Jos van Waterschoot
Daar komt Ollie Bommel aan
Wim Sonneveld als heer van stand
jos van waterschoot (1965) is beheerder van het Strip Documentatie Centrum Nederland (sdcn, een van de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam), secretaris van Het Stripschap en conservator van het Multatuli Museum te Amsterdam.
‘Allemaal opzij, allemaal opzij, want daar komt Tom Poes voorbij; alles van de baan, alles van de baan, daar komt Ollie Bommel aan.’ Met dit lied opende in december 1941 een toneelstuk met Tom Poes en Olivier B. Bommel in de hoofdrollen. De rol van Bommel werd daarin gespeeld door een jonge acteur die later een van de grootste cabaretiers en acteurs uit onze geschiedenis zou worden: Wim Sonneveld (1917-1974). Liefst acht toneelstukken met de beroemde kat en beer in de hoofdrollen zou hij gedurende de oorlogsjaren met zijn theatergroep Tierelantijn Tooneel op de planken brengen. Samen vormen ze een even opmerkelijk als schimmig hoofdstuk uit de Nederlandse theatergeschiedenis, waar ook vanuit de ‘Bommelwereld’ nog maar weinig over naar buiten is gekomen.
Tom Poes werd ‘geboren’ in 1941. Na de Duitse bezetting was de aanvoer van krantenstrips uit Amerika tot stilstand gekomen, waarop Nederlandse striptekenaars hun kans grepen. Een van hen was Marten Toonder. Gedurende de jaren dertig had hij tekeningen gemaakt voor geïllustreerde tijdschriften en ook al enkele strips getekend, zoals ‘Bram Ibrahim’ en ‘Don Sombrero’. In 1941 begon hij serieus strips te tekenen die enigszins in de trant waren van die van zijn vrouw Phiny Dick (zoals ‘Miezelientje’). En zo zette Tom Poes zijn eerste schreden op het pad van de krantenstrip in De Telegraaf van 16 maart 1941. Dit eerste verhaal werd overigens nog geschreven door Toonders vrouw.
Al snel werd Tom Poes onder de jeugd een van de populairste striphelden. Deze eerste Tom Poes-verhalen waren ook daadwerkelijk voor kinderen bedoeld. Toonders wat serieuzere toon en het daarbij passende, kenmerkende taalgebruik stammen van later, van enkele jaren na de oorlog. Het is dan ook niet vreemd dat een theatergroep toneelvoorstellingen met Tom Poes en Ollie B. Bommel in de hoofdrollen ging verzorgen voor kinderen.
Met de eerste drie Tom Poes-stukken zou Marten Toonder zelf van doen hebben gehad, maar over zijn betrokkenheid is verder niets bekend. Toonder noemt de
toneelbewerkingen niet in het deel van zijn autobiografie dat de oorlogsperiode bestrijkt, Het geluid van bloemen.1 Wel refereert hij eraan in Bzzlletin 153, dat aan hem is gewijd. In de door hemzelf voor dit themanummer geschreven ‘Chronologie’ maakt hij bij het jaar 1941 een opmerking die de snel gegroeide populariteit van zijn strip nog eens onderstreept: ‘Het succes van Tom Poes veroorzaakt veel extra werk (als legpuzzels, kaarten, toneelstukken, een spel en wandplaten) […].’2 Henk R. Mondria komt in de Bommelbibliografie 1978 ook niet verder. Hij noemt de toneelstukken daarin, maar weet eigenlijk niet veel méér dan dat ze er zijn geweest.3 In het boek De Toonder toneelstukken4 wordt met geen woord gerept over activiteiten van Toonder in verband met de Sonneveld-stukken. De stukken waren overigens niet gebaseerd op de ‘scenario’s’ van de krantenstrip.
Genoeglijk span
Van de toneelstukken zelf weten we niet veel, want de teksten ervan zijn niet bewaard gebleven. In de archieven van het Theaterinstituut Nederland (tin) in Amsterdam verschaffen alleen de foto- en recensieboeken van Wim Sonneveld enige informatie. En ook de daar bewaarde programmaboekjes leggen getuigenis af van deze kindervoorstellingen, evenals de kranten uit die tijd – waaronder vele knipsels zonder herkomstaanduiding in Sonnevelds plakboeken. Het manuscript van Sonnevelds nimmer uitgegeven autobiografie bevindt zich eveneens op het tin, maar dat bevat niet meer over de Tom Poes-toneelstukken dan een enkele opmerking in Sonnevelds beschrijving van die periode: ‘Maar ook voor kinderen deed ik wat. In Bellevue speelde ik tegelijkertijd, dat wil zeggen overdag, Tom Poes. Ook daar liep het storm.’5
Sonnevelds Tierelantijn Tooneel was speciaal opgericht voor het opvoeren van deze toneelstukken met Tom Poes in de hoofdrol. En al in het geboortejaar van de
stripheld, 1941, vond de eerste voorstelling plaats. De avonturen van Tom Poes ging op 5 december in première in het Capitool Theater in Den Haag. Daarna bespeelde Tierelantijn afwisselend Theater Bellevue aan de Leidsekade te Amsterdam en het Scala Theater in Den Haag, maar ook elders in het land werd het stuk opgevoerd. De laatste voorstelling ervan vond plaats op 14 maart 1942. Sonneveld had in dit toneelstuk zelf de rol van Ollie B. Bommel. Tom Poes werd gespeeld door Ans Koppen. Een opmerkelijke naam is ook die van Guus Verstraete, die in de eerste drie stukken tot de vaste kern van de toneelgroep zou behoren. De andere acteurs waren Fietje Willemse, Riny Blaaser, Lucas Wensing, Wim Paauw, Rob van der Bas en Cas Rus. Opvallend is dat alle stukken op de planken werden gebracht door twintigers, leeftijdgenoten van Sonneveld.
De toneelstukken draaiden vooral om sprookjes; kinderspel, dat echter niet alleen door de jeugdige kijkers, maar ook door de volwassen recensenten goed werd ontvangen. De kinderboekenschrijver J.B. Schuil – bekend van De a.f.c.-ers en De Katjangs – recenseerde De avonturen van Tom Poes, opgevoerd in de Stadsschouwburg in Haarlem, in het Haarlems Dagblad.6 Hij begint met de constatering: ‘Tom Poes is hard op weg de populariteit van Bruintje Beer te benaderen.’ En meldt over het stuk: ‘Ans Koppen, vief en kwiek als de witte poes, Wim Sonneveld gezellig dik en
vroolijk, als Olli B [sic] Bommel vormden samen een allergenoegelijkst span.’ Schuil lijkt vooral onder de indruk van de luidruchtigheid van het publiek. Hij heeft het over ‘een gejuich van heb ik jou daar’, ‘geschreeuw en gejoel’, ‘daverend lawaai’ en ‘het luidruchtig meeleven’.
Men joelde en schreeuwde niet alleen, er werd ook gezongen. In De avonturen van Tom Poes kwam een liedje voor, waarvan het eerste couplet dit artikel opende. Bij alle andere stukken zou het terugkeren; het liedje was in het vervolg niet meer weg te denken uit de Tom Poes-voorstellingen. De kinderen zongen het pakkende refreintje luidkeels met de hoofdrolspelers mee:
Door hun dapperheid en knapheid weten de twee helden de tovenaar Hocus Pas een diamant te ontfutselen, die deze op zijn beurt had gestolen van een graaf. Ondanks boosaardige magische trucs van de tovenaar, die in de latere Tom Poes-verhalen als magister Hocus Pas het pad van Tom Poes en Bommel menigmaal zou kruisen, winnen de ‘goeden’ het van de ‘slechten’.
Uit het volk
Direct na het eerste toneelstuk, op 6 april 1942, ging het tweede in première, Tom Poes gaat zwerven. Van dit stuk ontbreekt echter elk spoor in Sonnevelds plakboeken. Er zijn geen recensies en geen programmaboekjes; alleen een aankondiging uit een krant is overgeleverd.
In het derde stuk, Tom Poes en de tooverbril, dat op 2 augustus 1942 in première ging, speelde Sonneveld opnieuw de rol van Ollie B. Bommel. Ans Koppen was voor de derde keer Tom Poes. De schurkenrol was in Tom Poes en de tooverbril weggelegd voor de valse minister Harrewar, gespeeld door Guus Verstraete. Deze slaat aan het slot van het verhaal op de vlucht. Het jonge publiek werd daar actief bij betrokken en beperkte zich dit keer niet tot het meezingen van het inmiddels bekende refrein. Recensent A. Bekius signaleerde: ‘Bij de jeugdige toeschouwers vond de voorstelling een gul onthaal. En wat een buitenkansje, dat ze zelf den valschen minister, die de zaal was ingevlucht, toen het hem op het tooneel te warm werd, in triomf konden opbrengen! De arme man had misschien toch beter op de planken kunnen blijven…’7 Een andere recensent uit een niet nader gespecificeerde krant voegde
daaraan toe: ‘Enkele dappere knapen uit de achterste rijen hadden den boosdoener al heel gauw te pakken en brachten hem in optocht het tooneel weer op.’8
Aan dit derde stuk deden overigens nog twee acteurs mee die in de naoorlogse jaren naam zouden gaan maken: Dick Swidde en Joeki Broedelet. Dick Swidde zullen vooral wat oudere lezers zich herinneren als de handenwrijvende Boze Buurman uit de legendarische tv-serie Ja zuster, nee zuster. Joeki Broedelet (de moeder van Remco Campert) is voor velen nog altijd het oude dametje dat de heren Jacobse en Van Es (Van Kooten en De Bie) op bezoek krijgt die haar tuin winterklaar zullen maken met behulp van ‘neutronenkorrels’ (witte basterdsuiker), maar heeft ook later nog een bekende rol voor kinderen gespeeld: die van de oma in Sesamstraat. Swidde speelde in Tom Poes en de tooverbril de stotterende minister Hiepenpiep. Broedelet had de rol van de heks Schoreliena, die door middel van een betoverde bril de koning in haar macht tracht te krijgen.
Het vierde stuk volgde alweer heel snel, namelijk in december 1942: Tom Poes en de sprekende koe. Dit keer vond de première plaats in het Rembrandttheater in Eindhoven, op 19 december. Ook over dit stuk zijn weinig gegevens overgeleverd. Het gaat over een prins die toveren leert van een heks. De heks heeft daarmee uiteraard kwaads in de zin, maar Tom Poes, een sprekende koe die Japie heet en heer Bommel redden de situatie. Een aardige bijkomstigheid was dat de prins een paar eenvoudige goocheltrucs ten beste gaf. Deze rol werd gespeeld door Nic Niberco.
In de eerste week van augustus 1943 kon de Amsterdamse jeugd naar het statige
Hotel Krasnapolsky, waar het vijfde theaterstuk met Tom Poes en heer Bommel werd opgevoerd: Tom Poes en de betooverde prins. Sonneveld zelf speelde de rol van de betoverde prins, Bommel werd dit keer gestalte gegeven door André Carrell, de vader van ‘der Rudi’. Naar verluidt was Sonneveld het warme Bommel-pak zat. De recensent van het beruchte blad De Zwarte Soldaat mengde op 2 augustus 1943 een vleugje ‘Volkseigentümlichkeit’ door zijn verslag van het stuk. Hij hield de lezer voor: ‘Sprookjes zijn nu eenmaal een wonder volksbezit. Ze zijn evenals sagen en legenden dikwijls dichterlijke volksverhalen, die ontstaan zijn en opgroeien uit het volk en door de mondelinge volksoverlevering verder zijn voortgeplant. Zoo is ook uit het wonderlijke verhaal van Tom Poes, die een Prins (Wim Sonneveldt [sic]) heeft betooverd, een boeiend en geestig kindertooneelwerk te voorschijn gekomen dat dank zij de regie van laatstgenoemde, die menig goede vondst had weten uitbuiten, de jeugd een middag van ongekend plezier heeft bezorgd.’9
Tovervrouwtje
Van de eerste vijf Tom Poes-stukken is onduidelijk wie de auteur(s) is of zijn geweest. Die van het zesde stuk, Tom Poes en de tovertaart, dat in december 1943 zijn première beleefde, is echter niet anoniem gebleven: dat werd geschreven door Hella Haasse.
Haasse had na haar studie Scandinavische talen en letteren toelatingsexamen gedaan voor de Toneelschool in Amsterdam. In september 1943 verbond ze zich aan het Centraal Tooneel, het gezelschap van Cees Laseur. Zodoende kwam ze in contact met Wim Sonneveld, wiens Tierelantijn-gezelschap zou opgaan in de cabaretpoot van het Centraal Tooneel. Ze schreef in 1943 teksten voor Sonnevelds theatershow Alleen voor dames en zou nog enkele jaren met hem blijven samenwerken. Later zou ze nog teksten schrijven voor onder meer het zomercabaret van het Centraal Toneel en voor Sonnevelds cabaret.
Het verhaal van Tom Poes en de tovertaart is, zoals steeds bij deze toneelstukken, eenvoudig van opzet. Prins Peter is betoverd en met behulp van Tom Poes, heer Bommel en een aardig tovervrouwtje wordt die betovering verbroken. Net als in Tom Poes en de sprekende koe trad ook in dit stuk de goochelaar Nic Niberco op. Blijkbaar was zijn verschijning aangeslagen bij het publiek.
Het is nagenoeg zeker dat Hella Haasse ook de laatste twee toneelstukken rond Tom Poes en heer Bommel heeft geschreven. Het Theaterinstituut Nederland bewaart een programmaboekje waarin zij staat vermeld als de auteur van Tom Poes en de verdwenen kroon. Over de uitvoering van dit stuk bestaan verder geen gegevens. Dat geldt ook voor Tom Poes en de Japanse Toovenaar. Het lijkt erop dat dit het laatste toneelstuk is geweest in de Tom Poes-reeks. Sonneveld, in het programma genoemd als artistiek leider, speelde er zelf een heel bescheiden rol in als lakei. Kees Brusse vertolkte ditmaal de rol van Bommel. De vaste Tom Poes uit de eerste vier toneelstukken, Ans Koppen, was gaandeweg vervangen door Wies Linning en in het
laatstgenoemde stuk door Elly Weller. Het werd in 1945 geprogrammeerd en Hella Haasse zou zich later herinneren dat ze zelf één keer de rol van Tom Poes had gespeeld, op 2 september 1945 ter vervanging van Weller.10 Ook speelde Albert Mol een rolletje in het stuk, hoewel hij niet wordt genoemd in het programma (er bestaat een krantenfoto waarop hij te zien is). Wellicht betrof dat een invalbeurt.
Vreemd genoeg herinnerde Hella Haasse zich later desgevraagd niet dat ze drie stukken voor Sonneveld schreef. Alleen Tom Poes en de Japanse Toovenaar zou van haar hand zijn. Toch staat haar naam als auteur gedrukt in de programmaboekjes van Tom Poes en de tovertaart en Tom Poes en de verdwenen kroon. Het is niet aannemelijk dat Sonneveld haar naam zou hebben gebruikt om er goede sier mee te maken, want Hella Haasse was destijds nog nauwelijks bekend. Er zal eerder sprake zijn van een vergissing of vergeetachtigheid. Zo herinnert ze zich bijvoorbeeld dat bij haar invalbeurt als Tom Poes de rol van Bommel in handen was van Wim Bijmoer of Wim Sonneveld, terwijl die in het laatste stuk dus werd gespeeld door Kees Brusse.11
Vaderlijk
Van de voorstellingen is een aantal foto’s bewaard gebleven. Ook zijn er foto’s van Sonneveld als kaartjesverkoper en terwijl hij kinderen naar hun plaats in de zaal brengt. Of ze in scène zijn gezet is niet duidelijk. In een interview dikte Sonneveld het door deze foto’s ontstane beeld nog wel wat aan. Nadat hij had verteld hoe druk hij het had bij zijn kindervoorstellingen, meldde hij en passant: ‘Soms voel je
je net een pa van een heel groot gezin. Gisteren moest ik nog bij een voorstelling een moeder assisteeren bij het snuiten der neusjes van haar telgen.’12
Zoals uit de recensies blijkt, werden de stukken over het algemeen goed ontvangen. In die tijd van grote onzekerheid kon het publiek wel wat afleiding gebruiken, zeker de kinderen. Van de censuur hadden de makers weinig last, want het Tierelantijn Tooneel was aangesloten bij de Kultuurkamer.
Na de Tweede Wereldoorlog zouden er nog vele theaterproducties volgen met Tom Poes en heer Bommel in de hoofdrollen. Geheel in de geest van de tijd is er tegenwoordig ook een musical. De Trullenhoedster van theatergroep Opus One, gebaseerd op Marten Toonders gelijknamige verhaal over Bommel en Tom Poes, is nog tot juli 2006 te zien. Hij wordt voor de tweede keer in acht jaar tijd op de planken gebracht. In 1998 werd de voorstelling geprogrammeerd ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van de theatergroep. Nu is het een eerbetoon aan de in juli 2005 overleden ‘grand old man’ van de Nederlandse (literaire) strip en geestelijk vader van de avontuurlijke beer en kat. Aan de totstandkoming van deze musical werkte Toonder in 1998 zelf overigens actief mee. Dat laat onverlet dat de bewerking van het oorspronkelijke verhaal in handen was van Coot van Doesburgh. Wie wil weten of de makers erin zijn geslaagd een literaire strip overtuigend om te werken tot een musical, kan zich daar tot juli in theaters overal in het land van gaan vergewissen.
Henk van Gelder geeft blijk van zijn grote kennis van de bronnen van de theaterhistorie als hij in 1998 De Trullenhoedster van Opus One recenseert. Hij meldt
dat Tom Poes’ theatercarrière begon in 1941. ‘Puur kindervertier waren ze toen nog, en dat bleven ze tot in de jaren vijftig bij diverse andere gezelschapjes,’ aldus Van Gelder.13 Gezien het succes van De Trullenhoedster bij kinderen én volwassenen zal het met die theatercarrière van de bekendste kat en beer uit onze literatuur nog wel niet gedaan zijn.
Alle illustraties zijn afkomstig uit de plakboeken van Sonneveld in het Archief Wim Sonneveld, bewaard op het Theaterinstituut Nederland (tin) te Amsterdam.
- 1
- Het geluid van bloemen. Autobiografie deel ii, 1939-1945. Amsterdam 1993.
- 2
- Bzzlletin 17 (1988) 153, p. 12.
- 3
- Henk R. Mondria, Bommelbibliografie 1978 (Den Haag 1978).
- 4
- J.F.L.M. Cornelissen, De Toonder toneelstukken. Voorstellingen 1941-1999 (Zutphen 2004). In dit boek wordt nauwelijks bronnenmateriaal vermeld en volstaat de auteur met aanduidingen als ‘in een krant staat’, zonder krant of datum te noemen. Maar het moet gezegd: Sonneveld zelf vond het blijkbaar niet belangrijk. Zijn plakboeken bevatten talloze anonieme krantenstukjes.
- 5
- Archief Wim Sonneveld, tin, Amsterdam.
- 6
- Datum onbekend.
- 7
- Datum en krant onbekend.
- 8
- Het artikel is ondertekend met L.J.C., krant en datum zijn onbekend.
- 9
- De Zwarte Soldaat was het ‘strijdblad van de w.a. der n.s.b.’.
- 10
- Zie noot 4.
- 11
- Zie noot 4. In twee interviews uit 1984 en 1998 werd ze vergeefs gevraagd naar haar betrokkenheid.
- 12
- Unicum, 11 september 1943.
- 13
- nrc Handelsblad, 9 februari 1998.