Sander Bink
Couperus’ nasi goreng in Sevilla
Van eind maart tot begin juni 1913 maakten Louis en Elisabeth Couperus een reis door Spanje.1 Deze reis werd, zoals Couperus aan zijn uitgever schreef, gemaakt op uitnodiging en kosten van zijn Italiaanse vriend Orlando, die zich in Spanje bij het echtpaar voegde. Spanje kon Couperus echter niet erg bekoren: de reis liep uit op een mislukking.
Dat was onder meer te wijten aan het vermoeiend hoge reistempo. In ruim twee maanden legde het drietal vele honderden kilometers af en bezocht meer dan tien steden. Een daarvan was Sevilla, waar zij vermoedelijk van 23 tot 30 april verbleven. Het echtpaar hield er een rustpauze; uit nood, zo lijkt het, want te beleven viel er volgens Couperus niet veel. Hij vond Sevilla ‘een der saaiste steden’ die hij ooit had bezocht: ‘Geen straatleven […] Net als in Indië en het is de zelfde verveling, die in Indische straten den ongelùkkigen man treft, die wel eens loopen wil en flâneeren. […] Zitten in een gezellig café? Er is er niet éen!’ Couperus bracht in Sevilla daarom de meeste tijd door in zijn hotelkamer, lezend, theedrinkend en koekjes etend. Over de maaltijden aldaar deed hij in een van zijn feuilletons een ‘licht verbijsterende’ (Bastet) uitspraak: ‘Indische menschen kunnen, als wij doen, iederen dag nassi-goreng eten. Die is heél goed hier en Orlando (èrg moeilijk) houdt er zelfs van…’2
Het raadsel van die dagelijkse nasi goreng in Sevilla is opgelost, nu er onlangs een briefkaart is opgedoken van Couperus uit Sevilla.3 Het briefhoofd verraadt namelijk de verblijfplaats van de Couperussen en hun vriend: Gran Hôtel de Oriente aan deplaza de San Fernando 8. In dit – tegenwoordig niet meer bestaande – hotel was het dagelijks nuttigen van nasi goreng natuurlijk heel gewoon.
De briefkaart is gedateerd 28 april 1913 en gericht aan ‘Mevrouw K.E. Krijgsman, 110 Laan van N.O. Indië, Den Haag’. Zij was een zuster van de schrijver en journalist Maurits Wagenvoort (1859-1944).
Zeer Geachte Mevrouw,
Ontvang mijn zeer hartelijken dank voor de toezending van Maurits’ boek; het was waarlijk wel wat veel gevergd, dat U het heelemaal naar Spanje zoû verzenden en ik vreesde al, dat het verloren was gegaan…
Maar nu, gelukkig, is het te recht en over enkele dagen hoop ik het U met mijn dank weêr terug te zenden. Ik lees het metveel interest. Maurits heb ik dezen winter veel in Florence gezien en zijn vriendschap zeer gewaardeerd.
Geloof mij met de meeste hoogachting
Uw dw.
Louis Couperus
De zuster tot wie Couperus zich hier richt, was Marie (Agneta Wilhemina Maria) Krijgsman (1868-1952). Couperus kende haar vermoedelijk niet persoonlijk, want de initialen uit de adressering behoren niet haar maar haar zoon Edu (Karel Eduard), toen eenentwintig, toe.
Dat Wagenvoort en Couperus goed bevriend waren, is wel zeker. Desondanks zijn de plaatsen waar Couperus zich nadrukkelijk en in positieve zin over deze vriendschap uitlaat, schaars.4
Welk boek kreeg Couperus op zijn verzoek toegestuurd? Dat is gissen. Op het moment van de briefkaart woonde Maurits Wagenvoort in Siena (Italië). Mogelijk heeft Couperus zich eerst tot hem gewend met het verzoek om toezending van een van zijn boeken. Wellicht heeft Wagenvoort toen geopperd het verzoek te richten tot zijn zuster in Nederland, die gemakkelijker (of misschien wel: als enige) de beschikking over een exemplaar had.
Een plausibele gok luidt dat het gaat om Wagenvoorts reisverslag Van Madrid naar Teheran (1907). Het is het boek dat Couperus zelf noemt in een van zijn feuilletons uit Spanje, waarin hij zijn vriend Wagenvoort – die de Couperussen min of meer overhaalde naar Spanje te gaan – op het matje roept:
‘Waarom komt – ik zie, dat het zóo persoonlijk niet is – iedereen in Italië terug en waarom komt men in Spanje, na zijn reis van toerist, niet terug? Ik zoû dat wel willen vragen aan mijn vriend Maurits Wagenvoort, die zoo gloeiend over Spanje geschreven heeft in zijn boek: Van Madrid naar Teheran; ik zoû hem willen vragen: beste Maurits, als je zóo verrukt was over Spanje en Sevilla, waar je verdiept was in je “Droomers”… waarom ben je dan, na een van je mooiste boeken te hebben geschreven, nooit meer eens in Spanje terug gekeerd en ontmoet ik je wèl telkens in ons dierbaar Italië? Waarom niet, zeg mij o Maurits? Of liever, als wij weêr eens elkaâr ontmoeten in de Calzaïoli of op het Corso, leg het mij, o Maurits, uit en verdedig dan te gelijker tijd, o vriendje heerlijk Spaansch enthoeziasme!’5
Of Wagenvoort op deze uitdaging is ingegaan, is niet bekend.
- 1
- Over deze reis Frédéric Bastet, Louis Couperus. Een biografie (1987), p. 430-442, en R. Hielkema, Couperus en Spanje (ongepubliceerde doctoraalscriptie Vrije Universiteit Amsterdam, 1988].
- 2
- Citaten uit het feuilleton ‘Sevilla’, Volledige Werken Louis Couperus 35 (1990), p. 530, id. en 532 (oorspronkelijk verschenen in Het Vaderland van 31 mei 1913).
- 3
- Brieven of kaarten van Couperus uit Spanje zijn zeer zeldzaam. Deze kaart is afkomstig uit het archief van de Stichting Familie Wagenvoort. Met dank aan Herman Wagenvoort.
- 4
- Zie J. Robert, ‘Een beetje originele vriend. Brieven van Louis Couperus aan Maurits Wagenvoort’, in: Jaarboek Letterkundig Museum 6 (1997), p. 129-160.
- 5
- Uit het feuilleton ‘Sol y sombra’, Volledige Werken Louis Couperus 35, p. 535 (oorspronkelijk verschenen in Het Vaderland van 7 juni 1913).