Laagwater
Pieter Jan Smit
L’Ami Hollandais
Jef Last en André Gide leren elkaar kennen op 23 oktober 1934 in Parijs, tijdens een bijeenkomst over Sovjetliteratuur in de Salle de la Mutualité. In het tijdschrift Regards staat een fotootje met sprekers van die avond: Ehrenburg, Last, Malraux en Gide.
In april 1935 gaan Last en Gide met z’n tweeën op vakantie naar Marokko. Ze nemen in juni deel aan het schrijverscongres ‘Voor de verdediging van de cultuur’ in Parijs, dat hun tegenspeler, de Sovjetjournalist Mikhaïl Koltsov, financiert en organiseert. Op zijn uitnodiging maken ze gedurende de zomer van het volgende jaar een beroemd geworden reis door de Sovjet-Unie – met als medereizigers de schrijvers Eugène Dabit (Hôtel du Nord), Louis Guilloux (Le sang noire), Pierre Herbart en uitgever Jacques Schiffrin (La Pléiade, Pantheon Books). Onmiddellijk na zijn thuiskomst, in september 1936, gaat Last om – zoals Gide het noemt – zijn ‘brevet de pureté’ te halen als oorlogsvrijwilliger naar Spanje. Hij onderscheidt zich als soldaat in een communistische eenheid bij de verdediging van Madrid en klimt op tot kapitein; geen mietje dus.
Onder invloed van Gide en het verslag dat deze publiceert van hun reis door de Sovjet-Unie, Retour de l’urss, valt Last van zijn communistische geloof. Hij ontkomt ‘aan kogels van voren en van achteren’, en verlaat Spanje in oktober 1937.
Over de relatie en belevenissen van deze twee bijzondere personages heb ik de afgelopen jaren een film gemaakt. Foto’s en archiefmateriaal waar de personages op staan, worden begeleid door dialogen die ik uit dagboeken en brieven heb geconstrueerd; de (off-screen) stemmen zijn van Cas Enklaar, Hans Goedkoop en Gerardjan Rijnders. Plaatsen die Last en Gide bezochten in de voormalige Sovjet-Unie en ook elders zijn in beeld gebracht. En Femke Last vertelt over haar jeugd en haar vader.
***
Als Gide wordt verleid naar de Sovjet-Unie te komen, is het Front Populaire op zijn hoogtepunt: de samenwerking tussen Franse socialisten en communisten die leidt tot een regering onder een vriend en oudklasgenoot van Gide, Léon Blum. Met een beetje fantasie is het hele Front Populaire te beschouwen als een opzetje, een constructie van Stalin.
Op een wat andere schaal is ook in
Amsterdam de hand van Stalin te zien. Femke Last vertelt in de film over het kindertheater van haar moeder Ida Last-ter Haar, De Vrolijke Brigade, waar ook de broertjes Van het Reve speelden. Volgens Gerrit Oorthuys maakte vooral Karel van het Reve als agent grote indruk op hem.
In de Tuinstraat voerden ze allerlei stukken op over de werkloosheid en tegen de oorlog, maar ook De weg naar het Leven – over kinderopvang in de Sovjet-Unie – en Tcheliuskin, over het schip dat in februari 1934 in het poolijs van de Tsjoektskjenzee was komen vast te zitten en waarvan de bemanning, vlak voordat het gekraakte schip onder het ijs verdween, door heldhaftige Sovjetpiloten was gered. Het was een propaganda-aangelegenheid van de eerste orde. In de hele Sovjet-Unie werd deze gebeurtenis door kinderen nagespeeld, en dus ook tot in de Amsterdamse Jordaan toe.
***
Het gaat wel eens mis als schrijvers zich met politiek bemoeien. De toneelschrijver George Bernard Shaw, Nobelprijsdrager, ging Gide voor. Hij hielp Stalin de hongersnood van 1932 te verdoezelen. Zo ook Henri Barbusse (Le feu). De grote pacifist, een soort Mient Jan Faber van die jaren, hielp Stalin de vredesbeweging te controleren en schreef diens geautoriseerde biografie. Barbusse bleek iets te fanatiek om te dienen als het
menselijk gezicht tegenover de buitenwereld en werd afgedankt. Midden in de zomer van 1935 stierf hij in de Sovjet-Unie aan een longontsteking.
Met de uitnodiging aan Gide wil Stalin de wereld tonen dat iedereen in het vaderland van de arbeiders welkom is, en stilzwijgend ook leden van een vervolgde minderheid. Hoewel Gide verklaard pederast is (Corydon), wordt het onderwerp in het openbaar volstrekt doodgezwegen. Homoseksualiteit was net weer terug in het Sovjetstrafrecht (1934) en dat was voor Last en Gide natuurlijk een van de belangrijke gespreksonderwerpen. Maksim Gorki had naar aanleiding van de Nacht van de Lange Messen, waarin Hitler met Ernst Röhm en de sa afrekende, al opgemerkt: ‘Roei de homo’s uit en het probleem van het fascisme is ook opgelost.’ Ideologisch schraagt hij dat door homoseksualiteit te verklaren als uitwas van het verdorven Westen, tegengesteld aan de pure Sovjetmens. Pikant is dat Gide op het Rode Plein de grafrede voor Gorki uitspreekt en daarbij de verbondenheid van de schrijver met het Sovjetregime prijst! Last vertelt (in Mijn vriend André Gide) dat ze in Moskou de filmregisseur Eisenstein ontmoeten en dat die vanwege zijn homoseksualiteit niet in Moskou mag overnachten. In de communistische mythologie is Rinus van der Lubbe een door de nazi’s gechanteerde homo.
Als Gides reisverslag geen loflied blijkt, gebruiken de communisten zijn homoseksualiteit dan ook als argument tegen hem. In Nederland doet Nico Rost (Het geval Jef Last) het in opdracht van de Partij ten aanzien van zijn oude vriend Last nog eens dunnetjes over.
***
Ondanks de zeer behulpzame ‘Amis d’André Gide’ (www.gidiana.net) en Gides welwillende dochter Catherine heb ik in Frankrijk meerdere blauwtjes gelopen. Ik kreeg een
goed contact met de oude dame en ze stelde voor om mij ten behoeve van de film een paar familiefotootjes van haar vader toe te sturen. Toen de bekende uitgeverij waar diens boeken verschijnen daar lucht van kreeg, stak die daar onmiddellijk een stokje voor. Op basis van een onwaarschijnlijke tarieflijst kwam per foto een prijs op de proppen die in geen enkele verhouding stond tot het budget van de film. Toen ik in de onderhandelingen voorzichtig probeerde aan te geven dat de aanstaande publicatie van twee (!) vertalingen van Gides werk zou samenvallen met het uitkomen van de film en beide daar publicitair voordeel van zouden kunnen genieten, kreeg ik ten antwoord dat het werk van Gide mijn film niet nodig heeft en zo ook wel gelezen wordt.
Ik heb toen van gebruik van deze kiekjes maar afgezien. Ik hoop niet dat Catherine Gide nu allerlei foto’s die ik bij mijn research vond en haar gestuurd heb, ook bij deze uitgeverij terecht laat komen. De oude dame verontschuldigde zich later. Ik heb met haar te doen; ze is de zeggenschap over haar eigen familiefoto’s kwijt, ze kan er niet eens zelf over beschikken.
De uitgeverij heeft mij ook omtrent het gebruik van citaten uit het werk van Gide en de dagboeken van Maria van Rysselberghe, zijn huisgenote, behoorlijk in de tang genomen door mij buitengewoon lang in onzekerheid te laten en gewoon niet te reageren. Tot het laatste moment wilde men geen uitsluitsel geven over de financiële verlangens. Uiteindelijk heb ik zoveel mogelijk geschrapt en is van de negen citaten die overbleven elk woord betaald. Het was een nachtmerrie; deze mensen zijn alleen in geld geïnteresseerd.
De film is gefinancierd met geld uit België en Nederland. Cruciaal in de totstandkoming is de steun geweest van de Franstalige Belgische televisie, de rtbf. In Frankrijk is het niet gelukt iemand mee te krijgen. Waarom? Moet ik als Nederlander van hun schrijvers afblijven, ben ik als niet-Fransman sowieso geen gesprekspartner, ligt de nadruk niet genoeg op het Franse aspect?
***
Nu ik dit schrijf is mijn film bijna klaar. Waarom ben ik er ooit aan begonnen? Voor een vorige film was ik bezig met een stad in de Oeral, Magnitogorsk, en de film Lied van de Helden, die Joris Ivens daar begin jaren dertig maakte. Ik kwam de naam Jef Last tegen, die daar in 1932 als proletarisch schrijver met Louis Aragon (Hourra l’Oural, La mise à mort) en Elsa Triolet rondreisde en daarover het propagandistische Het stalen fundament (1933) schreef. Nog zo’n stalinist, dacht ik, maar in tegenstelling tot Ivens, die zijn hele leven uit de ruif van Stalin en diens opvolgers heeft gegeten, bleek Last al in 1938 van zijn geloof gevallen. Ik werd geraakt door zijn Brieven uit Spanje:
Lange tijd heb ik de waarheid gesproken, maar niet de vólle waarheid, uit angst dat haar onaangename zijde door onze vijanden misbruikt zou kunnen worden.
Dit is een echo van wat zijn vriend Gide kort daarvoor had gezegd en gedaan, door zijn kritisch verslag van hun gezamenlijke reis door de Sovjet-Unie te publiceren, ondanks grote druk dat niet te doen. Het boek sloeg in als een bom en was een ongekend succes.
Voor vele tijdgenoten kwam deze kritiek uit onverdachte hoek. Het boek vormde een waterscheiding in het denken over de Sovjet-Unie. Maar Retour de l’urss werd in kringen van Europees ‘links’ ook als verraad of in ieder geval inopportuun gezien, omdat de Sovjet-Unie, naast Mexico, het enige land was dat de Spaanse republiek in de strijd tegen de fascisten van Franco steunde. Stalin had het antifascisme al aardig voor zijn karretje gespannen. ‘Wie niet met ons is, is tegen ons!’ Last, strijdend in een communistisch regiment in de loopgraven van Madrid, begreep toen dat hij niet vocht voor een vrij Spanje, maar ter meerdere eer en glorie van de chef in Moskou.
Hoe vorm je een zelfstandige mening, en bestaat zoiets eigenlijk wel, een zelfstandige mening?
Pieter jan Smits film L’Ami Hollandais. Jef Last & André Gide, een productie van Digna Sinke (Studio Nieuwe Gronden), is op 28 november 2005 tijdens het International Documentary Festival Amsterdam in première gegaan. In 2006 zal de film in de Nederlandse filmhuizen gaan rouleren.