Ron Blom
Heraut van de schone zaak van het socialisme
Frank van der Goes (1859-1939)
Ron Blom (1963) is werkzaam bij het Stadsarchief Amsterdam en publiceerde in 2004 zijn proefschrift Niet voor God en niet voor het Vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties tijdens de mobilisatie van ’14-’18. Hij schreef een biografie van Frank van der Goes (2012) en ‘Kanalje verenigt u, maar blijft u zelf.’ Jacob Israël de Haan en de socialistische beweging over homoseksualiteit en jodendom (2013).
In de jaren tachtig van de negentiende eeuw bloeide het culturele leven in Amsterdam op. Deze zogenaamde tweede Gouden Eeuw was tevens een periode van een groeiende arbeidersbeweging, die voor jonge intellectuelen als Frank van der Goes (Amsterdam, 13 februari 1859 – Laren, 5 juni 1939) spannend was. Het symboliseerde voor deze ‘dandy’s’ de armoede, de opstandigheid en het geweld. Zonder zich aan te sluiten bij de in hun ogen wat vulgaire arbeidersbeweging, radicaliseerden de jonge denkers en kunstenaars waarbij ze zich af zetten tegen de heersende politieke elite en tradities. Via het letterkundig genootschap Flanor raakte Van der Goes betrokken bij De Nieuwe Gids. In dit orgaan van de Tachtigers ging het pleidooi voor een vernieuwing in de literatuur samen met een radicaal-liberale maatschappijkritiek.
Deze vernieuwing werd vurig bediscussieerd onder het genot van bier en in de nevel van tabaksrook in kroegen en tingeltangels in de omgeving van de Warmoesstraat, die Van der Goes, Willem Treub en literatoren en kunstenaars als Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel, Jan Veth en George Hendrik Breitner veelvuldig frequenteerden. Dit gemêleerde gezelschap van radicalen en kunstenaars vormde de bohémien-scene van de ‘biernomaden’. Zoals ik in mijn biografie van hem beschrijf ontpopte Frank van der Goes zich als één van de belangrijkste voortrekkers van de letterkundige vernieuwingsbeweging van de Tachtigers en meanderde politiek gezien van de sociaal-liberale Radicalen richting het marxisme.Ga naar eindnoot1 Hij was van mening dat het individualisme van de kunstenaar alleen in een socialistische maatschappij tot volle wasdom kon komen. Bovendien stond hij – en dat is opmerkelijk – als ‘wetenschappelijk socialist’ niet afwijzend tegenover utopieën zoals verbeeld door de Amerikaanse schrijver Edward Bellamy (1850-1898) in zijn Looking Backward en door William Morris (1834-1896) met zijn News from Nowhere. In dit artikel behandel ik zijn grote ontvankelijkheid voor de heilzame werking van de utopie, die ze-
[pagina 30]ker niet gedeeld werd door de kopstukken van de internationale socialistische beweging. Hij toonde zich zeer betrokken als vriend van de vrouwenbeweging en het ‘artistieke proletariaat’. Bovendien was hij zijn tijd ver vooruit waar het gaat om zijn belangstelling voor de destructieve vooruitgang van het kapitalisme (de vervreemding) en de werking van ideologische processen als reclame en koopverslaving.
[pagina 31]Tachtigers en de arbeiderszaak
In 1886 verwierf assuradeur Van der Goes in het hele land bekendheid met zijn brochure Majesteits-schennis. (Het geding tegen den heer F. Domela Nieuwenhuis), waarin hij het opnam voor socialistenvoorman Domela Nieuwenhuis. Van der Goes ontwikkelde sympathie voor Domela en de arbeiderszaak. Als gevolg kreeg Van der Goes ontslag bij de toneelschool waar hij onbezoldigd les gaf en collega’s en bezoekers van de effectenhoek van de Amsterdamse beurs joegen hem het gebouw uit.
De beweging voor literaire vernieuwing vond aansluiting bij een maatschappelijke beweging voor sociale vernieuwing. Van der Goes werd politiek actief in de Amsterdamse radicaal-liberale kiesvereniging ‘De Unie’. Ondertussen bleken onder de literaire hemelbestormers van de ‘Ennegee’ (De Nieuwe Gids) grote meningsverschillen te bestaan over de verhouding literatuur en politiek. De radicaliserende Frank van der Goes stond op het standpunt dat alleen de socialistische arbeidersbeweging in staat was om de idealen van de Franse Revolutie te verwezenlijken. Dit kwam overeen met de opvattingen van de invloedrijke Duitse socialist Karl Kautsky en met die van August Bebel, de grand old man van het Duitse socialisme. De vooruitgangsgedachte, rationalisme en positivisme waren leidend voor de Sozial-Demokratische Partei Deutschlands (spd) en de daarmee verbonden Tweede Internationale.
Toekomst en verleden
Interessant is om te kijken naar de receptie van Looking Backward, de toekomstroman van Edward Bellamy uit 1888. Van der Goes had dit boek vertaald onder de titel In het jaar 2000. Over dit boek ontstond al spoedig een felle polemiek met Lodewijk van Deyssel – waarbij ook Van Eeden en Willem Kloos betrokken raakten. Volgens de romanticus Frederik van Eeden miskende Van der Goes de mystieke kern van het leven en daarmee ook de solidariteit met de medemens.
Zijn vroegere vriend Van der Goes meende dat Van Eeden blijk gaf van utopisme en van een burgerlijke levensbeschouwing door voorstander te zijn van particulier initiatief. Inderdaad had de gevoelssocialist Van Eeden een grote afkeer ontwikkeld van wat hij zag als dogmatisch socialistisch en marxistisch denken. Kloos ontwikkelde zich steeds meer richting antisocialistisch individualisme.
Achteraf zou Van der Goes onder meer in zijn Litteraire Herinneringen terugblikken op de ondergang van De Nieuwe Gids. Nadat Kloos ‘dronken van wijn en van moedwil, zijn eigen werk en dat van zijn vrienden in flarden scheurde, en het groeisel van tien jaren gemeenschappelijken harden arbeid dood trapte’ deed Van der Goes nog vergeefs een poging om het blad te redden.
De Nieuwe Gids was al te zeer een uitdrukking geworden van een maatschappelijke ontwikkeling die naast en buiten de artistieke beweging stond. Proza won het ten koste van poëzie. Door een coup d’état door ‘dollemannen’ kon men ‘den heelen prozaischen, praktischen en politieken rommel’ voortaan weren. De lente was
[pagina 32]heengegaan en de vogels hadden de tuin verlaten. De maatschappelijke rol van de ‘Enne Gee’ was uitgespeeld en nieuwe tijdschriften, zoals De Kroniek, stonden klaar om deze taak over te nemen.
Van der Goes ging door met ‘de politieke rommel’ en sloot zich in 1891 na wat aarzelingen dan toch aan bij de door Domela Nieuwenhuis aangevoerde Sociaal-Democratische Bond (sdb) om binnen een jaar weer gedwongen afscheid te nemen na een reeks van conflicten. Na zijn royement in 1892 bleef hij de sdb volgen en pleitte van buitenaf voor een heroriëntatie van de koers in de richting van parlementaire agitatie. Toen hij in 1892 het woord gevoerd had op een werklozendemonstratie werd hij opnieuw als oproerkraaier van de Beurs geweerd. Ditmaal was het definitief. Financieel gesteund door enkele vrienden (onder anderen medesocialist en houthandelaar Floor Wibaut) wijdde hij zich sindsdien geheel aan de praktische en theoretische werkzaamheden van de sociaal-democratische beweging. Nadat de sdb op zijn congres in 1893 elke vorm van parlementarisme afwees, richtte hij als een van de twaalf apostelen in 1894 de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (sdap) op. Door zijn voorbereidende theoretische werk werd hij beschouwd als de geestelijk vader van die partij.
De sdb verdween en de daaruit ontstane vrije socialisten en sociaal-democraten van de sdap grepen regelmatig terug op de literaire vernieuwingen van de Tachtigers. Een andere, betere maatschappij zou tenslotte niet alleen voortkomen uit een radicale sociaal-economische verbetering van de positie van de arbeiders, maar tevens uit hun culturele verheffing. De marxist Van der Goes bleef nog lang actief in de sociaal-democratie, maar voelde zich daar begin jaren dertig tijdens de crisis steeds minder thuis. In 1932 sloot hij zich aan bij de revolutionair-socialistische beweging.
Brood en rozen
Zijn hele leven bleef Frank van der Goes een bijzondere interesse houden in kunst en cultuur. Hij vond deze van eminent belang, zowel voor de ontwikkeling van ieder individu als voor de samenleving in zijn geheel. Wat mooi is uit het verleden en wat mooi is in het heden, daarover zullen de meningen blijven verschillen. Vooruitblikkend naar ‘het jaar 2000’ zou hij hebben gezien hoe onder het neoliberalisme cultuur naar de rand wordt gedreven. Waardevol is vervangen door succesvol en succesvol staat synoniem voor winstgevend. Cultuur als vermaak, als een handelswaar, als business. In deze visie is slechts wat verkoopt de moeite waard.
Daarbij achtte hij het voor socialisten essentieel om de drempels weg te nemen die gewone mensen weerhouden van participatie aan kunst en cultuur. Bovendien diende de kunstenaar in staat gesteld te worden tot het in volle vrijheid produceren daarvan, met het perspectief van een radicale verandering van de maatschappij. Een noodzakelijke voorwaarde hiervoor was het opheffen van gebrek in de maatschappij en bij de kunstenaar als producent. De persoonlijke groei van het individu
[pagina 33]kon dan ook het beste gedijen onder het gezamenlijk beheren en gebruiken van de productiemiddelen. Socialisme en kunst sloten elkaar niet uit zoals Lodewijk van Deyssel betoogde, maar vormden volgens Van der Goes een vruchtbare combinatie waaruit nog veel moois kon bloeien.
Om de arbeidsvoorwaarden van het ‘artistieke proletariaat’ te verbeteren was Van der Goes betrokken bij verschillende vakorganisaties, zoals de Amsterdamse Toonkunstenaars Vereniging (atv) van musici. En ongetwijfeld fungeerde hij met zijn studies in vooral De Kroniek over de toneelwereld en zijn scholingen als inspiratiebron voor de oprichting van vakorganisaties van acteurs.Ga naar eindnoot2
Van der Goes zag een belangrijke rol weggelegd voor de overheid als stimulator van de kunsten. Zolang het socialisme nog niet bereikt was, was het de opdracht van de socialisten de overheid te dwingen kunst(instellingen) te subsidiëren en zo toegankelijk te maken voor de gehele bevolking. Met instemming citeerde hij daarom in De Kroniek de Belgische socialist Jules Destrée die bij de algemene beraadslagingen over de begroting voor kunsten en wetenschappen van 3 en 4 augustus 1895 in het Belgische parlement een pleidooi had gehouden voor financiering van kunst door de staat. Weliswaar streefde, aldus Destrée, het socialisme naar de afschaffing van het privaatbezit, maar dat hoefde geen beletsel te zijn voor de productie van kunst. In het artikel van Van der Goes voegde Destrée er aan toe:
Ten eerste bedoelt men niet, dat geen mensch in eigendom boeken of andere kunstvoorwerpen zou kunnen bezitten; maar bovendien is het niet essentieel dat al wat de artiesten voortbrengen, een persoonlijke eigenaar vinde. Bezitter van een kunstproduct is wie het verstaat, niet wie het betaald heeft. Maar in onze maatschappij wordt het gemeenschappelijk bezit van kunst steeds grooter. Hoeveel minder bezwaarlijk zal dit later niet zijn, als de economische samenstelling van de maatschappij het eigendomsbegrip zal verdreven hebben.Ga naar eindnoot3
Destructieve invloed kapitalisme
In enkele andere bijdragen voor het tijdschrift van de Negentigers, De Kroniek, besprak Van der Goes de rol van kunst in het dagelijks leven. Dat deed hij onder meer aan de hand van een recensie van het boek Kunst en Samenleving van Jan Veth. Dit boek was een Nederlandse bewerking van Walter Crane’s Claims of Decorative Art en versierd met talrijke elegante in hout gesneden vignetten door Gerrit Willem Dijsselhof. In deze positieve beoordeling benadrukte Van der Goes Crane’s analyse van de verwoestende invloed van het kapitalisme op de voortbrenging van kunst. De politieke betrokkenheid van de romantische utopisch-idealistische Crane werd sterk beïnvloed door de eveneens enigszins romantisch geïnspireerde kunstenaar William Morris. Net als de marxist Morris pleitte de ‘artiest-socialist’ Crane voor de hereniging van traditioneel ambachtschap en kunstenaarschap evenals voor schoonheid in het dagelijkse leven. Dit moest vooral zijn weerslag vinden in ge-
[pagina 34]bruiksvoorwerpen zoals boeken en gereedschappen, maar ook in de woning en het meubilair. Minder positief was criticus Van der Goes over de gebrekkige aanprijzing van de sociaal-democratie door de polyvalente kunstenaar.Ga naar eindnoot4
Voor Van der Goes maakte kunst integraal deel uit van de maatschappij, zowel van de burgerlijke als van de gedroomde socialistische samenleving. Of deze kunst nu individualistisch georiënteerd was of zich baseerde op de gemeenschap. Hij had daarbij oog voor de individuele vakbekwaamheid, de rol van kunst in de moderne industriële maatschappij met een groeiende markt, en hij was zich bewust van de verantwoordelijkheid van de overheid en van socialistische vertegenwoordigers om te interveniëren. In zijn ‘utopische’ vergezichten op een toekomstige communistische maatschappij, zouden de artistieke productie en consumptie volledig vermaatschappelijkt zijn.
Het door Van der Goes vertaalde Looking Backward – en ook William Morris’ News from Nowhere – gaven krachtig vorm aan de dromen van een hele generatie socialisten. Dat was ook voor Van der Goes de aantrekkingskracht. Zowel in Nederland als in Duitsland was Looking Backward een enorm succes. Dit leidde tot enige verontrusting bij de Duitse socialistische leiders Karl Kautsky en August Bebel. Zij en hun
[pagina 35]spd – binnen de Tweede Internationale de sterkste partij – waren er juist trots op dat ze afgerekend hadden met het utopisme. Het utopisme en het anarchisme werden in een adem genoemd als kinderziektes uit de begintijd van de beweging.Ga naar eindnoot5
Van der Goes mocht dan wel een ‘kautskyaanse marxist’ zijn, hij was aanmerkelijk positiever over de propagandistische waarde van Bellamy’s boek en over utopieën in het algemeen, dan de zogeheten paus van de Tweede Internationale. Hij richtte zich dan ook niet uitsluitend op het economische, maar was evenzeer geïnteresseerd in de werking van ideologische processen.
Reclame en koopverslaving
Interessant en modern is met terugwerkende kracht Van der Goes’ benadering van het fenomeen reclame aan de hand van het voorbeeld van Van Houten cacao: ‘Al die arbeid die nu besteed wordt aan het fnuiken van mededingers en het bedelen om gunsten van het publiek, zal gebruikt kunnen worden om nuttige voorwerpen te produceren’. En:
Waarom moet er in ’s hemelsnaam zo verschrikkelijk veel geld, vernuft, volharding (arbeid) besteed worden om mij te zeggen dat Van Houten cacao zo best is? Ben ik, en zijn wij allen, zulke woedende vijanden van cacao dat ons de voortreffelijkheid met geweld dagelijks moet worden opgedrongen? Is Van Houten zulk een geweldige dweper met een wonderbaar voedingsmiddel dat hij de slechtopgevoede Hollanders niet met rust wil laten voor allen van zijn cacao een dagelijkse drank hebben gemaakt? In een rationele samenleving zou men[pagina 36]
zoiets denken als men de tegenwoordige reclame daar zag. Het moet wel een gewichtig openbaar belang zijn, waaraan zo veel werk wordt gespendeerd, zou men zeggen. En de waarheid in onze irrationele samenleving is, dat geen ander belang op het spel staat dan in het voordeel van een klein hoopje mensen, de bestuurders en geldschieters van één chocoladefabriek.Ga naar eindnoot6
Frank van der Goes was zijn tijd ver vooruit. Hij analyseerde niet alleen vroegtijdig het fenomeen reclame, maar hij behandelde evenzeer onderwerpen als het ideale vrouwenfiguur en koopverslaving. In een advertentie voor het Amsterdamse modehuis Hirsch aan het Leidseplein werden verkoopsters, naaisters en modistes gevraagd met een goed figuur. Op zolder zwoegden de naaisters, in de salons hingen de exclusieve japonnen voor de Amsterdamse elite. Deze advertentie lokte scherpe kritiek uit van Van der Goes. Want hiermee werd het vrouwenlichaam verlaagd tot een waar en de dunne lijn met de prostitutie werd des te sneller overschreden, waar de verdiensten van de meisjes met opzet laag werden gehouden en ze slechter georganiseerd waren dan mannelijke arbeiders. Daarnaast raakten de meisjes en vrouwen gewend aan weelderige kleding, die ze eigenlijk niet konden betalen.
De grote stad met zijn kapitalistische verwording verzwakte het ideaal van huwelijkstrouw ernstig, en ook hierover schreef Van der Goes veel. Niet omdat hij een burgerlijke moraalridder was, maar omdat hij wilde wijzen op de tegenstrijdigheden in het opkomende moderne kapitalisme.Ga naar eindnoot7
Binnen de sdap werd hij beschouwd als een ‘vriend van de vrouwenorganisaties’.Ga naar eindnoot8 Zo stimuleerde hij bijvoorbeeld Gerharda Johanna Helena Ankersmit, secretaris van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclubs, tot de bestudering van de marxistische waardeleer en ze nam ook lessen bij de Nederlandse vertaler van Das Kapital. Verder verzorgde hij het voorwoord van het internationaal vermaarde uit het Duits vertaalde boek De vrouwenkwestie. Haar historische ontwikkeling en haar economische kant van de Duitse feministe en socialiste Lily Braun.Ga naar eindnoot9 Daarin stelde hij meteen: ‘De strijd van de vrouwen is, gelijk de hunne [de socialisten], de strijd van maatschappelijk verdrukten tegen maatschappelijk bevoorrechten’ en ‘De ontwikkeling van het kapitalisme heeft ook de eene, vrouwelijke helft van het menschdom aan de andere, de mannelijke helft onderworpen…’ Bovendien was hij een van de eersten binnen de SDAP om zich sterk te maken voor de opheffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit.
Concluderend
De sterk door de Franse Revolutie beïnvloede rationalistische socialist Van der Goes mocht dan enerzijds vasthouden aan de vooruitgangsgedachte, als heraut van de schone zaak van het socialisme bleef hij anderzijds geloven in de ‘warme’ onderstroom van het marxisme. Zoals hij stelde in zijn polemische Nieuwe Gids-artikel ‘Over socialistische aesthetiek’ konden de individuele ontplooiingsmogelijk-
[pagina 37]heden van de artistieke mens alleen onder het socialisme maximaal benut worden.Ga naar eindnoot10 Van der Goes liet zich hierbij niet alleen inspireren door Bellamy’s In het jaar 2000, maar ook door het essay Soul of Man under Socialism van Oscar Wilde dat hij in het Amsterdamse Leesmuseum verslond. Doel en middelen waren daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. De verbeelding van een andere maatschappij, van een utopie, kon de socialist helpen om al in het hier en nu een glimp op te vangen van die nieuwe gedroomde maatschappij gebaseerd op werkelijke vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit en vrij van vervreemding.
- eindnoot1
- Ron Blom, Frank van der Goes, 1859-1939. Journalist, literator en pionier van het socialisme, Delft 2012.
- eindnoot2
- Zie ook Florian Diepenbrock, ?Contra koekebakkers en tooneeldirecti?n. Acteurs en sociabele tegenmacht rond 1900? in De Negentiende Eeuw, 37 (2013, 2, p. 137-161. Deze voorbeelden alleen al logenstraffen de bewering van Herman de Liagre B?hl in zijn Wibaut de Machtige. Een biografie (Amsterdam 2013, p. 117), dat Van der Goes ?totaal geen oog had voor de bonden?.
- eindnoot3
- Frank van de Goes, ?Socialisme en Kunst II?, De Kroniek, 18-8-1895, p. 265-266, aldaar p. 274.
- eindnoot4
- Frank van de Goes, ?Socialisme en Kunst III?, De Kroniek, 1-9-1895, p. 282-283 en 29-9-1895. W. Crane, Kunst en Samenleving (Amsterdam 1894).
- eindnoot5
- Csaba Toth, ?Resisting Bellamy: How Kautsky and Bebel Read Looking Backward? in Utopian Studies, (23), nr. 1, 2012, p. 57-78.
- eindnoot6
- Frank van der Goes, Organische Ontwikkeling der Maatschappij, Amsterdam 1894, p. 31.
- eindnoot7
- Frank van der Goes, ?Een Advertentie van Maison Hirsch?, De Nieuwe Tijd 19 (1914), p. 455-462.
- eindnoot8
- Herinneringen van Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom, Iets over ontstaan en ontwikkeling van de sociaal-democratische vrouwenclubs, Amsterdam 1976, p. 70.
- eindnoot9
- Lily Braun, De vrouwenkwestie. Haar historische ontwikkeling en haar economische kant, Amsterdam 1902, p. v-xiii, aldaar v.
- eindnoot10
- De Nieuwe Gids, jaargang 6 (1891), p. 369-404.