Laagwater
E.M. Janssen Perio
Damnatio memoriae
Het Johan Polak-nummer van De Parelduiker heeft mij bijzonder geboeid, omdat ik in mijn leven enige tijd vrij intensief met Johan te maken heb gehad. En wel voornamelijk in de drie jaren van het bestaan van de Cartons voor Letterkunde, onzaliger nagedachtenis: van mei 1959 tot mei 1962, toen het tijdschrift werd opgeheven.
Bij de foto die op pagina 21 van het Polak-nummer staat afgedrukt – ‘Martin Veltman, Rob van Gennep en Johan Polak met een van de Cartons voor Letterkunde, 1962’ – mag ik misschien een historische aanvulling geven. Johan zou hierin ongetwijfeld een modern voorbeeld hebben gezien van het verschijnsel damnatio memoriae, zoals hij dit eens aan mij uitlegde: sommige Romeinse keizers rekenden af met hun voorgangers door hun namen te (laten) verwijderen van allerlei gedenktekens en dergelijke, als een ‘verdoemenis van hun overlevering’, om het zo maar eens te vertalen. Dat is wat hier ook is geschied.
De figuur die op de bewuste foto werd ‘gedamneerd’, of eenvoudig weggesneden, is namelijk niemand anders dan ondergetekende, zoals men kan zien op de completefoto, die ik u hierbij ter beschikking stel. De foto werd op 18 maart 1962 ‘genomen’ door mijn vrouw, en wel in mijn eigen Rotterdamse flatwoning aan de Van Wijngaardenlaan 84. De dramatiek van deze scène ligt in het feit dat dit de opheffingsvergadering was van de Cartons. Dat einde was meteen
aan het begin van de redactievergadering afgekondigd door Rob van Gennep, tot de verbazing en woede van mijzelf en Martin Veltman. Vandaar ook ons beider verscheurpose. Op een tweede foto, eveneens hierbij, kan men zien hoe wij beiden de twee verraders wel wilden wurgen: Johan Polak, die op de eerste foto nog wat machteloos een vuist balde, keek hier alsof hij met dit alles liever niets te maken had. Het jongetje op de schoot van Rob is mijn zoon Menno, die dit alles gelukkig heeft overleefd; de drie andere hoofdrolspelers zijn intussen overleden. Inmiddels heb ik van u begrepen dat bij het afdrukken van de incomplete foto geen kwade opzet uwerzijds in het spel is geweest.
Wat deze laatste vergadering overigens nog extra pijnlijk maakte, was de verklaring, bij monde van Rob van Gennep, dat in plaats van onze Cartons een nieuw literair tijdschrift zou gaan verschijnen. Dat werd dus Merlyn, dat in de vier jaar daarop zonder enige twijfel veel meer succes heeft geboekt dan ‘onze’ Cartons. Bij dit ‘onze’ ben ik geneigd te denken: ‘mijn’, gezien het feit dat ik een bijna mateloos groot aandeel heb geleverd in alle artikelen, en dan vooral in een uiterst polemische stijl. Waaraan, zo meende ik, een grote behoefte was. Achteraf weet ik heel goed hoe ik met mijn meedogenloos-polemische artikelen alleen maar bezig ben geweest de ‘eigen glazen’ in te gooien.
De tegenstelling tussen deze ‘benadering’ – of hoe men het wil noemen – en die van Rob van Gennep liep ten slotte uit op een zogenaamde confrontatie, waarin allerlei elementen hun rol speelden. Wat natuurlijk zwaar woog, was Johans semi-erotische binding aan Rob, die inderdaad ‘energiek, capabel en kordaat’ (citaat op p. 20) was. Bovendien had hij het juiste Fingerspitzengefühl voor de nieuwe ‘tijdgeest’, die in die jaren zestig zo onstuimig ging baanbreken en waartegen ik alleen maar mijn eigen, enigszins sceptische of zelfs cynisch-wantrouwende houding kon stellen.
Mijn literaire aspiraties heb ik in 1962 trouwens resoluut overboord gezet; daaraan had ik al genoeg geofferd. Wat mij wel bleef achtervolgen, was de vijandschap die ik over mij had afgeroepen met een aantal van die ‘meedogenloze’ stukken en studies: ik kan mij achteraf alleen nog maar verbazen over de enorme schade die ik mij met dit Cartons-avontuur op de hals heb gehaald.