Marco Daane+
Alle boerderijen zijn gelijk, maar…
Op zoek naar Orwells Animal Farm
De werkelijkheid achter de fictie wordt steeds populairder. Toegenomen research-mogelijkheden en literair toerisme brengen onderzoekers ertoe beroemde klassiekers in een werkelijke omgeving of historie te plaatsen. Vooral in Groot-Brittannië is dat een gezochte bezigheid. Recent haalde de avonturier en reisboekenschrijver Tim Severin de voorpagina’s met zijn stelling dat Daniel Defoe een ander dan Alexander Selkirk voor ogen had toen hij Robinson Crusoe schiep. Severin trok de sporen van deze Henry Pitman en andere schipbreukelingen na, waarmee hij zijn vondst in een historische context plaatste.
Een andere intrigerende puzzel is die van George Orwells Animal Farm. De werkelijkheid achter die satire is natuurlijk die van Stalin, de dictatoriale Sovjet-Unie en de internationale politieke situatie. Enkele Orwell-onderzoekers zijn echter nog een stap verder gegaan: ook de metafoor die Orwell gebruikte, de boerderij, zou hij aan de realiteit hebben ontleend.
Een smal pad
De setting van Animal Farm (1945) mag bekend worden verondersteld: de Manor Farm van de tirannieke boer Jones uit het dorp Willingdon. Zijn dieren rebelleren onder aanvoering van de varkens Snowball en Napoleon, nemen de boerderij over en dopen hem om in Animal Farm. De varkens manifesteren zich als leiders die uiteindelijk zelf brute, corrupte en rivaliserende despoten worden.
Met topografische details en andere uiterlijke kenmerken was Orwell uiterst zuinig. De gemiddelde lezer zal er ook nauwelijks acht op slaan, omdat ze verder geen rol lijken te spelen in het verhaal. Toch zijn die weinige gegevens voldoende aanknopingspunt gebleken voor zoektochten naar een werkelijke Animal Farm.
Dat er een reële inspiratiebron was, staat vast. Uit Orwells oorspronkelijk nietopgenomen voorwoord ‘The freedom of the press’ blijkt dat hij al in 1937 met het idee voor het boek speelde. In zijn voorwoord bij de Oekraïense vertaling uit maart 1947 lichtte hij het tipje van de sluier nog iets verder op. Na zijn terugkeer uit de Spaanse Burgeroorlog, die zijn ogen had geopend voor de ware aard van het com-
munisme, wilde hij een verhaal schrijven dat die aard voor iedereen helder en begrijpelijk zou neerzetten. ‘Echter, de daadwerkelijke details van het verhaal vielen me pas later in toen ik op een dag (ik woonde toen in een klein dorp) een kleine jongen, misschien tien jaar oud, een groot trekpaard langs een smal pad zag drijven. Elke keer als het paard trachtte om te draaien, sloeg hij het met een zweep. De gedachte kwam bij me op dat als zulke dieren zich bewust zouden zijn van hun kracht, wij geen macht over hen zouden hebben, en dat mensen dieren globaal op dezelfde wijze uitbuiten als de rijken het proletariaat.’1 In de daaropvolgende zes jaren werkte Orwell dat idee verder uit aan de hand van de theorieën van Marx; en pas in november 1943 begon hij te schrijven, waarna hij relatief snel klaar was. Dat is alles wat is overgeleverd over de werkelijkheid achter zijn metafoor.
Het kleine dorp waar Orwell destijds woonde, is Wallington, ten zuidwesten van Cambridge in het graafschap Hertfordshire. Hij ging er wonen toen hij in het voorjaar van 1936 terugkeerde uit Noord-Engeland, waar hij enkele maanden onderzoek had verricht voor zijn documentaire boek The road to Wigan Pier. Zonder vaste betrekking of verblijfplaats en op zoek naar een landelijke retraite, accepteerde Orwell nagenoeg blindelings het aanbod van een kleine cottage die vroeger een dorpswinkel annex postkantoor had geherbergd.
In Wallington vond Orwell najaren van zwerven en verhuizen rust en was hij betrekkelijk gelukkig. Hij trouwde er in juni met Eileen O’Shaughnessy. Ze heropenden de dorpswinkel, die net genoeg voor de huur opleverde. In de kamer achter de winkel verrichtte hij zijn schrijfarbeid en later hield hij hier geiten en pluimvee. En, hoewel daar nooit veel aandacht voor was, algemeen wordt aangenomen dat hier ook de bronnen van de Animal Farm-setting lagen. Orwells tweede biograaf, Michael Shelden, was de eerste die het (bijna achteloos) opmerkte: op zo’n honderd meter van Orwells vroegere huis stond een boerderij met een grote houten schuur – Manor Farm geheten. Deze was, net als het winkeltje, eigendom geweest van het bedrijf Agrar Ltd., dat er vergeefs een modelboerderij van had willen maken.2 In de schuur achter Manor Farm hield men vroeger bovendien varkens. En Wallington-Willingdon: ook de naam van het dorp in het boek kreeg hierdoor plots reliëf.
Roodgepande daken
In 1999 werd dat beeld echter ruw verstoord door ene Sylvia Westley uit het graafschap East Sussex. Zij wist de eerbiedwaardige Times ervan te
overtuigen dat de boerderij waar zij werkte Orwells Animal Farm was. De oplettende Westley kon daarvoor een gemakkelijk punt scoren. Wallington omgewerkt naar Willingdon? Welnee! Haar boerderij, Chalk Farm, lag in een écht dorp met de naam… Willingdon! Er is slechts één dorp met die naam in heel Groot-Brittannië, voerde zij aan, en meer dan dat: ze had een connectie met Orwell gevonden.
Willingdon ligt net buiten Eastbourne, aan de Engelse zuidkust. In die stad, nagenoeg langs een rechte lijn zuidwaarts vanaf Chalk Farm, stond vroeger de kostschool St. Cyprian’s. Van 1911 tot 1916 genoot Eric Arthur Blair, de latere George Orwell, daar zijn schoolopleiding. St. Cyprian’s leverde nog diverse andere later bekende Britten af, zoals de auteurs Cyril Connolly en Gavin Maxwell en de prgoeroe David Ogilvy. Orwell voegde daar in 1952 postuum een geheel andere reputatie aan toe met een van zijn beroemdste geschriften. In een cynisch ‘“Such, such were the joys”’ getiteld essay haalde hij herinneringen op, waaruit St. Cyprian’s naar voren komt als een dictatoriale gevangenis, niet zuinig met lijfstraffen en psychologische onderdrukking. Kortstondige ontsnapping daaruit boden alleen de natuurwandelingen door de Sussex Downs, de fraaie heuvelrug ten westen van Eastbourne.
Ook Blairs brieven uit die tijd maakten daar gewag van. In een ervan vond Sylvia Westley een vermelding van een groepswandeling vanuit het naburige Jevington, waarbij de leerlingen van St. Cyprian’s op een boerderij belandden. ‘Ik heb nog nooit water gedronken uit een emmer die zo uit een bron is opgehaald,’ schreef Eric Blair aan zijn ouders. ‘We hebben dat gedaan op een boerderij waar zes van ons samen met een leraar melk gingen kopen.’3 Op kaarten uit die tijd vond Westley bovendien een pad dat van Willingdon rechtstreeks naar St. Cyprian’s voerde.
Dat was nog tot daaraan toe geweest, als details op haar terrein niet ook opmerkelijk overeenkwamen met die uit Animal Farm. Het gaat dan vooral om het panorama over de boerderij en het landschap dat Orwell beschrijft: ‘In het langgerekte weiland, niet ver van de boerderij, stond een kleine heuvel die het hoogste punt van het terrein was. […] een heuvel die uitzicht bood over het grootste deel van de boerderij. De dieren holden naar de top en blikten in het heldere ochtendlicht om zich heen. […] Ze konden bijna heel Animal Farm zien – het langgerekte weiland
dat tot beneden bij de hoofdweg reikte, het hooiland, de bosschages, de poel, de omgeploegde velden vol dikke jonge tarwe en de rode daken van de boerderijgebouwen waar rook uit de schoorstenen omhoog kringelde.’4
Zo’n heuvel met uitzicht, zo’n langgerekte afdalende weide, zulke velden, struikgewas, rode daken, een boomgaard en poel: wij hebben het hier allemaal, betoogde Sylvia Westley in The Times van 18 mei 1999. Ze liet zich fotograferen vanaf de heuvel, met het glorieuze panorama op de achtergrond, en wees op andere overeenkomsten. De Red Lion bijvoorbeeld, de kroeg in Willingdon waar boer Jones zichzelf beklaagt en stomdronken wordt, had Orwell hier kunnen vinden – hij stond langs de weg naar Chalk Farm, net om de hoek. En vooral was er de kalksteengroeve uit het boek. In Animal Farm bouwen de dieren, onder aanvoering van de varkens, op de heuvel een windmolen die hun boerderij van elektriciteit moet voorzien. Voor de aanleg halen ze enorme stenen uit een kalksteengroeve op hun terrein. Die slepen ze naar boven, om ze van de rand in stukken uiteen te laten pletteren. De karrenpaarden Boxer en Clover brengen de bouwklare steenbrokken vervolgens naar de heuvel. Vergeefse inspanningen overigens, want de molen wordt later door een storm weggeblazen. En, men raadt het al: Sylvia Westley wist trots te melden dat zich op het terrein van Chalk Farm – what’s in a name – een aanzienlijke doch in onbruik geraakte kalksteengroeve bevond.
Hoe kwam Sylvia Westley ertoe om dat allemaal te gaan nazoeken? vraag je je onwillekeurig af. En daar wringt de schoen enigszins. Westley is de moeder van Jill Parker, projectleidster op Chalk Farm bij het Downland Farm Project voor jongeren
met leermoeilijkheden. Men baat er verder een hotel-restaurant en een tuincentrum uit. So far so good. In 1996 evenwel doemde daar een groot probleem op. Het betrof het dak van Chalk Farm – het roodgepande dak dus, mogelijk, van Orwells Manor Farm. Doodskloppertjeskevers heetten de insecten die er bezit van bleken te hebben genomen. Een reddingsoperatie kostte maar liefst £ 150.000. Jill Parker wendde zich tot English Heritage, de Engelse ‘Monumentenzorg’. Die liet weten dat Chalk Farm wel een geregistreerd object was, maar dat dat voor zoveel oude boerderijen gold. Er was meer status vereist om een reddingsoperatie te rechtvaardigen; bij voorkeur een historische achtergrond…
Sylvia Westley’s Animal Farm-connectie was dus niet zonder eigenbelang. De pr-actie bij English Heritage mislukte evenwel. Inzamelingsacties en lokale steun moesten Chalk Farm uiteindelijk van de ondergang redden. En, eerlijk is eerlijk, pas daarna zette Westley haar Animal Farm-actie door, haalde The Times erbij en publiceerde een interessante brochure. Uit bewondering voor Orwell, aan wiens werk ze inmiddels verslingerd was geraakt. Sylvia Westley gaf daags na het Times-artikel tegenover een regionale website ook openlijk haar aanvankelijke beweegredenen toe – én dat ze geen waterdicht bewijs kon leveren.5
Bury Farm
Dat laatste móest ze ook wel toegeven. In hetzelfde artikel haalde The Times namelijk een heuse concurrent voor Westley aan. Een geschiedenisstudent van de universiteit van West-Engeland bleek, naar eigen zeggen, jarenlang naar de ‘echte’ Animal Farm te hebben gespeurd. In The Times mocht deze Brian Edwards beknopt zijn bevindingen ontvouwen. De concurrerende Daily Telegraph dook er onmiddellijk op en riep vier dagen na The Times al juichend uit: ‘Actually this is the real Animal Farm.’ Het was zelfs voorpaginanieuws.
Edwards’ theorie is gegrondvest op historische gegevens, de meeste uit de twintigste eeuw, enkele iets ouder. Ze stammen uit, het zal niet verbazen, de plaats waar het verhaal ontstond: Wallington. Orwell zou ze ter plekke opgevist of gehoord moeten hebben.
Edwards’ oog was evenwel niet op Manor Farm gevallen. Volgens hem stemde de topografie ervan niet overeen met die uit het boek. De naburige Bury Farm moest de juiste plek zijn. Die had een karrenspoor, een poort met vijf dwarsbalken, een vijver, een boomgaard en een klein heuveltje. Edwards achterhaalde ook dat er in de jaren dertig veel voetpaden door het achterland van Bury Farm liepen, die de fervente wandelaar Orwell de mogelijkheid hadden geboden het terrein te verkennen. En een van de aangrenzende boerderijen heette destijds Quickswood, wat sterk leek op de Foxwood uit het boek.
Volgens Edwards in de Telegraph had Bury Farm ook een steengroeve. The Times noteerde overigens fijntjes dat dat geen kalksteengroeve was. En de krant merkte op dat Bury Farm ook een ander essentieel bestanddeel ontbeerde: men hield er geen varkens, en op Manor Farm wel. Dat valt echter te verklaren. Volgens John Wallace,
de huidige eigenaar van Manor Farm, behoorden beide farms destijds tot de Deense onderneming Agrar Ltd.
Agrar was het bedrijf dat van Manor Farm een modelboerderij had willen maken. Na de mislukking van het project had Agrar zich teruggetrokken, waarbij de ontgoochelde uitbater van de boerderij met lege handen was achtergebleven. In The Plough, een pub naast Orwells huis, had hij naar verluidt andere boeren over zijn ongeluk verteld. Deze man nu zou volgens Edwards model hebben gestaan voor Jones, de boer in Animal Farm. Orwell was immers op de hoogte van het mislukte project. En hij beschreef Jones ‘zittend in de gelagkamer van de Red Lion in Willingdon, klagend tegen iedereen die wilde luisteren over het enorme onrecht dat hem was aangedaan door die bende nietswaardige dieren die hem van zijn landgoed had gegooid’.6 Edwards wist ook te achterhalen dat de Agrar-exploitant had getracht een windgenerator te bouwen, wat door slechte weersomstandigheden was gedwarsboomd. Ten slotte zou hij zijn gestorven in een opvangtehuis voor drankzuchtigen – net als Jones.
Edwards ontdekte voorts dat Bury Farm ooit ook Manor Farm heette, maar van naam was veranderd. Hij wees erop dat Animal Farm aan het slot van Orwells boek zijn oude naam terugkrijgt. De naam Animal Farm wordt door Napoleon afgezworen en ‘de boerderij zou voortaan bekend staan als “De Manor Farm”, wat, meende hij, zijn correcte en oorspronkelijke naam was’.7
Edwards schiet echter wat door als hij van Animal Farm zelfs een soort sleutelroman maakt, waarin bepaalde plaatselijke figuren te herkennen zouden zijn. De toenmalige eigenaar van Bury Farm, Rodney Wilson, zou gelijkenis vertonen met de in Animal Farm rondfietsende notaris Whymper. Wilsons zoon reageerde daar wat schouderophalend op en merkte op dat zijn vader helemaal niet had gefietst. Voor een andere nevenfiguur wees Edwards dan weer op een persoon die Orwell op vakantie in Worcestershire zou hebben ontmoet. Die ongerijmdheden en te vage persoonsovereenkomsten doen Edwards’ theorie geen goed.
Themapark
Volgens de Telegraph gaf Sylvia Westley zich niettemin gewonnen: Edwards’ argumenten zouden overtuigender zijn dan de hare. Ook in de hoogste Orwell-kringen keken ze echter op van zijn verhaal. Professor Peter Davison, de bezorger van de spectaculaire twintigdelige Complete works, toonde zich overtuigd. De theorie ondersteunt volgens hem zelfs een niet onbelangrijke literaire premisse: namelijk dat Orwell niet over de fundamentele fantasie en scheppingskracht beschikte om romansituaties en -plots te creëren. Het deed er bij Orwell altijd veel meer toe wat hij in zijn romans daarmee deed en welke ideeën hij ermee uitdrukte.
Dan zou het niet onlogisch zijn dat hij ook voor de stoffering van Animal Farm bestaande situaties gebruikte. En daar heeft Davison een punt – want welke roman van Orwell heeft eigenlijk geen historische achtergrond? In Burmese days verwerkte hij zijn jaren als politiefunctionaris in Birma; Keep the aspidistra flying verwijst naar
zijn tijd als boekhandelaar in Londen; Coming up for air is gesitueerd in de Theemsvallei uit zijn jeugd. En zelfs in 1984 liggen de sporen van de werkelijkheid voor het oprapen: de folterkamer Room 101 (een kamer met dat nummer in het bbc-gebouw was de vergaderlocatie van de Eastern Services, waarvoor Orwell werkte), Winston Smith’ collega Tillotson (Orwell kende iemand van die naam bij de bbc), de Newspeak-naam Minitrue voor het Ministry of Truth (gedurende de Tweede Wereldoorlog de telexcode van het Britse Ministerie van Informatie) en vooral het decor. De bbc stond model voor het Ministry of Truth, en de beelden van het desolate, stukgebombardeerde Londen van wo ii spatten bijna van de pagina’s van 1984. Ze stonden nog op Orwells netvlies toen hij ver weg op het Schotse eiland Jura aan dat boek werkte.
Niet iedereen was echter overtuigd. Biograaf Bernard Crick was het niet met Davison eens. Hij meende juist dat Orwell ‘fictie schreef en een auteur met verbeeldingskracht was’. Crick toonde zich tegenover The Times kregel over de ‘onthullingen’ en noemde ze ‘Er was ooit een…-onzin’.
Crick vreesde wellicht dat iemand het nog gekker zou maken en op het idee zou komen van een Brontë- of James Herriot-achtig museum of zelfs een Animal Farm-themapark. De pers zinspeelt daar immers graag op bij dit soort vondsten. Volgens The Times van 18 mei 1999 kwamen er al busladingen Japanse toeristen naar Orwells cottage in Wallington kijken. The Guardian van 24 mei suggereerde bezorgde inwoners van het plaatsje zelfs de claims van Willingdon maar te gaan verdedigen.
Wallington
Die storm is echter overgewaaid. In Wallington lijkt de tijd letterlijk te hebben stilgestaan. Je komt er vanuit Baldock langs een landweg die zich door een vrij saai en eenvormig landschap van golvende bruine akkerlanden slingert. Het door bomen omgeven gehucht is niet meer dan een paar bijeengegroepte huizen. De landweg heet er Kits Lane; aan een driesprong ligt Orwells fraai gerestaureerde cottage met plaquette. Dat het huis ernaast ooit de pub The Plough was, valt nergens meer aan te zien. Rechts van de driesprong liggen de Manor Farm, de kerk en Bury Farm, waarna je Wallington weer verlaat. Het is er doodstil. Geen Japanner laat zich zien, maar ook nauwelijks een Engelsman. Alleen vanaf het erf van Manor Farm weerklinken geluiden die enige activiteit verraden.
De grote zwarte houten schuur, met een vervuild naambordje, domineert het
dorpsbeeld. Het is werkelijk het soort bouwsel dat je voor de geest komt bij lezing van Animal Farm. Toch valt onmiddellijk op dat Bury Farm, honderd meter verder, iets voor heeft op Manor Farm: het karrenspoor dat erheen voert. Manor Farm heeft dat niet, want deze ligt onmiddellijk naast de weg. Orwell was hier vaak te vinden, bij de kerk en de bijbehorende vijvers; het pad naar Bury Farm ligt er pal naast. Het is gemakkelijk voorstelbaar dat hij hier ooit ‘zijn’ paard-en-wagen zag.
Verstopt achter de bomen, van de weg af, ligt St. Mary’s Church. Orwell en Eileen O’Shaughnessy trouwden er in 1936 en binnen kun je voor twee pond een scanafdruk van hun huwelijkscertificaat kopen. De opbrengst gaat naar verdere restauratie van de kerk. Ten bate daarvan heeft men Orwell ook in 1999 te hulp geroepen, aldus de brochure St. Mary’s Church Wallington. En kennelijk geloven ze hier onverkort in de connectie met Manor Farm: daar werd toen namelijk, in de Great Barn zelve, een ‘Animal Farm barn dance’ gehouden. The Times beweert stellig dat dat zelfs een onvervalste ‘Animal Farm hog roast’ behelsde: een feest met varken aan het spit.
Willingdon
Wie verwacht dat Sylvia Westley’s Animal Farm-actie ook Willingdon een literaire identiteit heeft verleend, komt bedrogen uit. Het is een rustig dorp met fraaie negentiende-eeuwse huizen en veel groen, niets meer. Aan de balie van de plaatselijke bibliotheek kijken ze me aan alsof ze water zien branden als ik de kwestie aansnijd. Orwell? Willingdon? De echte Animal Farm? Hier? Never heard of!
Op Chalk Farm zelf biedt een behulpzame jongeman uit het tuincentrum soelaas. In het kantoortje haalt hij Sylvia Westley’s folder Is Chalk Farm Animal Farm? te voorschijn. Daarin heeft ze alles nog eens uitgelegd, zonder geëxalteerde taal of verdere claims. Wat juist opvalt is de ernst en toewijding waarmee de folder is vervaardigd. Hij is smaakvol vormgegeven en goed gedocumenteerd, inclusief twee ‘Animal Farm-wandelingen’ en een autoroute. Die voeren onder meer naar de locatie van het in 1939 afgebrande St. Cyprian’s, waar nog enkele bijgebouwen staan en het headmaster’s lodge, met plaquette. De folder bevat ook een oude prent van de schoolgebouwen, een iconografische prestatie die geen van Orwells biografen tot op heden heeft geleverd. Ook de minstens vier fotoboeken van old Eastbourne die in de boekwinkels te koop zijn, bevatten geen afbeelding van St. Cyprian’s. Alleen daarom al voorziet de folder in een behoefte.
De Animal Farm-wandeling rond Chalk Farm voert natuurlijk langs de kalksteengroeve. Hij ligt als een kom tegen een steile helling en de kalksteen is er overal zichtbaar. Voorwaar een echte Animal Farm-groeve. Ook het pad vanuit Jevington naar de boerderij, waarlangs Eric Blair en co. zouden hebben gelopen, is een sterk punt. Het biedt vrij plotselinge maar beklijvende panorama’s over de groeve, Willingdon en de boerderij.
Wat echter niet overtuigt, is de heuvel-met-uitzicht die Sylvia Westley opvoert. Orwell heeft het over een ‘kleine heuvel’; deze is echter groot en hoog, té groot en hoog. De wandelroute voert hier in feite naar de top van de eerste van de Sussex
Downs, na een lange, slopende beklimming. Maar goed dat de Red Lion van Willingdon vlakbij is.
Die ligt inderdaad slechts een paar honderd meter van Chalk Farm, aan Wish Hill. Het is een doorsnee-buurtpub zoals men zich die wenst: rustig, smakelijke maaltijden en heerlijke ales. De Red Lion heeft overigens enkele malen de Gooi Beer Guide gehaald, de bijbel voor iedere pub(be)zoeker. En vermoedelijk is de 1990-editie van deze gids Sylvia Westley’s eerste aanknopingspunt geweest. Daarin staat hij vermeld als ‘model for pub in Orwell’s Animal Farm’. Tegenwoordig verwijst er echter niets naar die connectie; de Red Lion van Willingdon is een doodgewone plaatselijke pub. Ook de liefdadigheid ten bate van het Downland Farm Project op Chalk Farm gaat hier onverstoorbaar voort, getuige een dankbrief boven de bar. De bezoekers van de Red Lion blijken gezamenlijk de opbrengst te hebben geschonken van een meat raffle, een vleesverloting. Varkensvlees zeker?
Opmars der varkens
Eric Blair was acht toen hij op St. Cyprian’s arriveerde en dertien toen hij er vertrok. Is het reëel te veronderstellen dat een schooljongen van die leeftijd de details van Willingdon ‘opsloeg’ om ze dertig jaar later als schrijver in een satire te gebruiken? Anderzijds: het zou niet de enige keer zijn dat Orwell elementen uit zijn kostschooljaren literair verwerkte. In ‘“Such, such were the joys”’, waarschijnlijk eveneens in de jaren veertig geschreven, noteerde hij zijn herinneringen scherp en gedetailleerd. Dat staat bij Orwell ook niet op zichzelf – zie Coming up for air, waarin hij een levensecht beeld oproept van de Theemsvallei van zijn jeugd. Anderzijds is Orwells beeld van St. Cyprian’s in ‘ “Such, such were the joys”’ omstreden. De thematiek vertoont gelijkenissen met die van Animal Farm: de brute overheersing van velen door weinigen. In de brieven die hij als scholier naar huis stuurde, is echter niets terug te vinden van St. Cyprian’s als een soort gevangenis. Orwell zou later overdreven hebben, een literaire schijnwerkelijkheid hebben geschapen. Ofwel, wat is werkelijk, wat is fictie?
Twee zaken in Animal Farm ontleende Orwell in elk geval aan de werkelijkheid. Eerstens: het trekpaard dat hem op het idee voor het boek bracht. Hij gaf het een plaatsje in Animal Farm als Boxer. Ten tweede: de geit die hij in Wallington hield. Haar naam gaf hij aan de geit in het boek: Muriel. Enkele van Brian Edwards’ details zijn eveneens frappant. Daar komt de kwestie bij dat Bury Farm geen varkens hield, maar Manor Farm wel. Orwell lijkt die te hebben samengevoegd. Het valt kortom niet te ontkennen dat Orwell vooral in Wallington om zich heen keek bij zijn voorbereidingen.
Kan het niettemin zijn dat hij daarbij ook heeft teruggedacht aan zijn tijd op St. Cyprian’s? Zich de naam van het dorp Willingdon heeft herinnerd en die direct heeft geadopteerd, omdat hij zijn eigen Wallington niet openlijk wilde noemen? En, zich de Red Lion herinnerende, heeft geoordeeld dat dat wel een geschikte naam was voor ‘zijn’ kroeg? Het is op zich mogelijk. Dat hij de Red Lion koos, duidt even-
wel op iets heel anders. ‘Red Lion’ is namelijk de meest voorkomende pubnaam in Engeland – er zijn er zeshonderddertig van. Ongeveer hetzelfde gaat op voor Manor Farm in Wallington. ‘Manor Farm’ is een van de meest voorkomende boerderijnamen.
Het kan geen toeval zijn dat Orwell in beide gevallen zulke klassieke, overal in zijn gezichtsveld voorkomende namen koos. Hij heeft dus wel bestaande, maar juist algemene entiteiten als uitgangspunt genomen: de klassieke Engelse boerderij, pub en landelijke achtergrond. Daarmee kon hij zijn verhaal universele waarde verlenen. Dat is vermoedelijk het belangrijkste antwoord op de (amusante) vraag welke boerderij hem tot inspiratie diende.
Dat Orwell zijn materiaal uit de ziel van de Engelse countryside putte, drukt ook een hilarische ingezonden brief uit van een inwoner van Southwold aan de Engelse oostkust. Orwells ouders woonden daar sinds 1921. Hij heeft er zelf ook regelmatig verbleven; en volgens ene Eric Huggins in The Times van 25 mei 1999 kan hij ook dáár zijn Animal Farm wel eens hebben gevonden…
Orwells ouderlijk huis was Montague House aan High Street. En op tweehonderd meter daarvan, aldus deze briefschrijver, bevond zich een Manor Farm. (Een Manor Farm Close herinnert daar nu nog aan.) Verderop stond ook een windmolen – en (nu nog steeds), schuin tegenover het eerste huis waar de Blairs woonden aan Queen Street, een Red Lion.
Orwells Animal Farm verbeeldt in zijn satire de Sovjet-Unie, maar is ook Engels tot in zijn voegen. Volstrekt logisch: Orwell was hyper-Engels. Veel van zijn boeken en artikelen peilen het wezen van de Engelse volksgeest, samenleving en politiek. Hij was ook verslingerd aan de Engelse keuken en typisch Engelse bezigheden als rozen kweken, een moestuin houden, wandelen en hengelen. En de countryside was zijn meest geliefde biotoop. Het is helemaal in zijn geest dat hij die als decor koos voor een metafoor voor het stalinisme. Een metafoor die tegenwoordig alom aanwezig is in datzelfde decor, aldus Eric Huggins uit Southwold: ‘een kort ritje door het platteland zal aantonen dat bijna elke boerderij in deze streek nu is overgenomen door varkens’.
- +
- Marco Daane (1959) is biograaf van Richard Minne en redacteur van De Parelduiker. In U schijnt de stad niet goed te kennen? (2002) gaat hij samen met Wieneke ’t Hoen op zoek naar het Antwerpen van Willem Elsschot.
- 1
- George Orwell, Animal Farm. A fairy story (London 1995), p. 161 en 179. (50th Anniversary edition.)
- 2
- Michael Shelden, Orwell. The authorised biography (London 1991), p. 261 en 520.
- 3
- George Orwell. A kind of compulsion, 1903-1936. Ed. Peter Davison (London 2000), p. 21-22. Complete works.
- 4
- Animal Farm,. 24 en 55.
- 5
- This is Brighton & Hove, http://www.thisisbrighton.co.uk/brighton_hove/archive/1999/05/19/news4VQ.html.
- 6
- Animal Farm, 45.
- 7
- Animal Farm, 156.