Matthijs van Boxsel R/OCS
De lallende Lehmann
Matthijs van Boxsel (1957) is Régent du Collège de ‘Pataphysique, medeoprichter van de Nederlandse Academie voor ‘Patafysica, en hoofdredacteur van De Encyclopedie van de Domheid. In november 2009 verscheen Domheid voor beginners, een stoomcursus. Volgende stap is De Topografie van de Domheid waarin alle steden en provincies zijn verzameld die spreekwoordelijk bekend staan als dom.
Erelid
Op 24 merdre 133 van het patafysische tijdperk (10 juni 2006 vulgo) is Louis Lehmann als eerste in de geschiedenis van de Nederlandse Academie voor ‘Patafysica benoemd tot Erelid in de Orde van het Vliegwiel (met immuunblauwe kwast).
De nap legt zich toe op het verzamelen en verspreiden van denkbeeldige oplossingen in ‘Patavia (vulgo: de Nederlanden).
De ‘Patafysica is in de eerste plaats een wetenschap, volgens Alfred Jarry dé wetenschap. De officiële Triangulatie van de nap luidt kortweg:
1. | De ‘Patafysica is de wetenschap van denkbeeldige oplossingen die bij voorbeeld studie doet naar de oppervlakte van God, de zijwindgevoeligheid van de optelsom, de tewaterlating van een theorie |
2. | De ‘Patafysica is de wetenschap die zoekt naar de wetmatigheid van de uitzondering, met bijzondere belangstelling voor het epifenomeen en de afwijking. Zij maakt studie van de ene druppel die de emmer doet overlopen, het ene strootje waardoor de zwaarbepakte kameel door de knieën gaat, de eenmanstaal. |
3. | De ‘Patafysica is de wetenschap die al doende het universum exploreert dat parallel loopt met de officieel erkende wereld. (Zie ook www.batafysica.nl) |
Louis Lehmann voldeed aan alle criteria. Reden waarom het onze voorzitter, OAO, – Ons Aller Oppergemaal, de Piramide van de Polder, de Taj Mahal van Friesland, de Kathedraal van de Teroelsterkolk, de Nationale Vrijgezellenmachine die ons Aller Boezem bemaalt, namelijk het stoomgemaal Wouda te Lemmer, – destijds heeft behaagd Louis Lehmann te verheffen tot Erelid.
[pagina 83]Kort verslag van de gebeurtenissen
Tijdens het patafysisch nieuwjaar (1 absolu 137 EP, 8 september 2009 vulgo) kwam Alida Beekhuis bij de Nederlandse Academie voor ‘Patafysica met het verzoek een tekst van Louis Lehmann OV publiek te maken die tot dan toe angstvallig geheim was gehouden. Kort verslag van de gebeurtenissen (een andere titel luidt Azelebam) vormt de sleutel tot het leven en werk van Louis Lehmann. Deze voor de nap canonieke tekst bestaat uit circa 15.000 denkbeeldige woorden die Lehmann eind jaren zestig heeft uitgetikt.
Nonsenspoëzie
Het ontbreekt de Nederlandse literatuur niet aan nonsenspoëzie. C. Buddingh’ publiceerde De blauwbilgorgel in De Schone Zakdoek, het dadaïstische/surrealistische tijdschrift van Theo van Baaren en Gertrude Pape dat tussen 1941-1944 (vulgo) verscheen in een oplage van één exemplaar. Ook Lehmann werkte aan het blad mee, al bevatte zijn poëzie nog geen neologismen. Denkbeeldige woorden duiken pas op in zijn gedichten Mythologie, Poëtisch gedicht, en de drie inmiddels befaamde Canto’s. (‘Toen murpten de grebbels van Ochteli-Bla / en zwaatsten de rornels van Oe, / de nummelpruk gradzelde altijd nog na / in Torrenom achter de Snoe.’ Uit Canto I.)
Voor zover ik weet is alleen ‘Gedicht voor Aneke Bras’ uit Nubberwup Geezo uitsluitend samengesteld uit neologismen. Het gedicht is ondertekend met Eltehal Eeman. (In Bescheiden kunsten, Brumes Blondes, Bloemendaal, 2008 vulgo.)
Nonsensproza
Kort verslag is een in de Nederlandse literatuur zeldzame vorm van nonsensproza. Tysger Boelens en Gerrit Komrij OV wijzen er in hun PerpleXicon (Amsterdam, 2007 vulgo) op dat nonsenspoëzie nog door een versvorm in toom wordt gehouden, ‘bij het proza ontbreekt ook deze laatste rem. Dat kan resulteren in abracadabraïsme’. Dit noemen ze wartaal of laltaal: ‘Taal zonder betekenis of, wat op hetzelfde neerkomt, met alle betekenis van de wereld – zoals bij religieuze “glossolalie”, het spreken in tongen.’
Glossolalie
Glossolalie is een patafysisch verschijnsel dat wereldwijd een lange traditie kent. Inuit, Saami, sjamanen en voodoo-priesters geven zich eraan over. Voor sommige
[pagina 84]volkeren wijst het delirische woord de weg naar een verloren, van god gegeven orde waar alles voor zichzelf sprak. Anderen wijzen juist op de scheppende kracht van het lallen.
Een onbegrijpelijke taal is bij uitstek geschikt om te bidden of verkondigingen te doen. De Griekse priesteres Pythia ging op een drievoet boven een kloof zitten waaruit zwaveldampen opstegen, en stootte in trance klanken uit die door Apollo waren ingegeven. De onverstaanbare woorden werden door priesters vertaald in verzen die bekend staan als de Delfische orakels.
Volgens de bijbel stelde de Heilige Geest de mensen in staat direct met God te communiceren via de tongentaal: ‘wie in talen spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God, want niemand verstaat hem.’ (1 Corinthiërs 14,2)
De Pinkstergemeente lalt in de overtuiging een spreekbuis van God te zijn. Hun charisma, een door het Opperwezen verleende gave, dient de uitbreiding van het rijk Gods. Met een achteloos ‘Koerabasjanbra kjerjalakadason nakara’ heb je al weer een paar vierkante centimeter gewonnen. (Zie voor het aandeel van de glossolalie in het vergroten van de oppervlakte van God ook De Centrifuge.)
Glossolalie is een gift van God aan allen, maar kent alleen individuele varianten, die elkaar niet begrijpen. Dit vormt geen probleem zolang het een gebed van de enkeling is richting hemel. Maar als de uitlating door de Heilige Geest wordt ingegeven dan moet de geïnspireerde spreker proberen zijn uitspraak in de voertaal van de gemeente om te zetten. Bij de interpretatie door een ander zijn vooral intonatie, tempo en mimiek van belang.
Conclaaf
Tijdens een geheim conclaaf te Esonstad (hoofdstad van de bâtafysica) hebben glossologen uit de sectie WeMoLi (Werkplaats Mogelijke Literatuur, zusje van de Oulipo) van de nap het Kort verslag na een rituele voordracht aan analyse onderworpen, en de volgende dringende kwesties behandeld. Is Louis Lehmann de eerste Adam die via neologismen greep poogt te krijgen op de wereld? Is Lehmann een zoon van Noach die de oertaal verbreidt? Is Louis Lehmann een inwoner van Babel, wiens taal in verwarring is gebracht? Is Louis Lehmann tijdens het mirakel van Pinksteren, het feest van tongen en talen, begiftigd met een soort mystiek esperanto? (Handelingen 2,1-11) Of is Lehmann de linguïstische genade deelachtig, en spreekt hij een taal die niemand begrijpt behalve God? (1 Corinthiërs 13,14) Lehmann is God, concludeerde de sectie unaniem.
Motor
Wat beweegt mensen ertoe onbegrijpelijke klankreeksen uit te stoten of koeterwaals op te schrijven? De woorden kunnen dienen als uitlaatklep (het afreageren van stress of opwinding), als roesmiddel (in extase geraken), als zuivering, aanstellerij, mystificatie, imitatie (alle spraak begint met het nabootsen van klanken; zoals
[pagina 85]een kind een lied nazingt zonder de woorden te begrijpen), als therapie (spreken in nonsenstaal heeft een heilzame invloed op de uitspraak van stotteraars), als tijdverdrijf of spel (de ‘bedmonologen’ van kinderen), als kunstuiting (de Lautgedichte van Raoul Haussmann, de Ursonate van Kurt Schwitters, of de Zaoum-taal van Chlebnikov), als poging het onderbewuste te laten spreken of als bezwering.
De reddingsboei
Tussen 1958 en 1971 (vulgo) was Louis Lehmann in psychoanalyse bij M.M. Montessori. Tegen het einde van de kuur begon hij opeens in denkbeeldige woorden tot zijn therapeut te spreken. Ook richtte hij zich wel eens in die taal tot Alida Beekhuis, zijn partner. Zelf trekt hij een vergelijking met zijn dementerende moeder die tegen het eind van haar leven opeens Duits begon te spreken. Lehmann ziet de woorden niet als een blijk van waanzin, maar juist als een manier om de gekte te bezweren.
Dat doet denken aan de morosofie. In de regel is een morosoof iemand wiens wereld is ingestort door een schokkende gebeurtenis. Met behulp van een waantheorie slaagt hij erin uit de brokstukken een nieuw universum te construeren met een geheel eigen wetmatigheid, waarin alleen hij de weg weet. Hij construeert zijn theorie niet omwille van een hogere waarheid, maar omwille van een leefbaar bestaan. Morosofen zijn geen patiënten, maar leiden een min of meer normaal leven bij de gratie van een fantasma waarin zij hun idiotie hebben bezworen. (Zie Morosofie, Amsterdam, 2001 vulgo, passim) Neologismen spelen hierbij een belangrijke rol. De morosoof maakt met tegenzin gebruik van standaardwoorden, en zoekt naar een taal die exact uitdrukt wat hij bedoelt. ‘De neoloog vormt het meest uitgelezen type paranoïcus. […] In de ogen van de woordaanbidder, gek of gezond van geest, is het woord iets goddelijks […] het is de verwekker van een oneindige wijsheid voor wie erin door weet te dringen. Een woord uitvinden is een probleem stellen en misschien oplossen.’ (E.I. Tanzi Neologisme deglie alienati in rapporto con delirio cronico 1889 vulg.) Nieuwe woorden leiden tot een nieuw inzicht in verborgen verbanden.
De breuk
Lehmann componeerde ook een Psychoanalysis blues (‘Herinneringen aan mijn psychoanalyse’). Een gelijknamig gedicht is in januari 1963 verschenen in het tijdschrift Podium, overigens zonder neologismen.
Na de bundel Luxe (1966) besloot Lehmann geen gedichten meer te publiceren en de voorrang te geven aan zijn wetenschappelijke carrière. Pas dertig jaar later, na zijn promotie in 1995 aan de Ubuniversiteit van Amsterdam op De multiremen, een queeste: theorieën uit Renaissance en Barok over antieke oorlogsschepen, verscheen weer een dichtbundel, Vluchtige steden (en zo).
Wie wil kan het Kort verslag zien als een denkbeeldige oplossing van een verlam-
[pagina 86]mende contradictie tussen dichterschap en wetenschap. Alsof hij de poëzie in een georganiseerde taalstorm van zich af wilde schrijven om met een schone lei aan zijn studie te beginnen.
100% hapax
Taal vereist een zekere herhaling. Een tekst van een bepaalde lengte (500 woorden) in een natuurlijke taal bevat circa 47% woorden die slechts één keer opduiken, de zogenaamde hapax legomena. Elke tekst die hiervan al te zeer afwijkt, is geen ware taal. Hoe meer hapax, hoe meer rijkdom. De taal van de Marsbewoners die astrolinguïste Hélène Smith heeft opgetekend, kent een gemiddelde van 38% hapax, en is dus een arme taal. Esperanto kent 63% hapax omdat hij zoveel mogelijk dubbelzinnigheden wil uitbannen, met een exces aan lexicale verscheidenheid tot gevolg. Lehmann zit bijna op 100% hapax, een taal die onder zijn eigen rijkdom bezwijkt.
Anders dan de ‘écrits bruts’ van patiënten kent Kort verslag vrijwel geen herhalingen, op één pagina na die bestaat uit varianten en repetities van het woord: kwok. Deze aberratie in de verder consistente tekst, vormt de spil van het verhaal.
De moedertaal
Ook de Eucaryote Tarp, de krant die op 9 gueules 133 EP aan leden van de nap is rondgestuurd, was samengesteld uit woorden die slechts één keer zijn gebruikt, maar deze waren afkomstig uit een lijst met bestaande woorden. Kort verslag kent daarentegen vrijwel uitsluitend neologismen. Lehmann spreek zelf van ‘taalloze woorden’, maar dat is niet helemaal juist. Het Kort verslag is onmiskenbaar geschreven in het Nederlands. De opeenvolging van fonemen in de warwoorden volgt de fonotactische regels van Lehmanns moedertaal. In die zin vernieuwt Lehmann de taal dus niet. Het is een monoloog die grotendeels uit vertrouwde spraakklanken en klankreeksen bestaat, al bevat hij geen herkenbare woorden. Lehmann lult met één mond. Wel toont het verhaal een grotere fonologische rijkdom dan een gemiddelde tekst.
De spanning
De tekst is zowel bevrijdend als beklemmend, een spanning die veel nonsensteksten kenmerkt. Naast het tekort aan betekenis staat een overdaad aan monsterlijke woordvormingen, in het gareel gehouden door een klassieke interpunctie. De zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen meestal met een punt. De woorden zijn gescheiden door spaties. Komma’s, vraagtekens, accenten en onderstrepingen ontbreken, we vinden alleen een enkel uitroepteken hier en daar. Maar is er sprake van een syntaxis? Kunnen we een onderwerp en een gezegde aanwijzen?
[pagina 87]De laal
Martinus Nijhoff schreef in Awater: ‘De schrijfmachine mijmert gekkepraat./ Lees maar, er staat niet wat er staat.’ De tekst van Lehmann blaast deze inmiddels tot gemeenplaats verworden regels nieuw leven in.
Als taal een constructie van de wereld is, dan construeert de laal zijn eigen rijk waarbinnen hij heer en meester is, maar alleen. Zijn woorden zijn niet gebaseerd op consensus. Zijn taal produceert betekenis, maar het is geen code. Zijn tekst kent een boodschap, maar de sleutel ontbreekt. (Deskundologisch gezegd: hij koppelt semantische vruchtbaarheid aan semiotische schraalheid.) Bij gebrek aan het spel met verwijzingen is een gesprek met anderen in deze taal onmogelijk. De vraag is of Lehmann zichzelf verstaat.
Om zo te spreken of te schrijven moet Lehmann een paar grenzen passeren, op sociaal en persoonlijk gebied. Hij maakt zich los uit zijn omgeving, bevrijdt zich van zijn gezond verstand, en laat zich gaan. Lallen kan leiden tot dronkenschap en zelfs extase. Maar tegelijk is het een speurtocht naar eufonie, harmonie en ritme. Het is onmiskenbaar een esthetische uitdrukking.
Enerzijds is het een hoogstpersoonlijke uiting, anderzijds overstijgt de laltaal het individu, omdat de tekst wel degelijk een vorm van communicatie bewerkstelligt. Net als muziek verwoordt Lehmann het idiote, onuitsprekelijke. Er is geen sprake van een wederkerige communicatie, maar van een directe communie.
[pagina 88]Lehmann hanteert een universele eenmanstaal. Daar raken we de paradox van de ‘Patafysica. Verba valent Ubu!
Het typoscript
Het typoscript van Kort verslag van de gebeurtenissen heeft Louis Lehmann geschonken aan het Letterkundig Museum. Met behulp van een OCR-programma zijn de uitgetikte vellen omgezet naar een Word-bestand, met als gevolg een nog grotere wartaal. Een team van wetenschapsmensen (Katrien Sitters OS, Liesbeth Wiewel OCS, Bastiaan David OCS en ondergetekende) heeft de wolk leestekens gecorrigeerd met een aan zelfdestructie grenzende acribie.
Vervolgens hebben we op basis van de lettertypen, de inkt (ten minste drie linten zijn verbruikt; de wisseling is in de tekst aangegeven door drie sterretjes), en de vervuiling van de hamertjes (dichtgeslibde e’tjes, o’tjes en a’tjes), de pagina’s uit dezelfde perioden bij elkaar gezocht.
De woorden heeft Lehmann grotendeels getikt op een machine die, na zorgvuldige analyse van het schrift door Ad Vinkenwereld OCS, werd geïdentificeerd als een Royal 10, met venstertjes aan weerszijden die zicht geven op het binnenwerk. Een echte ‘machine in bikini’, om met W.F. Hermans te spreken. De hypothese werd bevestigd door een foto die Alida Beekhuis terugvond.
Hieronder drukken we de eerste pagina van Kort verslag af, die niet alleen naar de vorm, maar ook naar de inhoud afwijkt van wat volgt, omdat er duidelijk sprake is van een historisch voorval. Vervolgens drukken we een willekeurige pagina uit de tekst af.
Kort Verslag van de Gebeurtenissen
door Huvmuk Beptel
Keil Buper, Zvolf Pepadde, Zeerk Echel, Lant Fuffe, Euveltje Auf, Jakkel Skakka, Lirp Spiffo, Orella Bac, Nirke Sluut, Horris Faaf, Dibbo Eppe, Halk Leefschroot, Dabde Olb, Stoefila Drook, Knerre Omzer, Zeng Kaarthapper, Ruulfe Knauder, Kron Obbelers, Drubbila Bap, Schon Seffes, Brolk Jamblor en Nuppes Folze vertoonden zich het eerst op het plein. Horris Faaf onderscheidde zich.
Al spoedig arriveerden uit andere richtingen Plia Grentelswoe, Od Ludde, Lixia Kramjal, Grammibard Forpus, Frup Gaams, Ledewas Orgem, Snil Fabbe, Gumial Pas, Kaat Mossel, Noppert Krong, Zwalmus Poggert, Krobborziboe Jausp, Frulla Zeber, Jambasp Orre, Gellex Frols, Jorkel Zeddo, Uspel Kniep, Opza Groddebor, Gep Turlutterloe, Kwibbe Prel, Ellora Crab, Less Omtaak, Marbre Pep, Frescobaldus IJlpomp en Zargus Krof.
De afwezigheid van Ralstias Knoe verbaasde menigeen. Maar de aankomst van Hurfus Koede, IJlza Bluur, Ningus Kuddebo, Slirk Achel, Neiler Kimme, Jisbus Fraak, Oenoega Krute, Jellemel Neuvus, IJsneg Koef, Kreemp Jaudels,
[pagina 89]Sommus a Glerk, Knaug Zebbedar, Itlin Schu en Lunnix Oba leidde de gedachten af van dit onderwerp.
In de Noordoostelijke hoek van het plein ontstond enige opschudding. De menigte was intussen zo dicht geworden dat de verslaggever die hier aan het woord is (Huvmuk Beptel natuurlijk) zich erheen begaf. Daarbij moest hij vele mensen opzij drukken, onder wie hij herkende: Jiftus Klor, Alze Bemmo, Nikter Sloef. Habbeda Ing, Greux Pollerdok, Eluta Gnimmus, Klork Zuufte, Nadra Poggert; de zuster van Zwalmus, Rebert Peffe en Struulze Kwei.
Ter plaatse gekomen zag hij tot zijn schrik Ralstias Knoe op de grond liggen, terwijl Abuus Knoor en een onbekende zich over hem bogen. Higge Knaat, die zich bij de omstanders bevond, vertelde hem wat er gebeurd was.
Fragment uit Kort verslag van de gebeurtenissen
Eempe auterban jemme klosk soppol kwefsibber sumerouf glipoor difkal juur gliops kwaaf saampe justok frillo jiuuk sampaf steeju glissebook impreefte silofuuk herpsa skwambak looffelu jijl. Kwip sokeloor telfof stieproolse steem. Loorkwu joldos illebeip steffe hosselork pofsjokel limzik juurbe giep traastuut jozze kerokel peffelsteerch oeslark jembek pooft. Luutrouksupok huikebrekke swo temzel defruuk fopetaal krijist daarbe frookke vrupesook laaskefaap juim izze snokkero. Eemp pallemui slookser desterk groor lojebo kweuk huimza trofel uurek daap. Jadde flarp jilp grusse lierzaf huup sapsok jtta feerf djopdeerfukel. Zeek woppo straam ol nookser strilf blim groozermoox kwief zjelboe lakif geuter kirf woompse juper nallefroot kluux imbe seppel djeefser knoex. Zook jarbal wippip luule siool knee jabbas soork webbe sloerix juffel krolc zorke juupelaul. Silgik demme stoofuk luup worre spoffo laarg uspluk jeffel sakochok knuuzijm haaftoerg lugges snilzeklo faakrur jik zebbe siffel jikedo ools. Broor stopels dolriok jubbe straas swek lijop greesdelu nookepag strokjo ullebrup lipel steerx vimzik klepers. Ok saampe sloorgos dep zijmkij hapel zeir woffok lorp pruffe jeerp klol pertach rof. Stoerop flegge kuuf slaale keefte jeemp klillif aampelorfeg huukebru fnefse rouzook weelpje daalpor raageezoup kluluuf groupje saffoot kjemmerp gruool kiekfeert kloffers.
Heepedreem juuke deemp grolf simpe. Slaamzaark brip toorkel suweel stufex aam gostirp jaalswoe treggel jieber faampe okkedof foukobroorzek jinnefoek hambanars wiebossarch repsek supe drofous. Klerwiege duderoor daddax briool snetsisaak jorribrol pamfook horbe jichel sopilok drammel stiplop jurbe emzeuper fnalstuuk poomp aaxaak. Fefter jorkus hoppedrook siefaal gnebbestuijer hilgrik seerkpoom jalleroezert kweesteblef groulswor nuddels ippefaak gnors.