Lily Hunter+
Het karakter moet spreken
Schrijversportretten van Hanna Elkan
Bij recent onderzoek naar de briefwisseling tussen A. Roland Holst en H. Marsman dook haar naam ineens op: Hanna Elkan, portretfotografe te Amsterdam. In een brief van oktober 1930 schreef Roland Holst: ‘Hanna Elkan breekt haar woord als zij mij, naast wie ook, tentoonstelt.’ Waar zou dit betrekking op hebben? In het Letterkundig Museum worden twee foto’s van Roland Holst bewaard die gemaakt zijn door Hanna Elkan. Waren die misschien te zien op de ‘Internationale Portrettentoonstelling’, die op 12 September 1930 in de Haagse Pulchri Studio was geopend? We weten het niet, zoals we van Hanna Elkan zoveel niet weten.
Speurwerk in het Letterkundig Museum leverde vervolgens een verrassende rij portretfoto’s van andere schrijvers op, die hierachter voor het eerst bijeen gepubliceerd worden. Uit de pose van de geportretteerden spreekt een zekere vertrouwdheid, die doet vermoeden dat Hanna Elkan goed thuis was in de letterkundige wereld. Dat maakt nog nieuwsgieriger naar het antwoord op de vraag: wie was Hanna Elkan?
Psyche
Zo scherp als de afdrukken van haar foto’s zijn, zo onscherp is het beeld dat van Elkan zelf is overgeleverd. Gegevens over haar zijn schaars, publicaties over haar werk zijn er niet en de herinnering aan haar is vrijwel vervlogen. Schrijven over Elkan is als het aaneenplakken van snippers van een in vele stukken gescheurde foto: een compleet portret levert het niet op.
We weten dat zij in 1893 geboren werd in Berlijn, als telg van een joodse familie. Kreeg zij in die stad een opleiding in de fotografie, en zo ja, bij wie? Tussen maart 1924 en September 1926 verbleef Hanna Elkan in Nederland. Ze lijkt zich toen al vooral in toneel- en theaterkringen te hebben bewogen. Het tijdschrift Spel en dans. Geïllustreerd maandblad voor tooneel, opera, dans en film drukte in december 1924 een reeks door haar gemaakte foto’s van de Duitse danseres Gertrud Leistikow af. Die foto’s – met daarop de danseres ten voeten uit – maakte Elkan vermoedelijk in opdracht van Leistikow zelf, die ze gretig voor publicitaire doeleinden gebruikte.
Op 9 juni 1928 keerde Elkan terug naar ons land, met het voornemen zich definitief als zelfstandig fotografe in Amsterdam te vestigen. Bij de gemeente gaf zij als tijdelijk verblijfadres Marnixstraat 400 op: hier woonde de acteur en voordrachtskunstenaar Paul Huf sr. met zijn gezin, recht tegenover de artiesteningang van de Stadsschouwburg aan het Leidseplein. Elkan en Huf zullen elkaar uit de bühnewereld gekend hebben.
In September van datzelfde jaar slaagde zij erin – als eerste vrouw in ons land – een eigen fotoatelier te openen, aan de Van Baerlestraat 80, naast de huidige boekhandel Premsela, op een steenworp afstand van het Concertgebouw. Haar atelier werd in de jaren dertig naar adviezen van Huf sr. gemoderniseerd volgens de – toen moderne – architectuurinzichten van De Stijl. Bij de opening ervan in 1928 hield zij een expositie van eigen werk, dat overwegend uit portretfoto’s bestond. Het Amsterdamse dagblad Het Volk oordeelde welwillend: ‘Er is niet slechts een gevoelige plaat, doch ook een gevoelige ziel voor noodig, om een waarlijk artistieke foto te maken. […] Zoo ontstaat er een fotografie, die de psyche der menschen tracht te benaderen en uit te drukken.’ Het is niet meer na te gaan welke portretten er op deze tentoonstelling te zien zijn geweest. Waren dat wellicht de foto’s van bekende componisten en musici die in haar nalatenschap werden aangetroffen? Vele kunstenaars die het Concertgebouw bezochten, lieten zich even verderop in het atelier van Hanna Elkan vereeuwigen. Zo zijn er foto’s teruggevonden van onder anderen Sergej Prokofjev, Maurice Ravel, Alexander Glazoenov, Bruno Walter, Sergej Rachmaninov en Igor Stravinsky.
Over haar persoonlijke omstandigheden in die jaren weten wij niets. Wilde ze in Nederland blijven uit vrees voor de onheilspellende politieke geluiden uit Berlijn? Kende ze, buiten Paul Huf, veel vrienden in Amsterdam? Kon ze haar brood verdienen met haar foto-opdrachten? Zeker is dat Elkan in 1934 aangesteld werd als vaste fotografe van ‘Het Groot Nederlandsch Tooneel’, het vooruitstrevende toneelgezelschap onder leiding van Johan de Meester, Frits van Dijk en Paul Huf sr. In de jaren die volgden, publiceerde zij in Wij Spelen, het tijdschrift van het toneelgezelschap, zeer fraaie portretten van – nu goeddeels vergeten – acteurs en actrices.
Was het misschien Paul Huf sr. die Hanna Elkan ook in contact bracht met schrijvers en dichters? Zoals bekend, had de toneelspeler Huf vriendschappelijke omgang met letterkundigen als Lodewijk van Deyssel, Anton van Duinkerken, Anthonie Donker, Adriaan Roland Holst en Charles Nypels. Hij trachtte in de jaren dertig iets bij te verdienen met de verkoop van grammofoonplaten waarop te horen was hoe hij stukken proza en poëzie voordroeg. Het bedrag van vijfentwintig gulden die de platen van Huf kostten – ‘compleet in goud-bedrukte band, met tekstboek en toelichting’ – was echter niet voor iedereen op te brengen. Op 8 September 1934 schreef Roland Holst aan zijn vriend de dichter Jan Engelman: ‘Die platen van Huf zou ik graag hooren, maar ik zit helaas te hopeloos krap om ze aan te schaffen.’
Alles wijst erop dat Elkan een stoet aan literatoren in haar atelier heeft ontvangen. Naast de (veelal ongedateerde) fotoportretten uit het Letterkundig Museum, die hier afgedrukt staan – van Anton van Duinkerken, Clara Eggink, Jan Engelman, Henriëtte van Eyk, Emmy van Lokhorst, Adriaan Roland Holst en J.W.F. Werumeus Buning – zijn er foto’s bekend van de dichter-criticus Victor E. van Vriesland, de schrijver Kees van Bruggen, de drukker-uitgever Charles Nypels, de journalist en schrijver Johan Luger en de historicus Jan Romein. Ook de dichter J.C. Bloem is
mogelijk in Elkans atelier geweest. Op 14 juni 1934 schreef hij aan Jan Engelman, in die tijd werkzaam bij het katholieke dagblad De Tijd: ‘Ik voel er heel veel voor om eens een dag naar Amsterdam te gaan om door H.E. gefotografeerd te worden, mits wij elkaar dan na afloop van je krant kunnen treffen.’ Een paar dagen later verzocht hij Engelman een afspraak met ‘de fotografe’ te maken. Is die afspraak wel doorgegaan? Tot op heden zijn er helaas geen Elkan-foto’s van Bloem boven water gekomen.
Waarom lieten de schrijvers zich door Hanna Elkan fotograferen? Vermoedelijk gebeurde dat in opdracht van een uitgever – nogal wat geportretteerden zaten bij dezelfde uitgeverij, Em. Querido – of van een krant of tijdschrift. Zo stond het portret van Werumeus Buning – uit de reeks hierna – in 1929 in de letterkundige almanak Erts afgedrukt en in april 1930 in het tijdschrift Het Tooneel. En de foto van Anton van Duinkerken, uit juni 1934, werd als illustratie opgenomen in Van Alberdingk Thijm tot Van Duinkerken en Kuyle. Overzicht van de jonge katholieke letterkunde in Nederland (1935) van Frans van Oldenburg Ermke. Van Duinkerken zelf bezat overigens van zijn fotoportret een originele afdruk, gesigneerd door Hanna Elkan. Van de overige schrijversportretten is vooralsnog geen andere afdruk dan het origineel bekend, al kan nauwelijks worden aangenomen dat zulke uitzonderlijke foto’s niet in publicaties gebruikt zouden zijn. Ze zijn in ieder geval zeldzaam genoeg om een plaats in De Parelduiker te krijgen.
Het werk van Hanna Elkan kan gerekend worden tot de nabloei van het picturalisme, de stroming waarbij de fotografie voor het eerst bewust en nadrukkelijk als autonome en artistieke expressievorm gehanteerd werd. Elkan zelf wees echter enkele belangrijke principes van deze ‘kunstfotografie’, waarbij het erom ging artistieke foto’s te maken met alle creatieve en technische mogelijkheden, af. In een korte beschouwing van haar hand, verschenen in 1934 in Wij Spelen, verklaarde zij stellig: ‘Wij, fotografen, zijn gebonden aan de werkelijkheid der optiek en wij moeten nimmer trachten op bedriegelijke wijze de teekening of het schilderij na te bootsen. Gelukkig neemt dit modeverschijnsel al weer af. De moderne zakelijke mensch heeft al gauw ingezien, dat een foto geen knoeierig plaatje wezen moet.’ Ze was – net als haar onlangs overleden Frans-Duitse collega Gisèle Freund, die enkele Parijse
schrijvers vereeuwigde – van oordeel dat fotograferen geen kunst was maar een vak, en wel een vermoeiend vak: ‘Het vermoeiendste is, mijn “patiënten” voor de lens te laten vergeten, hoe zij zelf het liefst op de foto er uit willen zien. Want een portret dat zou lijken op het beeld, dat iemand van zichzelf droomt, is een slecht portret. […] De fotografie moet niets anders zijn dan de poging het karakter van den geportretteerde in zijn trekken zoo volledig mogelijk vast te leggen. De grootste inspanning nu bij het maken van een foto is, zij het maar een kort oogenblik, dat karakter te laten spreken.’ Wellicht kan Elkan met enig recht een aarzeiende voorloopster genoemd worden van de ‘Nieuwe Fotografie’. Haar fotografiekunst is echter altijd in de schaduw blijven staan van die van collega’s als Eva Besnyö, Carel Blazer en Emmy Andriesse. Haar naam komt in geen enkel handboek voor.
Oorlog
Eind 1937 vond er in de Openbare Leeszaal van het kunstenaarsdorp Laren nog een expositie plaats van werk van Hanna Elkan. Naast kinderportretten waren er foto’s te zien van vooraanstaande kunstenaars en bekende Larense figuren, enkele architectuuropnamen en wat reclamewerk. De tentoonstelling zal zo goed als zeker Elkans laatste in ons land zijn geweest. Bij het uitbreken van de oorlog in het oosten, begin September 1939, voerde de Nederlandse overheid opnieuw een visumplicht voor Duitsers in. In Elkans paspoort staat te lezen dat zij zich bij wet van 9 november 1939 tot Nederlandse liet naturaliseren. Tijdens de oorlog heeft ze ondergedoken gezeten, al is niet bekend waar. Opmerkelijk genoeg maakte zij in 1942 fotoportretten van de – toen zes – kinderen van Anton van Duinkerken, die de katholieke dichter en criticus tijdens zijn detentie in het gijzelaarskamp Sint Michielsgestel kreeg toegestuurd. Elkan overleefde de oorlog en zette daarna enige tijd haar fotopraktijk in Amsterdam voort. In 1948 nam zij opnieuw een drastisch besluit: uit vrees voor het rode gevaar in Europa emigreerde zij naar Chili, waar zij al familie had wonen. Hanna Elkan bleef daar werkzaam als fotografe, maar haar foto’s van toen hebben volgens kenners niet meer zulke hoogtepunten bereikt als haar werk van voor de oorlog. Zij overleed in Chili in 1967.
Enkele jaren geleden verdiepte de Amsterdamse fotograaf Paul Huf jr. zich in Hanna Elkan. Zij was tot haar dood met Hufs ouders blijven corresponderen en stond nog goed in zijn geheugen. Huf reisde zelfs af naar Chili en kwam daar een nicht van Elkan, Ilse Behrens-Simons, op het spoor. Van haar ontving hij al het bewaard gebleven fotomateriaal van Elkan, dat uit de vooroorlogse periode vooral componistenportretten bevatte. Huf schonk de afdrukken – negatieven zijn er niet overgeleverd – op zijn beurt aan het Maria Austria Instituut in Amsterdam. Daar leiden ze nu het kommervolle bestaan van ongeziene parels in een gesloten oester.
Met dank aan Paul Huf jr., Sjoerd van Faassen (Letterkundig Museum), Hans Rooseboom (Rijksmuseum), Hans Zonnevijlle (Nederlands Foto Archtef) en Bernard Asselbergs.
- +
- Lily Hunter (1973) is als neerlandica verbonden aan het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis.