[p. 63]
Ernst van Altena
De redactie ontving op het artikel ‘Ik die maandenlang Villon ben gewéést!’ over vertaler Ernst van Altena, geschreven door zijn broer Rob van Altena (De Parelduiker 2009/4), de volgende reactie:
Woord en wederwoord?
Wij, de weduwe en kinderen van Ernst van Altena, betreuren de publicatie van het artikel ‘Ik die maandenlang Villon ben gewéést!’, temeer daar de grondbeginselen van de journalistiek (zorgvuldigheid, onpartijdigheid, hoor en wederhoor) met voeten zijn getreden. We stellen voor om Ernst zelf het laatste woord hierover te geven:
François Villon, die net niet werd verhangen
en Rabelais, wellustig kloosterling,
Ronsard, die ’t liefste groene maagden ving
en Aretino van de wulpse zangen,
Rimbaud, lang niet de minste in de rij
en Slauerhoff, slechts thuis in verre haven;
ik word het liefst in jullie graf begraven,
toe, schuif wanneer ik sterf een beetje opzij.
Ik weet dat ik me niet mag vergelijken
met jullie, want als levenskunstenaar
schiet ik tekort: te bang voor het gevaar,
te zeer het type van de nieuwe rijke
in het riante koophuis uit de rij…
Maar ook Villon wou graag in weelde baden
en Breêro vroeg de rijke Tesselschade…
Toe, schuif wanneer ik sterf een beetje opzij.
Als minnaar kan ‘k me niet met jullie meten:
te weinig vrouwen, te veel zielsconflict.
Ach, was Calvijn maar in zijn wieg gestikt
dan zat ik hier niet met te veel geweten.
Maar net als jullie worstel ik me vrij,
[p. 64]
wens ik me niet te buigen voor hansworsten,
maar wel voor warme, volle vrouwenborsten…
Toe, schuif wanneer ik sterf een beetje opzij.
Prince
Mijn dichter-prinsen, ik weet het zelf het best:
Als minor-poet zit ik vol pretentie.
Reken me dat niet aan, maar toon clementie,
Inwoner als ik ben van ’t kil gewest…
Al schrijvend schrijf ik sòms mezelf voorbij
Nader tot u… schuif dus een beetje opzij.