Ronny Boogaart en Eric de Rooij
Verborgenheden
Hans Warren als fotograaf
ronny boogaart (1968) en eric de rooij (1965) beheren een website over leven en werk van Hans Warren. In 2005 publiceerden zij Duiven op Bouvet over Boudewijn Büch en Warren en eerder dit jaar Hart van mijn land ik ben terug. Een literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren.
Typemachine heet de foto, te vinden in de Beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek (zie pagina 30). Een donkere werkkamer waarin een mager licht valt over boekenplanken. De titels op de ruggen zijn niet te lezen, behalve die van Van Dale’s nieuw groot woordenboek. Herkenbaar, vanwege de vormgeving, is een aantal Franse boeken uitgegeven door Gallimard. Naast de boeken staan wat snuisterijen, schelpen, foto’s. Op één foto, een klein kiekje, valt te veel licht, maar de persoon op de foto daarboven is wel herkenbaar, Jac. P. Thijsse (1865-1945), onderwijzer en natuurbeschermer, bekend van zijn Verkade-albums. Maar van wie is de buste die in het licht staat?
Verder zien we een grote kamerplant op een pilaar, een schilderijtje van een naakte jongen, een donker masker. Naast de typemachine staat een inktpotje, liggen papieren, een envelop met postzegel – het lijkt gearrangeerd, speciaal voor de foto.
Rechts achter de wagen van de typemachine staat rechtop een zestal grote cahiers, hetzelfde formaat cahiers gebruikte Hans Warren voor zijn Geheim dagboek. Hij ook is de fotograaf van deze foto. De categorisering van de Beeldbank, ‘interieurs/typemachine’, zou ons bijna op het verkeerde been zetten. We zien hier niet zo maar een interieur met typemachine: de boeken, de schelpen, het portret van Thijsse, de naakte jongeling verraden dat we een inkijkje krijgen in de werkkamer van de
dichter Warren zelf. Jaren vijftig, de tijd dat hij onder meer ‘Een moors fregat’ dichtte, waar bovenstaand citaat uit komt.
Talenten
Dichter Hans Warren (1921-2001) is tegenwoordig waarschijnlijk het bekendst van zijn Geheim dagboek. Bij Bert Bakker verscheen afgelopen mei het negentiende deel uit deze reeks, over de jaren 1993-1995. Naast zijn poëzie en zijn dagboeken schreef Warren literaire kritieken voor de Provinciale Zeeuwse Courant en vertaalde hij het werk van D.A.F. de Sade en, samen met Mario Molegraaf, de poëzie van Kavafis en het verzameld werk van Plato. Wie dat allemaal ontgaan mocht zijn, kent Warren misschien als samensteller van menige bloemlezing en poëziekalender. Maar Warren had nog meer talenten. In de jaren veertig zag het ernaar uit dat hij in de voetsporen van natuurvorser Jac. P. Thijsse zou treden. Warren was twintig jaar oud toen zijn eerste publicaties verschenen in natuurtijdschriften, geïllustreerd met eigen tekeningen van de Zeeuwse flora en fauna. Nog in 1949, drie jaar na zijn debuut als dichter (Pastorale), verscheen zijn studie Nachtvogels.
Dichter, dagboekschrijver, literair criticus, vertaler, ornitholoog. Er is echter één hoedanigheid waarin Warren nauwelijks bekend is en waarover hij ook zelf in zijn dagboek nagenoeg zwijgt: die van fotograaf. Toen we op zoek waren naar afbeeldingen voor Hart van mijn land ik ben terug. Een literaire wandeling door het Zeeland van Hans Warren (Bas Lubberhuizen, 2007), waren we dan ook blij verrast toen we in de Beeldbank van de Zeeuwse Bibliotheek zo’n 280 foto’s vonden die Warren tussen 1946 en 1950 maakte. Bijna elke foto kwam in aanmerking voor opname in ons boek en we konden alleen met veel moeite een selectie maken – menig biograaf zou willen dat hij ons probleem had.
Pas recent zijn de negatieven van deze foto’s, die uit de nalatenschap van Warren komen, gedigitaliseerd en op de site van de Zeeuwse Bibliotheek geplaatst. Lang niet alle afbeeldingen zijn op de site terug te vinden, zo ontbreken de reisimpressies uit onder meer Zwitserland. De Beeldbank biedt uitsluitend Zeeuwse afbeeldingen. De meeste negatieven, zo meldt Wim Helms van de Beeldbank ons, zijn 6 × 6 cm, en het type fototoestel is hoogstwaarschijnlijk ‘een zogenaamde 6×6 twee-ogige reflexcamera’ geweest, ‘een Yashica of mogelijk een Rolleicord’.
Gemeentesecretaris
Dankzij zijn dagboeken, waarin alle belangrijke gebeurtenissen uit zijn leven zijn opgetekend, weten we heel wat van deze periode. Het bijzondere is wél dat Warren weinig tot niks over zijn fotografische bezigheden meldt. Warren werkt in deze jaren als ambtenaar in zijn geboortedorp Borssele: in mei 1945 begint hij als gemeentesecretaris op het gemeentehuis en twee jaar later wordt hij gepromoveerd tot ambtenaar van de burgerlijke stand. In 1950 zou hij ontslag nemen om volledig van de pen te gaan leven.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog – Zeeland is al in oktober 1944 bevrijd – droomt Warren van verre reizen maken, maar het zijn vooral de slechte financiële omstandigheden die hem dwingen in Borssele te blijven. Dat was nieuw voor hem, de rijkeluiszoon van de dijkbaas Piet Warren, die met zijn gezin enkele kilometers buiten het dorp woonde in een imposante witte ambtswoning op de dijk aan de Westerschelde. De oorlog had aan die bevoorrechte positie van de familie Warren een eind gemaakt. Warrens vader werd verdacht van sympathie voor de Duitse bezetter en zat lange tijd onder slechte omstandigheden geïnterneerd in het fort Ellewoutsdijk, even ten zuidoosten van Borssele. Zoon Hans, die in die tijd met zijn natuurpublicaties en recensies nauwelijks geld verdiende, voelde zich gedwongen om voor het eerst – en trouwens ook voor het laatst – in zijn leven een gewone baan te zoeken. Het is dan dat hij als secretaris op het gemeentehuis terechtkomt.
De meeste foto’s die nu in de Zeeuwse Beeldbank zijn opgenomen, maakte Warren in de tijd dat hij als ambtenaar werkte. In veel ervan wordt het sociale leven vastgelegd: een uitstapje van Borsselse bejaarden, spelende kinderen, een groepsportret van een kleuterklas, een huwelijksfeest, een echtpaar in klederdracht, schaatsenrijders. Het lijkt alsof hij in opdracht van de gemeente er met een fototoestel op uit werd gestuurd. De Warren die we uit het dagboek van die tijd kennen, wist zijn vrije tijd wel op andere manieren te besteden.
Dameskoor
Veel foto’s in deze categorie zijn gemaakt op koninginnedag 31 augustus 1948. Dat was geen gewone koninginnedag: het was de laatste van Wilhelmina, die tegelijkertijd haar vijftigjarig regeringsjubileum vierde. Enkele dagen later zou ze officieel troonsafstand doen. Over deze 31 augustus lezen we geen woord in Warrens dagboek, maar in de Zeeuwse Beeldbank bevinden zich tientallen foto’s die hij
maakte van de feestelijkheden in Borssele en Goes: we zien versierde kinderfietsen en boerenwagens, erepoorten, spelen als ‘sjeesjesrijden’, ringrijden, touwtrekken en zaklopen, een optreden van de zangvereniging.
Deze foto’s stroken niet met het beeld van de eenzame Warren die opgroeit in isolement en nauwelijks contact heeft met de bewoners van het dorp. Maar deze periode is dan ook misschien wel de meest sociale uit Warrens leven. De familie Warren heeft de ambtswoning op de dijk moeten verruilen voor een kleine arbeiderswoning midden in het dorp en Warren, waarschijnlijk ook door zijn werkzaamheden op het gemeentehuis, gaat steeds meer op in de Borsselse gemeenschap. Hij studeert liederen in met het dameskoor waarin ook zijn moeder zingt, en hij speelt toneel – in april 1948 zijn de opvoeringen van het stuk Stormeiland, waarin Warren de pijprokende kunstschilder Oom Leo speelt, een groot succes. Daaruit blijkt dat hij niet alleen de observerende buitenstaander was, die een fotograaf toch is, maar dat hij ook actief deelnam aan het leven in het dorp.
De kaloot
Naast foto’s van het sociale leven in Zeeland aan het eind van de jaren veertig vinden we in de Beeldbank ongeveer evenveel foto’s die hij maakte van de Zeeuwse natuur. Schorren, slikken, duinen, schelpen, zonsondergangen boven de Schelde. En de dijken, welen, heggen en bloeiende fruitbomen die zo karakteristiek zijn – maar vooral waren – voor het landschap in de zak van Zuid-Beveland, tussen Goes en de Westerschelde. De meeste natuurfoto’s, en bijna een kwart van alle foto’s van Warren in de Beeldbank, zijn gemaakt bij de Kaloot. Het is het natuurgebied aan de Westerschelde ten noorden van Borssele waar de jonge Warren elke dag na schooltijd vogels gaat kijken. Warren heeft hier in circa zestig foto’s een uniek fossielen-
strand met natuurlijk gevormde duinen vastgelegd, waarvan tegenwoordig nauwelijks nog iets over is: aan de zuidpunt staat nu de kerncentrale, uit het noorden rukt de industrie vanuit Vlissingen op. Dat het gebied zo snel en zo drastisch zou veranderen kon Warren, toen hij het uitgebreid fotografeerde, amper vermoeden, maar bezorgd was hij al wel. In het eerste nummer van het Zeeuws Tijdschrift, dat in 1950 verscheen, noemt hij het een gebied ‘van bijzondere waarde, bij ingewijden bekend door heel ons land, maar niettemin verstoken van vrijwel elke vorm van bescherming’.
Puch
Te midden van al die taferelen uit het dorpsleven en natuurlandschappen komen we maar een paar echt persoonlijke foto’s tegen. Twee keer heeft Warren zichzelf laten fotograferen. Eén keer gezeten op een Puch, volgens het onderschrift waarschijnlijk een 250 cc tweetakt. Dat ‘Warren, H.’ moeilijk de maker van deze foto kan zijn, vergeven we de Beeldbank, maar ook de datering (1952) klopt waarschijnlijk niet. Elders in de Beeldbank vinden we namelijk dezelfde brommer op dezelfde plek, maar met een andere berijder. Die foto is volgens het onderschrift in 1948 gemaakt. De tweede keer dat Warren zijn fototoestel uit handen geeft om zelf gefotografeerd te worden, is op een huwelijksfeest dat door Warren uitgebreid is vastgelegd. Hij zal het bruidspaar vast persoonlijk hebben gekend, want hij poseert eenmaal te midden van het gezelschap.
Om de andere persoonlijke foto’s van Warren in de Beeldbank te ontdekken is, net als bij de foto ‘Typemachine’, iets meer speurwerk nodig. Zo zien we in het publiek van de koninginnedagfeesten van 1948 Warrens ouders: Albertina Mennes en Piet Warren. We komen ook Warrens echtgenote Mabel tegen. Ze staat in de deuropening van het huisje aan het Pijkeswegje bij Kloetinge, waar zij met Warren, na een paar jaar Parijs, in 1957 zijn komen wonen. De datering van de foto (1954) kan dus niet correct zijn.
Jan Soldaat
En dan is er nog een soldaat die op veel foto’s te zien is, vaak in gezelschap van Borsselaren in klederdracht. De Beeldbank noemt hem ‘Jan Soldaat’ en zit er met deze omschrijving niet ver naast. Het is Jan Kakebeeke, ‘Kees’ in het Geheim dagboek. In Warrens nalatenschap bevindt zich een fotoalbum dat bijna compleet aan hem gewijd is. Op 1 september 1946 schrijft Warren: ‘Iemand die ik zelden noem is Kees. Tussen ons bestaat er een wisselspel van krachten. Hij is op mij verliefd, haast slaafs aan mij onderworpen zelfs, maar ik kan niet van hem houden, hoewel hij me soms ontroert door zijn toewijding.’ En een halfjaar later, op 8 april 1947, noteert hij: ‘Het uniform flatteert hem buitengewoon. Ik heb aan Kees-in-burger nare herinneringen, het uniform maakt hem kranig.’ Warren brengt met hem de pinksterdagen van 1947 door. Hij heeft door zijn werk op het gemeentehuis de sleutel van de kerktoren. Daar bedrijft hij op tweede pinksterdag de liefde met Kees, nadat zij dit al een nacht eerder hadden gedaan ‘op het kerkhof, liggend op een koele zerk (het was erg heet)’.
Dat Warren de intiemste details van zijn leven tot poëzie maakte, wisten we al door de publicatie van zijn Geheim dagboek. Nu hebben we daar nog de beelden bij van Warren als fotograaf. Ook die blijken bij nader inzien persoonlijker dan de onderschriften ons op het eerste gezicht deden vermoeden.