Over dit hoofdstuk/artikel

F. Bulhof

over Adolf ter Haghe


+
Francis Bulhof (1930) doceerde Nederlandse letterkunde aan de University of Texas (Austin) en aan de Universität Oldenburg. Hij publiceerde eerder in De Parelduiker over Rutger van Zeijsts De autocraten.
1
Het bezoek van Anton Koch aan Brussel is een op de context gebaseerde veronderstelling. Hij wordt niet met name genoemd.
2
De brieven van Du Perron aan Clairette Petrucci worden op dit ogenblik voor publicatie bewerkt door Kees Snoek, die ik hier graag dank zeg voor zijn genereuze hulp en medewerking.
3
De behouden prullemand, p. 19.
4
Zie bijvoorbeeld Verzameld werk i, p. 217, 236, 251. In de oorspronkelijke versie van Een voorbereiding (1927) is enige kritiek van Meerman op een gedicht van Watteyn te vinden, die in het Verzameld werk i op p. 217 zou moeten staan, maar daar is weggelaten: ‘“Laf,” zou Arnold Meerman zeggen, “smakeloos, lang niet gekruid genoeg voor mijn verhemelte, vriendlief. Keukenstroop in een glas lauw water”.’ (p. 100)
5
Eigen Haard, een bestaande tijdschrifttitel, moet hier ook gezien worden als een persiflerende vertaling van Propria Cures, letterlijk: het eigenbelang.
6
Verzameld werk i, p. 174.
7
Briefwisseling Ter Braak-Du Perron i, p. 42 (31 januari 1931). In het register van deze uitgave heeft Anton Koch geen eigen plaats gekregen.
8
Propria Cures, 3 december 1921, p. 141-143.
9
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1922, p. 263.
10
Propria Cures, 28 augustus 1922.
11
Amsterdamsche Studentenalmanak, 1923, p. 308-309.
12
Brieven i, p. 390.
13
Archief Universiteit van Amsterdam.
14
Brief van 15 juni 1930 aan P.N. van Eyck (coll. Letterkundig Museum).
15
Brieven iv, p. 39.
16
Nieuwenhuys, Oost-Indische spiegel, p. 414-415.
17
Walraven, ‘Het verboden boek’, p. 152.
18
Niet Halim is de utopist uit de ondertitel, zoals Rob Nieuwenhuys denkt (Oost-Indische spiegel, p. 414), maar de journalist Van Westen.
19
In Du Perron, Brieven vi, p. 236, staat in een voetnoot dat Koch in de zomer van 1936 met verlof in Nederland zou zijn geweest, quod non. Met de Koch in de brief aan Marsman van 7 juli 1936 (‘Wat Koch over Indië zegt is misschien heel juist’) moet Pyke Koch bedoeld zijn, die geen familie was van Anton, maar die wel via zijn schoonzusters De Geer op de hoogte moet zijn geweest van de situatie in de kolonie.
20
Zie Brieven viii, p. 124 en 125, aan R. Nieuwenhuys 6 maart 1939 (in de noot staat dat hij leraar in Soerabaja was, maar dat is dan nog Bandoeng).
21
In Propria Cures van 23 april 1932, p. 354, laat een zekere A.K. zich op felle toon uit over het geschrijf van Du Perron in het vierde nummer van Forum. Omdat dit vóór 7 april verscheen, zou het stuk, gegeven de snelheid van de luchtpost van en naar Indië destijds, van Anton Koch kunnen zijn, maar dan heeft hij wel heel kort tijd gehad. De toon is onbetwistbaar des Kochs. We geven het hier curiositeitshalve: ‘Forum iv. De vierde aflevering van dit maandschrift bevat o.a. plebejische vertogenheden des heeren kasteelheers E. du Perron, die daarmede heeft bewezen hoe niet elkeen die een kasteel bezit het heimelijk verlangen behoeft te koesteren er ook geboren geweest te mogen zijn. Dat is thans, on-aristocratischer wijze ware moeilijk denkbaar, ook bewezen voor zijn literaire “liefhebberij”. Met de opname van deze “verzen” classeert Forum zich beneden het afstotende Nu, dat zelfs minder pretentie had iets te bieden. Wat ons betreft: er moet in den geest en dus ook in den inhoud van het geheel iets veranderen of als alles wat karakterloos is:… de vaak. Het anti-Costerianisme zal geen middenweg blijken, zelfs voor Ter Braak niet.’
22
Brieven viii, p. 207, 20 juni 1939.
23
Bataviaasch Nieuwsblad, 5 augustus 1939. Ook in Verzameld werk vii, p. 179.
24
A. ter Haghe, ‘Nederlands tropische bellettrie. v’. In: De Indische Courant, 31 mei 1941. (aanwezig in het Perpustakaan Nasional, Jakarta, transcriptie K. Snoek)