Over dit hoofdstuk/artikel

Igor Cornelissen

over Jaap Meijer


+
Igor Cornelissen (1935) publiceerde eerder over Jaap Meijer in Een joodse dwarsligger. Jaap Meijer 1912-1993 (Amsterdam 1995) en in het derde deel van zijn autobiografie, Terung naar Zwolle (Amsterdam 2000).
1
A. Romein-Verschoor, Omzien in verwondering. Herinneringen. Deel ii (Amsterdam 1971), p. 14.
2
Volgens Oderte Vlessing, ‘Tussen heden en verleden. De hisroricus dr. Jaap Meijer’, in Uitgelezen boeken, jaargang 8, nummer 1 & 2 (november 1999), betreft het hier een clandestiene druk. Er zou ook een gestencilde versie zijn, maar die is nooit gesignaleerd. Zelfs niet in Meijers eigen boekerij, die nu berust bij het Gemeentearchief Amsrerdam.
3
Dr. J. Meijer, Erfenis der Emancipatie. Het Nederlandse Jodendom in de eerste helft van de 19e eeuw (Haarlem 1963), p. 23.
4
Dr. J. Meijer, Waar wij ballingen zijn. Essays over joodse letterkundigen in Nederland (‘s-Gravenhage-Rotterdam z.j. [1968]), p. 28.
5
Menachem Bolle aan Jaap Meijer, 15 november 1991. Geciteerd in: J. Meijer, Rapenbugerstraat 177. In herinnering aan Menachem Bolle (Heemstede 1993).
6
De notities voor de toespraak van prof. Jan Romein zijn bewaard in de collectie-Louis Putman.
7
De actieve socialistische zionist Joop Voet, accountant van beroep, volgde – zonder succes – cursussen als schoenmaker en meraalbewerker.
8
Dagboek van Joop Voer. In het bezit van Jaap Meijers zoon Job Meijer, die voor ons welwillend de betreffende passages opzochr.
9
Maandblad voor de Geschiedenis der Joden in Nederland, jaargang 1, aflevering v, p. 137.
10
P. 56. Curieus bij Tal, die regenstelling tussen ‘schijnt’ en ‘echt’. De rabbijn móest het er, zoveel later, wel moeilijk mee hebben.
11
Zelfs mijn vrijzinnige joodse moeder – die met een niet-jood trouwde – sprak, na de oorlog, nog met grote afkeer over joden die zó demonstratief hun afkomst wilden verraden. Dat was wel ‘het laatste’ wat je deed.
12
L. Dasberg, ‘Introduction’, in: Neveh Ya’akov. Jubilee volume presented to dr. Jaap Meijer on the occasion of his seventieth birthday. Edited by Lea Dasberg and Jonathan N. Cohen (Assen 1982).
13
Het was niet het laatste Meijer-project dat op afronding wachtte. In zijn geschriften zijn tientallen opmerkingen te vinden dat hij t.z.t. op iets terug zal komen, uitvoeriger, vollediger. Meijer was een geleerde met een extreme vorm van territoirdrift. Het hele Nederlandse jodendom behoorde hem toe. Zó expliciet heeft hij zich nooit uitgesproken, maar het wel verbaal en in geschrifte ‘geduid’.
14
W.J.H. Caron, ‘Da Costa’s overgang naar het christendom’, in: De Nieuwe Taalgids, jrg. 44 (1951), p. 129-139.
15
Verschenen in Paramaribo in 1954. Odette Vlessing noemt het in ‘Tussen heden en verleden’ een ‘overdreven reactie’.
16
Het Parool, 21 oktober 1994. Ischa Meijer, die een zeer slechte verstandhouding met zijn vader had, was tien jaar toen zijn vader het Caron-artikel in De Nieuwe Taalgids las. Jaap Meijer zei vaak: ‘Wat mensen zich niet menen te herinneren…’ Maar naar de geest kan het verhaal kloppen. Overigens spreekt Ischa abusievelijk van De Gids en schrijft hij dat het artikel in 1946 – in plaats van 1951 – verscheen.
17
De bundel verscheen in eigen beheer en, zoals al zijn gedichten, onder het pseudoniem Saul van Messel.
18
Saul van Messel,golgotha met rente. joodse jezus-poezie (Heemstede 1988).