterghem ook conferenties en gelijkgezinde collega’s in heel Europa. Op 15 oktober 1889 verhuist de kliniek naar een groot pand op de Keizersgracht 258. Omstreeks 1891 heeft Frederik van Eeden steeds minder zin in de gezamenlijke praktijk; hij verlaat de kliniek per 1 mei 1893 en wijdt zich voortaan aan zijn taaltheorieën, literait werk, het spiritisme en zijn commune-experiment Walden. Het grootste deel van de duizenden gevallen tussen 1887-1907 die Tuckey noemt, werd dus door Van Renterghem en zijn nieuwe collega’s behandeld.
In 1893 komt Bramwell opniew naar Amsterdam, gevolgd door zijn vriend Frederic Myers.
In 1908 ontvangen de Van Renterghems dr. Douglas Bryan uit Leicester, die hen uitnodigt hem in Engeland te komen opzoeken. De reizen van de Van Renterghems naar Engeland en Schotland in juni 1909 en januari 1910 worden uitvoerig beschreven; het echtpaar ontmoet onder anderen Tuckey, Felkin, Douglas en Wright, de assistent van Milne Bramwell. Maar hoewel iedere conversatie, ieder
tentoonstellings- of theaterbezoek uitvoerig geschilderd wordt, duikt de naam van Stoker of het toneelgezelschap waarvan hij de manager was en dat in het Londense Lyceum Theatre speelde, nergens op.
Een goede vriend van Freud en Jung
Ik besprak dit hiaat met Susanne Severeid: misschien wilde de Amsterdamse psychiater niet met Van Helsing geassocieerd worden, die als arts faalt en tovertrucs met hosties, crucifixen en knoflook uithaalt? Tevens kwam ik er achter wie deze opmerking over de link tussen Van Helsing en Van Renterghem in het Wikipediaartikel op internet geplaatst had: Frans Gilson, die zich als publicist op het gebied van de geschiedenis van de psychiatrie had gespecialiseerd. Gilson bevestigde dat het boekje van Tonny zijn bron was geweest, maar meende ook nog ergens anders over de connectie tussen Van Helsing en Van Renterghem te hebben gelezen; er zou zelfs sprake zijn geweest van een gesigneerd exemplaar van Dracula binnen de familie. Susanne wist daar helaas niets van af en Tonny had zo’n exemplaar zeker nooit gezien, anders zou hij het wel genoemd hebben. Wel vond ze nog andere relevante uitspraken van Tonny. In een interview dat Tonny in 1996 in zijn huis in Zandvoort gaf, vertelde hij over zijn opa:
[he] became a good friend of Freud and a close friend of Jung and translated the work of Freud & Jung and Havelock Ellis, the first books on Sexology and Sexuality, which was radically new for the Victorian Age, to write about that. And while he was in England, now this is according to my Grandmother, he also, with that same little group, they were all hanging together, they were the ‘Young Turks’ then in the medical business and also in literature several of them, they all knew each other, he met Bram Stoker, who wrote Dracula. And according to Grandmother, now I don’t know how true that is, Stoker used him as the model for Dr. van Helsing, the Dutch doctor who was the hypnotist/psychiatrist. How true that is, I have no idea, but she told me that. It could be, it’s very possible. I have no proof whatsoever. It’s very similar, a very serious doctor who uses hypnosis and psychiatry too, of course. He became the founder of the Dutch Psychiatry Society,32 worked right down rill his death… he died in 1939. I saw him many, many times.
Bij elkaar vier keer heeft Tonny van Renterghem de vertelling van zijn grootmoeder gememoreerd – maar ook dat hij geen verdere bewijzen heeft. Desalniettemin moet de uitspraak van Hélène Mesch tegenover haar kleinzoon serieus genomen worden: ze sprak zes talen en was nauw met het beroepsleven van haar man verbonden; ze begeleidde hem ook op diverse reizen naar het buitenland. Het familieverhaal kwam zeker niet uit de lucht vallen – het is ook het enige bekende geval van een familie die deze eer voor zich opeist.
Een tweede bezoek aan het Stadsarchief, in juni 2012, dit keer samen met Frans
Gilson, bevestigde dat Van Renterghem met geen woord over Stoker geschreven had. Misschien kende Stoker de Amsterdamse kliniek alleen maar indirect, door de berichten die in Engeland circuleerden, en merkte Van Renterghem pas veel later dat Stoker naar hem verwees? Voor het jaar 1921 – Van Renterghem is intussen al een tiental jaren in contact met Freud en Jung – vermeldt de autobiografie dat de Britse komiek Harry Lowder een adellijke titel werd toegekend; Van Renterghem noteert, dat hij van zo’n eerbetoon aan een kunstenaar nog nooit gehoord had. Kennelijk was hij geen nauwe vriend van Stoker en diens werkgever Irving, die zich als eerste Britse toneelspeler in 1895 ‘Sir’ mocht noemen; voor dichters en schilders (Tennyson, Leighton en vele anderen) gold deze Engelse traditie al langer.
Zweverige genootschappen
Allereerst stelde Gilson voor het mystieke genootschap van The Golden Dawn te bekijken, waarin onder anderen Tuckey en Felgin actief waren. Stoker zou met diverse leden, zoals Pamela Colman Smith en Sir Richard Burton, contact hebben gehad. Maar Colman Smith studeerde in 1897, toen Dracula verscheen, nog kunst in New York, en wat Burton aangaat, vond ik geen bewijs voor het feit dat hij lid geweest was. Wél werd duidelijk dat hij Stoker al sinds 1878 kende en tevens met Tuckey bevriend was. Verder hadden de Stokers regelmatig bezoek van Oscar Wilde en zijn vrouw Constance, die in november 1888 in de Golden Dawn opgenomen werd.33 Ook de dichter William Butler Yeats, de zoon van Stokers vriend John Butler Yeats, werd in maart 1890 lid, maar hoewel hij veel met Oscar Wilde optrok en ook lid van de door Stoker opgerichte Irish Literary Society was, vond ik tot nu toe niets concreets over ontmoetingen tussen Yeats jr. en Stoker vóórdat Dracula geschreven was. Wel stuurde Yeats in 1892 Stoker een gesigneerd exemplaar van zijn The countess Kathleen.
Gilson wees me er ook op dat Frederic Myers in 1882 een van de oprichters van de Society for Psychical Research (spr) was geweest – een vereniging met zeer prominente leden. In hetzelfde jaar had Myers ook het begrip ‘telepathie’ ingevoerd. Zijn leven lang bleef Myers naar bewijzen voor een buitenzintuiglijke communicatie zoeken. Hoewel de klinische hypnose normaal gesproken met verbale suggesties en niet met telepathie functioneert, noemt Liébeault het geval van dr. Jules Liégeois, die zijn patiënte Camille, door een hoge heg en bijna dertig meter afstand van hem gescheiden, binnen korte tijd in hypnotische toestand brengt.34 In zijn boek Phantasms of the living (1886) citeert Myers een soortgelijk geval, gemeld door Pierre Janet, lid van de spr35 – net als Van Eeden en Van Renterghem. De relatie tussen Mina Harker en Graaf Dracula is eveneens telepathisch: in haar hypnotische trance kan ze horen wat de vampier beleeft en daardoor raden, waar hij zich bevindt. Misschien is Mina op Mina Bergson, de zus van de Franse filosoof Henri Bergson, gebaseerd, die meende de gedachten van haar man, een van de oprichters van The Golden Dawn, te kunnen waarnemen. Net als Frederic Myers36
meende Van Helsing dat hypnose en gedachtenlezen vast bij elkaar hoorden.37
In Myers’ Human personality and its survival of bodily death (1903), reeds tussen 1881 en 1885 in afleveringen in de Proceedings van de spr gepubliceerd, wordt Van Renterghem meermaals genoemd:
And now let the reader note this lesson on the unexhausted possibilities of human organisms and human life. Let him take his stand at one of the modern centres of hypnotic practice, in Professor Bernheim’s hospital-ward, or Dr. van Renterghem’s clinique; let him see the hundreds of patients thrown daily into hypnotic trance, in a few moments, and as a matter of course […].38
Myers noemt ook Bramwell en Tuckey, die eveneens artikelen voor de Proceeding schreven.
Stoker stond met de bekende spr-leden Alfred Lord Tennyson en William Ewart Gladstone (vier keer Brits minister-president) in verbinding. Tennysons stuk The Cup werd al in 1881 in het Lyceum Theatre opgevoerd en Stoker en zijn vrouw Florence bezochten de dichter kort voor diens dood in 1892 op Wight.
In 1877 had Stoker de uitgever van het prestigieuze tijdschrift The Nineteenth Century, James Knowles, leren kennen. Samen met Tennyson had Knowles in 1869 The Metaphysical Society opgericht om over het raakvlak van geloof en wetenschap te discussiëren. Hierin vinden we Gladstone terug. Stoker was zeker een regelmatige lezer van Knowles’ blad, waarvoor hij later zelf ook schreef. Het is waar-
schijnlijk dat hij hierin Tuckey’s eerste artikel over hypnose las, waarin te lezen stond: ‘I determined on leaving Nancy to visit Amsterdam, where Drs. Van Renterghem and Van Eeden, disciples of Dr. Liebault, carry on an extensive practice, chiefly among the middle and upper classes.’39
In januari 1891 publiceert The Nineteenth Century het artikel ‘Hypnotism, crime and the doctors’ van Tuckey’s vriend, George Kingsbury, ook een bezoeker in Amsterdam.40 Kingsbury reageert op een artikel van Alexander Taylor-Innes in The Contemporary Review van oktober 1890. De mening van de School van Nancy, die zich op Liébeault beriep in plaats van op Charcot, is ook voor het begrijpen van Dracula relevant. Liébeaults volgelingen, zoals Kingsbury, dachten dat zo’n misdadige beïnvloeding tot op zekere hoogte mogelijk was, terwijl Charcot beweerde dat alleen hysterische patiënten voor hypnose vatbaar waren. Mina en Lucy worden echter niet als hysterisch beschreven.41 Omdat in Dracula de zwartgeklede bloedzuiger zijn hypnotische gave gebruikt om de wil van zijn slachtoffers te verlammen en hen tot zijn handlangers te maken, moet Stoker meer door de School van Nancy dan door Charcots leer beïnvloed geweest zijn.
Tegelijk met Kingsbury reageert de Schotse advocaat en schrijver John William Brodie-Innes met een artikel in The Juridical Review. Hierin lezen we:
Remarkable cures seem to have been effected, and otherwise successful results attained, by Charcot and Luys in Paris, by Liébault at Nancy, by Liégois, Renterghem, Van Eeden, Ladame, Voisin, and others – all of them physicians of repute. Abundant examples will be found in Binet and Féré’s Manual, and in Dr. Felkin’s articles in the Edinburgh Medical Journal, now republished in a collected form. The latest testimony in this country to the use of hypnotism as an anaesthetic was given by Dr. Milne Bramwell, at Leeds, on the 28th of March last, in the presence of some sixty medical men, detailed in the British Medical Journal, 1890, p. 801. (mijn cursief – HdR)
Opnieuw worden Van Renterghem en Van Eeden als voorbeelden voor een succesvolle hypnotische behandeling genoemd, net als Felkin and Milne Bramwell.
Brodie-Innes was een vriend van Stoker en bovendien de oprichter van de Amen-Ra Temple of the Golden Dawn in Edinburgh. Robert Felkin werd in 1894 lid van deze loge, voordat hij naar Londen verhuisde en daar met Tuckey in contact stond. De vijf gearchiveerde brieven van Brodie-Innes aan Stoker dateren van 20 juli 1902 tot 14 juli 1909 – te laat om invloed op Dracula te hebben gehad. Veel belangrijker lijkt me dat Stoker, die – met twee diploma’s van het Dublinse Trinity College op zak – in 1890 ook nog een examen in de rechten deed,42 in 1891 het artikel in The Juridical Review, dat Van Renterghem noemt, gelezen kan hebben.
Sinds 1891 behandelde Tuckey Alice James, de zus van de schrijver Henry James; haar andere broer was William James, psychologieprofessor in Harvard en zeer bekend spr-lid. Henry was met Joseph en Alice Comyns Carr goed bevriend; Alice ontwierp kostuums voor het Lyceum Theatre en reisde in 1885 met het thea-
tergezelschap mee naar Neurenberg. Ook behandelde Tuckey Arthur Myers, de broer van Frederic Myers. Daarnaast vond hij nog tijd om in de Contemporary Review kritisch op een artikel van Ernest Hart te reageren. Hierin veegt hij beleefd de vloer met Charcot en Luys uit Parijs aan, maar looft opnieuw ‘Drs. Van Renterghem and Van Eeden, of Amsterdam’. Al sinds jaren was Charcots ster aan het dalen, en dat de bekrompen denkende Seward hem als wetenschappelijke autoriteit noemt, betekent niet dat de Parijzenaar dat ook voor Stoker was: Van Helsing zit op de lijn van Liébeault en Frederic Myers.
Stoker bezocht Myers samen met Irving in juni 1898.43 Nina Auerbach meent dat Stoker in 1893 ook een voordracht van Myers over Freud in Londen bezocht had.44 Maar het is onzeker of Myers en Stoker ooit met elkaar over hypnose en telepathie gepraat hebben, terwijl Stoker aan zijn roman schreef. De omschrijving van ‘Alfred Singleton’ als een ‘psychical research agent’ schijnt wel direct naar de spr te verwijzen. Volgens Stephanie Moss is zijn naam aan spr-lid Alfred Sinnett ontleend, die in 1886 The occult world phenomena schreef.45 Via Whistler, Wilde, Irving, Helen Terry en de Tennysons was Stoker echter met een schrijfster bekend die in 1889 onder het pseudoniem Violet Fane een roman publiceerde over een moord die onder hypnotische dwang begaan was; tevens schreef ze voor The Nineteenth Century. Ze was rap van tong en graag gezien op Londense party’s, waar men ook haar echte naam kende: Mary Singleton.
Hypnose
Tuckey’s standaardwerk, dat hij ook naar Burton stuurde, was al in 1889 verschenen. In het voorwoord van Sir Francis Cruise lezen we: ‘Physicians began to practise hypnotism in many of the larger cities, and flourishing cliniques sprang up in all directions. Among the first and most notable of these are those of Drs. Van Renterghem, of Amsterdam; Wetterstrand, of Stockholm; Von Schrenk-Notzing, of Munich; Moll, of Berlin; and Berillon, of Paris.’46
Later in het boek noemt Tuckey dezelfde namen. Sir Francis Cruise was een van de meest vooraanstaande artsen in Dublin – net als de hersenchirurg Sir Thornley Stoker, die met zijn broer Bram veel contact had en zijn Dracula-manuscript las. Twee andere broers van de schrijver waren ook arts en George woonde zelfs een tijd lang bij Bram en Florence in. Dat alles maakte het voor de auteur zeker makkelijker zich in de medische discussie te oriënteren. Uit diverse opmerkingen in Dracula en uit de bronnen die Stoker bestudeerd heeft, weten we dat zijn kennis over hypnose meer dan oppervlakkig was – eigenlijk geen wonder in een tijd, waarin de halve beschaafde wereld zich met gedachtenlezen, geesten en trancetoestanden bezighield en de bekendste romans en theaterstukken (Stevensons Jekyll & Hyde en Trilby door George du Maurier) over gespleten persoonlijkheden en kwaadaardige hypnotiseurs gingen.
Ook in Kingsbury’s The practice of hypnotic suggestion (1891) wordt de Amsterdamse
kliniek als lichtend voorbeeld geprezen. In het meer populairwetenschappelijke Elements of hypnotism door dr. Ralph Vincent (1893) worden Van Renterghem en Van Eeden opnieuw als enige Nederlanders genoemd. Vincent wordt na 1893 overigens geen psychiater, maar een idealistische kinderarts, oprichter van het Infant’s Hospital in Hampstead in 1903. In hem kunnen we Van Helsings vriend dr. Vincent herkennen, die de kinderen behandelt die door Lucy gebeten werden.
Knoflookteler uit Haarlemmermeer
In het personage Vanderpool uit Haarlem, die knoflookbloemen voor Lucy teelt, vinden we naar mijn overtuiging de naam van Johannes van der Poel uit Haarlemmermeer terug, die op jonge leeftijd met zijn familie naar Amerika emigreerde en in Parijs kunst studeerde. Dertig jaar was hij als John Vanderpoel tekendocent – een van de beste leraren, volgens Georgia O’Keeffe – aan de Kunstacademie in Chicago. In 1888 reisde Vanderpoel naar Rijsoord (nu Ridderkerk) en organiseerde daar een jaarlijkse zomeracademie, die onder meer door John Singer Sargent bezocht werd, de naamgever van het Singer-Museum in Laren. Singer was nauw met Alma Strettel, de zuster van Alice Comyns Carr bevriend, en met de schilder Edwin Abbey, die wederom een goede vriend van Irving en Stoker was en de Kinsmen Club organiseerde. Ook schilderde Sargent in 1889 een meer dan levensgroot beeld van Terry als Lady Macbeth. Dat Stoker – in 1874 mede-oprichter van de Dublin Sketch Club – van Sargents begaafde collega John Vanderpoel gehoord had, ligt voor de hand. Ook de achternaam van Lucy Westenra komt overigens uit Holland.
Eén keer reisde Stoker met Irving en de journalist Joseph Hatton naar Nederland, waar ze in de omgeving van Den Haag een lange rijtuigtocht maakten (en grappen over De Vliegende Hollander uitwisselden).47 Later hield hij met Florence verschillende keren vakantie in Holland. Dat maakt het in mijn ogen waarschijnlijker dat Stoker aan een Amsterdamse psychiater/hypnotiseur dacht, toen hij zei dat hij Van Helsing op een bestaande persoon baseerde: ook uit het stadje Whitby, waar de Stokers in 1890 op vakantie waren, had de romancier veel lokale gegevens in zijn boek verwerkt.
Of toch Van Eeden?
Gelegenheid om over Van Renterghems werk te horen of te lezen, had Stoker klaarblijkelijk genoeg. Een hard bewijs voor een kennismaking in levende lijve of via brieven heb ik echter niet kunnen vinden. Misschien heeft Stoker, toen hij eenmaal voor een hypnotiserende buitenlandse dokter gekozen had, doelgericht een relevant boek of tijdschrift geraadpleegd. Misschien werd zijn aandacht echter ook door Van Eeden getrokken, die mijn onderzoekscollega Frans Gilson intussen voor de betere kandidaat voor Van Helsing houdt. Van Eeden had inderdaad meer contact met Myers en Tuckey, die samen een centrale rol in het hier geschilderde netwerk speelden. Hij bezocht Londen in 1890, 1892 en 1895 en was te gast bij Ed-
mund Gosse, die met Swinburne, Rossetti, Stevenson, Browning en Balestier bevriend was. Wolcott Balestier, Stoker en William Heinemann waren zakenpartners als uitgevers van The English Library. Sinds oktober 1890 was Van Eeden met Gosse en Heinemann in gesprek over een Engelse vertaling van De kleine Johannes, die in 1895 verscheen. Ook adviseerde Van Eeden Heinemann via Gosse over interessante Nederlandse schrijvers. Een opmerkelijk detail: Van Eeden was nauw bevriend met de suikerfabrikant J.P. Dudok van Heel, de zoon van Werkspoor-oprichter Abraham Dudok van Heel – een naam die op die van Stokers vampierjager lijkt. Maar wanneer Stoker Van Eedens persoonlijke achtergronden werkelijk zo goed kende, zou deze, als telg uit een Haarlems geslacht van bloemenkwekers, onder de geleende naam Vanderpool ook een ideale invulling voor Van Helsings knoflookbloementelende partner zijn geweest.
Met dank aan Susanne Severeid, Frans Gilson, Dacre Stoker en Johan Eland voor hun vriendelijke ondersteuning.
- 1
- Zie mijn boek The ultimate Dracula (München 2012).
- 2
- Voorwoord in de eerste uitgave van Dracula.
- 3
- McNally & Florescu, In search of Dracula (Greenwich, Conn., 19972), p. 147 en ook Dracula, prince of many faces (New York 1989), p. 4.
- 4
- Stoker, voorwoord in de IJslandse uitgave Makt Myrkanna (Reykjavik 1901).
- 5
- Jane Stoddard, ‘Mr. Bram Stoker. A chat with the author of Dracula’, in British Weekly, 1 juli 1897, p. 185.
- 6
- Dracula, hoofdstuk 9, brief van Van Helsing van 2 september aan John Seward.
- 7
- In Dracula, hoofdstuk 13, Sewards dagboek noemt Van Helsing zich behalve dokter ook advocaat.
- 8
- Dracula, hoofdstuk 9, brief van John Seward van 2 september aan Arthur Holmwood.
- 9
- Stoker gebruikt hier het Engelse woord ‘Un-Dead’, dat de toestand beschrijft van de vampier die al gestorven maar toch nog actief is. Lange tijd was The Un-Dead ook de werktitel van zijn boek, en onder die naam werd het nog voor de boekpublicatie ook één keer opgevoerd, om het copyright voor toneelversies te beschermen.
- 10
- Dracula, hoofdstuk 22, Jonathan Harkers dagboek van 3 oktober.
- 11
- McNally & Florescu, In search of Dracula (zie noot 3), p. 147.
- 12
- R. Eighteen-Bisang & E. Miller, Bram Stoker’s notes for Dracula (Jefferson, North Car. 2008), p. 26 e.v.
- 13
- Idem, p. 56 e.v.
- 14
- Idem, p. 78 e.v.
- 15
- Thomas Joseph Pettigrew, On superstitions connected with the history and nature of medicine and surgery (Londen 1844), o.a. genoemd door Elizabeth Miller.
- 16
- Eighteen-Bisang & Miller, Bram Stoker’s notes for Dracula (zie noot 12), p. 200 e.v.
- 17
- Johann Wilhelm Mannhardt, ‘Über Vampirismus’, in Zeitschrift für deutsche Mythologie und Sittenkunde 4 (1859), p. 259-82, genoemd door Clemens Ruthner, ‘What’s in a name – The German-speaking world and the origins of “Dracula”’, in: The shade and the shadow, verslag van de Draculaconferentie in 1997, redacrie Elizabeth Miller (Westcliff-on-Sea 1998), 11.
- 18
- De meest actuele versie: Clemens Ruthner, ‘Süd/Osteuropäer als Vampire: Draculas Karriere vom blutrunstigen Tyrannen zum mythischen Blutsauger – Prolegomena zu einer Literaturgeschichte des Vampirismus ii, in: Kakanien Revisited, 02 (2003), p. 125 e.v.
- 19
- Zie Robert Eighteen-Bisang, ‘Dracula, Jack the Ripper and a thirst for blood’, in The Ripperologist, no. 60, juli 2005.
- 20
- Paul Murray, From the shadows of Dracula – A life of Bram Stoker (Londen 2004), p. 82 e.v.
- 21
- Daarom passen ze niet bij Stokers uitspraak, dat de bedoelde persoon onder zijn eigen naam nog beroemd genoeg zal worden: dat duidt een geleerde aan die zijn reputatie nog acrief aan het opbouwen is.
- 22
- http://truelegends.info/amityville/vanhelsing.htm Deze website is intussen verdwenen, maar ik heb de inhoud gearchiveerd; beschikbaar op aanvraag.
- 23
- Robert had met Minnie O’Shea (‘Mrs. Robert F. Fortescue’) een woning die slechts één straat van het huis van zijn vrouw en familie verwijderd was. Volgens David McCullough (Mornings on Horsebac [New York 20012], p. 24) was Minnie in 1869 al zwanger van hem.
- 24
- Barbara Belford, Bram Stoker: a biography of the author of Dracula (Londen 1996), p. 42.
- 25
- Idem, p. 17 en p. 20.
- 26
- Tonny van Renterghem, De laatste huzaar (Schoorl 2009), p. 24.
- 27
- Albert Willem van Renterghem, Autobiographie, 2 dln.: dl. i: 1845-1887 (z.p. 1924), dl. ii: 1888-1927 (z.p. 1927). Privéuitgave in slechts 10 exemplaren, daarvan zes voor de familie en vier voor universiteitsbibliotheken en archieven, die deze vier exemplaren pas vanaf 1 april 1975 openbaar mochten maken. Johan Eland van Antiquariaat Lilith werkt aan een nieuwe biografie van Van Renterghem.
- 28
- Zie voor hun samenwerking ook Jan Fontijn, Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (Amsterdam 1990), p. 230-236 en 239-243.
- 29
- Latijn, ‘de genezende kracht der natuur’ – HdR.
- 30
- Deze paragraaf van Tuckey’s commentaar is een terugblik uit het perspectief van het jaar 1907.
- 31
- Charles Lloyd Tuckey, Hypnotism and suggestion, or psycho-therapeutics (Londen 1907), p. 308-310.
- 32
- Bedoeld wordt de Nederlandse Vereniging voor Psycho-Analyse, waarvan Tonny’s grootvader in 1917 mede-oprichter was.
- 33
- Belford, Bram Stoker (zie noot 24), p. 216 e.v. Alléén Constance werd lid, niet Oscar Wilde. Daarom ontstond ook de verdenking, dat ze alleen maar lid van de Golden Dawn geworden was om stof en informatie voor Oscars boeken te verzamelen. Een uitvoerige beschrijving van dit ritueel en van Consrances leven vinden we in Frannie Moyles recente biografie Constance. The tragic and scandalous life of mrs. Oscar Wilde (Londen 2011).
- 34
- Liébeault, geciteerd door Tuckey (1913), p. 417, voetnoot.
- 35
- Gurney, Meyers & Podmore, Phantasms of the living. dl. ii (Londen 1886), p. 680.
- 36
- Frederic Myers, ‘Harvest and laborers in the psychical field’, in: Arena, September 1891.
- 37
- Dracula, hoofdstuk 14, Sewards dagboek van 26 September.
- 38
- Myers, Human personality and its survival of bodily death (Londen 1903), p. 156.
- 39
- Charles Lloyd Tuckey, ‘Faith healing as a medical treatment. The work of Dr. Liebault in Nancy using suggestion and hypnosis’, in: The Nineteenth Century, december 1888.
- 40
- The Nineteenth Century, vol. xxix. no. 167.
- 41
- Stephenie Moss (in Margaret Davison [red.], Sucking Through the Century 1897-1997 [Toronto 1997], p. 13 e.v.) gelooft dat Mina na Lucy’s dood een hysterische crisis beleeft, waardoor ze zowel voor Dracula’s invloed als ook voor Van Helsings hypnose ontvankelijk wordt. Clive Leatherdale, (Dracula unearthed [Westcliff-on-Sea 1998], p. 325, voetnoot 70) houdt vast dat noch Lucy noch Mina als ‘hysterisch’ beschreven worden; het tegendeel geldt voor Van Helsing and Arthur Holmwood.
- 42
- Belford, Bram Stoker (zie noot 24), p. 193.
- 43
- Bram Stoker, Personal reminiscences of Henry Irving (Londen 1907), p. 395 e.v. In de uitgave van 1906, deel ii: p. 248. Zie ook telegram van Eveleen Myers aan Henry Irving van 26 mei 1898.
- 44
- Nina Auerbach, Woman and the demon (Harvard College 1982), p. 22 e.v.; Belford, 1996 (zie noot 24), p. 212 e.v. Stephanie Moss, ‘The psychiatrist’s couch: hypnosis, hysteria, and proto-Freudian performance in Dracula’, in: Davison, 1997 (zie noot 41), p. 124.
- 45
- Stephanie Moss, ‘Bram Stoker and the Society for Psychical Research’, in: Elizabeth Miller (red.), The shade & the shadow, 1998 (zie noot 17).
- 46
- Geciteerd uit de vijfde uitgave van 1907, New York.
- 47
- Joseph Hatton, ‘Revelations on an album – personal and otherwise’, hoofdstuk xxxiv: ‘A Rip van Winkle on wheels’, in The Idler (1897), vol. 10, aug. 1896 – jan. 1897, p. 792 e.v. Met dank voor het toezenden van Hattons artikel aan Dacre Stoker, de Amerikaanse achterkleinneef van Bram Stoker, zonder wie ik het nooit gevonden had. Voor Stokers reizen met Florence naar Parijs en Amsterdam, zie Belford, Bram Stoker (zie noot 24), p. 220.