De laatste pagina
Ariane de Ranitz
Hans IJsselstein Mulder (1945-2012)
ariane de ranitz (1956) is kunsthistoricus en promoveerde op politiek tekenaar Louis Raemaekers. Als bestuurslid van de Stichting Pers en Prent organiseert zij jaarlijks de tentoonstelling Politiek in Prent en de Inktspotprijs voor de beste politieke tekening van het jaar.
Hans Mulder, geboren op 26 maart 1945 in Apeldoorn en op 24 maart j.l. overleden in zijn woonplaats Utrecht, was tien jaar oud toen hij een oude krant met een politiek spotprentje vond tussen de paperassen van zijn vader. Reinder Mulder was op 12 april 1945, toen zijn zoontje net twee weken oud was, aangehouden door de Duitse geheime politie met een koffer vol machinepistolen. Hij werd dezelfde dag gefusilleerd; vijf dagen later werd zijn woonplaats Apeldoorn bevrijd.
Deze vondst opende een nieuwe wereld voor Mulder. Niet alleen ging hij zich verder verdiepen in zijn vader en de omstandigheden van diens onfortuinlijke dood, hij ontwikkelde ook een belangstelling voor de politieke prent, een uitdrukkingsvorm die zowel recht doet aan de vorm als aan de politiek-maatschappelijke inhoud van het afgebeelde.
Tien jaar later studeerde Mulder kunstgeschiedenis in Utrecht, waar hij naast zijn studie goede herinneringen bewaarde aan ‘de gezelligheid in de koffiekelder’ van het Kunsthistorisch Instituut aan de Drift. Hij proefde een paar panden verderop van een bij vak Theaterwetenschappen, maar bleef uiteindelijk bij zijn eerste keus. Toch was er iets onvolkomens aan die studie. Hij miste de maatschappelijke context, kunsthistorici van toen keken met oogkleppen op naar de beeldende kunst. Mulder vond dat historisch besef wel bij de politieke prent, hier was een duidelijke relatie met de tijd waarin het werk ontstond. Ook de satire sprak hem aan: ‘mooi dat je op zo’n manier je tegenstander kunt bestrijden’. Het was de tijd van protest en politieke bewustwording. De beroemd en berucht geworden prent van Willem (Bernhard Holtrop) uit 1966 met koningin Juliana als duur betaalde dame van lichte zeden, verschenen in het eerste nummer van God, Nederland en Oranje, vond hij een sensatie. Dat was een tekenkunst die hem aansprak.
Voor zijn promotie in 1978 koos Mulder voor een sterk politiek getint onderwerp: de kunst in de jaren dertig en tijdens de bezetting. Uren bracht hij door bij De Slegte, op
zoek naar boekjes en bundeltjes uit die periode. Het proefschrift en de bij Uitgeverij Het Spectrum uitgegeven handelseditie met de titel Kunst in crisis en bezetting: Een onderzoek naar de houding van Nederlandse kunstenaars in de periode 1930-1945, wordt nog steeds als een standaardwerk beschouwd. Recensenten roemden zijn uitgebreid onderzoek en de enorme hoeveelheid materiaal dat dankzij zijn inspanning voor het eerst ter beschikking kwam. Om die reden werd het werk gewaardeerd en voor latere onderzoekers en geïnteresseerde lezers onmisbaar genoemd. Maar hem werd ook verweten een magere probleemstelling te hanteren die weinig verrassing opleverde: veel onderzoek, ‘een festival van namen’, maar met hiaten en incorrectheden. ‘Baanbrekend maar onzorgvuldig’ was de conclusie in Vrij Nederland boven de recensie van collega-verzamelaar en kenner Koos van Weringh.
Mulder werkte in die periode een korte tijd in het Persmuseum, hij catalogiseerde daar het werk van Albert Hahn. ‘Het baantje stelde niets voor’, maar het bracht hem wel dagelijks in contact met prachtige tekeningen. Een slechte gezondheid noopte hem het uitvoeren van een voile baan voorgoed op te geven. Inmiddels had Mulder een aardige verzameling satirische prenten en tijdschriften opgebouwd, die hij in 1980 bijeenbracht in de Stichting Pers & Prent.
Aanvankelijk was deze stichting bedoeld om zijn verzameling bij elkaar te houden, maar toen zijn gezondheidstoestand verbeterde, ontstond al gauw het idee om er iets mee te gaan doen. Sinds die tijd organiseerde Mulder grote en kleine exposities, vaak vergezeld met in eigen beheer uitgegeven ‘boekjes’: over de geschiedenis van de politieke prent, over individuele tekenaars of gebaseerd op verschillende thema’s. De politieke prent, dit actuele genre van de tekenkunst, was immers tot dan toe onderbelicht zowel van de zijde van de kunsthistorie als van de musea.
Het begon bescheiden met een expositie over spotprentjes uit de Tweede Wereldoorlog. Snel volgde in 1983 de tentoonstelling Inktspot, 100 jaar politieke spotprent in Nederland, met het ete gelijknamige boekje. Mulder exposeerde uit eigen eameling en leende stukken van het Persmuseum. Samen gaven deze prenten nog geen overzicht van honderd jaar satirische tekenkunst, dus hij vulde de leemtes noodgedwongen aan met kopieën. De tentoonstelling reisde door het land, onder andere naar het Frans Halsmuseum (De Vishal) in Haarlem. Die expositie werd een groot succes, vooral ook
door de aanwezigheid van enig aanstootgevend werk. Buiten De Vishal stond een groot bord met de tekst ‘Kinderen alleen toegang onder geleide’. Het liep storm en de catalogus raakte in een mum van tijd uitverkocht.
Waren dergelijke exposities in de beginjaren nog incidenteel, vanaf 1992 begon er structuur in te komen. In samenwerking met de uitgever van sick, tijdschrift voor grafische humor en satire (1991-1995), organiseerde Mulder begin 1993 de tentoonstelling Politiek in Prent ’92, met een keuze uit werk van de veertien bekendste politiek tekenaars van Nederland. De tentoonstelling opende in het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en was daarna te bezichtigen in het Provinciehuis Noord-Holland. Vanaf dat jaar bracht Mulder jaarlijks alle politiek tekenaars die in Nederland actief waren bijeen en organiseerde onder de naam Politiek in Prent een lange reeks reizende tentoonstellingen. De tekenaars maakten zelf een selectie uit hun werk, alle prenten waren gepubliceerd in een dagblad of tijdschrift. In het tweede jaar verscheen de eerste in een reeks catalogi met alle prenten uit de tentoonstelling, de kaft beurtelings door een van de deelnemers getekend. De catalogi (1993-) vormen tezamen een unieke kijk op de recente (politieke) geschiedenis van Nederland. Een jaar later initieerde Mulder de Inktspotprijs, de prijs voor de beste politieke prent van het jaar, gekozen door drie juryleden, de eerste keer uitgereikt aan Peter van Straaten. De complete serie tentoonstellingen zijn volgens hetzelfde stramien georganiseerd, al nam het aantal locaties in de loop der jaren flink toe. Na tien jaar Tweede Kamer vond de expositie een nieuw onderdak bij Perscentrum Nieuwspoort. Vanaf 1992 werkte Mulder samen met een reeks elkaar opeenvolgende collega’s. Al het werk, van het aanschrijven van de deelnemende
tekenaars, tot en met het ophangen van de prenten, gebeurde door hem, of onder zijn directe leiding. Financiën waren altijd krap, de verhuur van de tentoonstelling en de verkoop van de catalogus, konden de kosten ternauwernood dekken.
De BeNe Cartoonprijs (2003-2008), in samenwerking met de Belgische collega’s van Press Cartoon Belgium en de Junior Inktspotprijs (2004-), in samenwerking met het Persmuseum, waren uitstapjes naar buiten die Mulder met enthousiasme ondernam. Zijn droom, een Europese prijs, heeft hij niet kunnen verwezenlijken.
Naast zijn werk voor Stichting Pers & Prent was Mulder nauw betrokken bij de jaarlijkse herdenking voor de gefusilleerden in het Kruisjesdal, waaronder zijn vader Reinder, op 12 april 1945. In de jaren tachtig ontstond het plan lagere scholen monumental van oorlog en verzet te laten adopteren. De Apeldoornse Parkenschool ontfermde zich over het gedenkteken bij het Kruisjesdal. Mulders moeder en later haar zoon, vertelden ieder jaar voor de leerlingen van groep 7 hun verhaal om de herinnering levend te houden. In 1996, kort na de geboorte van zijn eigen kinderen, plakte Mulder de naam van zijn moeder IJsselstein voor zijn achternaam, als eerbetoon aan haar die met drie zoontjes van 0, 2 en 4 jaar oud achterbleef en ze in haar eentje opvoedde. Zijn vader was een kompas voor Mulder. ‘De manier waarop hij inhoud aan zijn leven gaf, inspireert me. Niet egoïstisch denken, niet discrimineren, opkomen voor onderdrukten.’ Hij droeg het verleden met zich mee.
De grote Verdienste van IJsselstein Mulder is dat hij zich ruim dertig jaar lang met ongebreideld enthousiasme heeft ingezet voor de promotie van de politieke prent. Hij bracht ook de tekenaars – veelal eenlingen die thuis achter de tekentafel zitten – bij elkaar. Hij gaf hun een podium om werk te exposeren en de gelegenheid collega’s te ontmoeten. Hij was een vriend en mentor voor hen, de bindende factor. Zonodig sprong hij op de barricades wanneer een tekenaar of de groep onrecht werd aangedaan of wanneer er kritiek was op hun werk: de vrijheid van meningsuiting stond bij hem hoog in het vaandel. ‘Al zijn politieke spotprenten’, meende hij, ‘niet altijd om in te lijsten – het is inderdaad een vorm van journalistiek die soms vluchtig van aard is – er zijn altijd tekeningen die de tijd overleven en dan ook een zekere kunsthistorische waarde krijgen. Daarom is het goed om ervoor te zorgen dat ze bewaard blijven en dat ze getoond worden. Niet in vergulde lijsten, maar zonder franje als zeer direct aansprekende tijdsbeelden.’
Bronnen
Koos van Weringh, ‘Een geschiedenis van houdingen’, in: Vrij Nederland, 4 februari 1978. |
Jaap Stam, ‘Een pure oorlogsmisdaad’, in: de Volkskrant, 11 april 2003. |
Hans IJsselstein Mulder, ‘Zonder vergulde lijsten’, in: Persmuseum Nieuws 5, januari 2004. |
Hans IJsselstein Mulder, ‘Het verhaal van…’, in: Rijksleerschool/de Parkenschool 100 jaar jong. Red. Anneke Deinum. Utrecht (Stichting Pers & Prent) 2001. |