Rudie Kagie+
‘Honderdvijfentwintig gulden voor De Avonden’
Onbekend interview uit 1951 met G.K. van het Reve
De Amsterdamse aannemer Pierre Roth – vanwege zijn meer dan gemiddelde belangstelling voor drukwerk en aanverwante curiosa ter stede beter bekend als de ‘literaire loodgieter’ – plukte onlangs de vruchten van een langdurige, hartelijke relatie met de nu 77-jarige auteur Leonard de Vries.
Voor het ambachtelijk wegwerken van enig achterstallig onderhoud bedingt Roth niet altijd contante betaling. Zo renoveerde hij ooit het huis van Gerrit Komrij aan de Amsterdamse Van Lennepkade in ruil voor een pakket originele manuscripten. Van De Vries mocht Roth bij wijze van beloning onder meer een doos met stoffige geluidsbanden meenemen. De bejaarde schrijver had geen idee van wat er precies tussen de spoelen was vastgelegd. Het ontbreekt hem trouwens aan de inmiddels incourante apparatuur die voor het beluisteren van die banden nodig is. Bovendien catalogiseerde hij zelden de inhoud van de beduimelde basf-dozen waarin hij de banden bewaarde.
Het was dan ook een bonte potpourri aan klanken en geluiden waarop Roth werd getrakteerd, toen hij de opnamen ’s avonds thuis afdraaide: veel ruis, flarden muziek, triviaal gekeuvel, onduidelijk gestommel, fragmenten van radioprogramma’s. Pas halverwege zijn auditieve speurtocht veerde de literaire loodgieter aangenaam verrast op uit zijn stoel. Hij herkende de stem van een jeugdige Gerard Reve, die blijkens de introductie kort tevoren zijn naam Simon van het Reve had veranderd in Gerard Kornelis van het Reve. Er volgde een gesprekje met Leonard de Vries, die zo te horen vooral in het uittesten van zijn, het voor die dagen moderne, bezit van een bandrecorder was geïnteresseerd.
Veel diepgang had de conversatie niet; in zijn rol van ‘interviewer’ kwam De Vries graag ook zelf aan het woord. Tóch bevat die beknopte gedachtenwisseling van circa zes minuten interessante kanttekeningen bij de geruchtmakende veiling van het manuscript van De Avonden op dinsdagavond 26 november 1996 in Haarlem. Met een bod van honderdzestigduizend gulden werd het Letterkundig Museum eigenaar; andere bieders waren er niet. Uit de bandopname blijkt dat men begin jaren vijftig hetzelfde manuscript al voor honderdvijfentwintig gulden had
kunnen kopen. Men had geen belangstelling. De prijsindexeringcijfers van het cbs stellen honderd in 1951 op 545 anno nu; omgerekend naar deze tijd verlangde Reve destijds dus een bedrag van f 721,25.
Van 1952 tot 1982 werd het manuscript beheerd door mr. A.F. Lodeizen te Wassenaar, over wie Reve in het voorwoord van de geïllustreerde toelichting op de veilingcatalogus schrijft: ‘Ik ontmoette vader Lodeizen senior – de vader van de dichter Hans – die directeur was van Maatschappij Zeeland, een rederij die een bootdienst onderhield tussen Hoek van Holland en Harwich. Van hem kreeg ik periodiek gratis retourbiljetten en eenmaal zelfs een aanzienlijk geldbedrag. […] De heer Lodeizen begunstigde mij, en ik kon niets materiëels terug doen. Maar op zekere dag dat hij wederom op bezoek kwam, bood ik hem zonder veel omhaal het volledige manuscript van De Avonden ten geschenke aan. Ik was blij en dankbaar dat hij het van mij aannam. Hij schijnt toen gezegd te hebben dat hij het niet in eigendom, doch slechts in bruikleen wilde aanvaarden, maar ik kan mij dat niet meer herinneren. Kort na zijn dood liet zijn weduwe mij weten, dat het manuscript wederom mijn eigendom was geworden: ik mocht het komen ophalen. “Het is nu toch van U?” merkte ik schuchter op. Neen: in haar man’s testament stond dat het manuscript aan mij teruggegeven moest worden. Ik heb het daarna opnieuw ten geschenke gegeven aan iemand die mij vele jaren achtereen onschatbare diensten heeft verleend. En die persoon is zo verstandig geweest, mijn gift zonder voorwaarden te aanvaarden.’ Die persoon was, zoals bekend, Joop Schafthuizen.
Toen Leonard de Vries in zijn toenmalige woning aan de Sallandstraat in Amsterdam de microfoon openstelde voor een ongecompliceerd babbeltje met Gerard Kornelis van het Reve, was het manuscript nog in het bezit van de schrijver. Wanneer het gesprek precies werd opgenomen, kan De Vries zich niet herinneren. Het moet in ieder geval ná zijn Amerikaanse reis uit 1951 zijn geweest, toen hij met een logge Webster-taperecorder in zijn bagage terugkeerde. Datzelfde jaar of begin 1952, voordat Lodeizen zich over het pak papier zou ontfermen, werd onderstaand gesprek dus vastgelegd, als de eerste bijdrage in wat een soort gesproken gastenboek had moeten worden. In de kamer was in ieder geval Hanny Michaelis aanwezig, die af en toe op de achtergrond te horen is. De Vries onderwierp haar, ‘als echtgenote van Gerard Kornelis van het Reve’, aan een afzonderlijk mini-vraaggesprek.
‘Houdt Gerard van schar?’ was een van de dingen die hij wilde hij weten.
‘Ja, ik geloof het wel. Wij hebben het tenminste een tijd geleden uittentreure gegeten,’ antwoordde Hanny Michaelis.
‘Lekker hè, schar. Als die goed droog en vochtig, zo er tussenin is,’ vond De Vries.
‘Ja, maar je moet het toch niet zo vaak achter elkaar eten,’ zei Hanny Michaelis. Het antwoord op de vraag naar het ‘lievelingskostje van Gerard’ moest ze schuldig blijven; zelf gaf ze de voorkeur aan ‘zeer treife eten’.
Tussen het gesprek met Van het Reve en dat met Michaelis staan twee vertolkingen door G.K. van het Reve van Toen onze Mop een Mopje was, door hem op plechtige toon ingeleid met respectievelijk de woorden: ‘Ik zal nu met mijn wijsvingers op de wangen een melodie spelen’ en: ‘Nu dezelfde melodie, gespeeld met de beide wijsvingers op de beide hoektanden van de onderkaak.’
Van de gedenkwaardige opnamesessie – vermoedelijk het eerste opgenomen interview met G.K. van het Reve – is Leonard de Vries niets bijgebleven. Het is, zegt hij, een mensenheugenis geleden dat hij dat bandje voor het laatst hoorde. Dat het nu in bezit is van Pierre Roth, was hem niet bekend. ‘Roth kent mijn eigendommen beter dan ik zelf. Af en toe komt hij langs en dan zoekt hij iets uit dat hem interesseert. Ik vind het allemaal best,’ zegt De Vries.
We moeten niet denken dat Gerard van het Reve en Hanny Michaelis in de jaren vijftig dagelijks bij hem over de vloer kwamen. Hij beschouwde het echtpaar als ‘goede kennissen’. Als samensteller van buitengewoon succesvolle uitgaven als Het jongens radioboek en De jongens van de Hobby Club was De Vries een gewaardeerd lid van de coöperatieve vereniging De Bezige Bij. ‘Er werden in die tijd regelmatig avonden georganiseerd voor schrijvers die bij De Bezige Bij waren aangesloten,’ herinnert hij zich. ‘Zodoende had ik met al die lui een goed contact. Gerard en Hanny kwam ik bovendien regelmatig tegen bij slagerij Van Dillen aan het Frederiksplein, waar Gerard de fijne vleeswaren voor die verenigingsavonden inkocht.’
Halverwege het opgenomen gesprek liet Van het Reve zich ontvallen dat hij zijn geld bij voorkeur zou beleggen in Nederlands Grootboek vier procent. Dat moet hij in een opwelling hebben bedacht: sinds 1886 is het niet meer mogelij kom tegen deze rente obligaties bij de Staat der Nederlanden te kopen. Pas achteraf zou het manuscript van De Avonden de allerbeste belegging blijken die hij zich wensen kon.
Met een schuin oog op de recorder, waarvan de band begon te draaien, zei Van het Reve (r): ‘Ik houd niet van zulke machines, hoor, ik ben een grote gek… van angst.’
Vervolgens nam De Vries (v) de leiding over het gesprek met de woorden: Zo, nu verzoek ik de geachte dames even stil te zijn, dan gaan we interviewen Gerard Kornelis van het Reve. Vertel eens, Gerard… Of nee, Simon moet ik niet zeegen, hè, zo heet je alleen maar op het boek. In welke tijd heb je ‘De Avonden’ ook alweer geschreven? Wanneer was dat?
r: Van begin 1947 tot en met 17 mei 1947.
v: Op een zondagmiddag ben je ermee klaargekomen, geloof ik hè?
r: Ja, met het boek dan.
v: Dat staat er tenminste onder.
r: Ja, dat staat er onder, ja.
v: Hoe vond je het schrijven? Vond je het prettig?
r: Zeer onaangenaam.
v: Ja?
r: Zeker.
v: Wil je een beetje dichter bij de microfoon blijven?
r: Met genoegen.
v: Heb je elke bladzijde vlot geschreven of ging het langzaam?
r: Ik zou haast zeggen: integendeel.
v: Waarom? Ging het bijzonder langzaam?
r: Het ging eh… langzaam maar zeker.
v: Ja? Heb je het vaak overgedaan, of ging het..?
r: Er zijn daarvan verscheidene versies.
v: Van ‘De Avonden’?
r: Ja, en die bevinden zich in een eh…
v: In een kluis?
r: Nee, samengebonden tot een dikke bundel, met alle aantekeningen, dat is een pak van ongeveer tweedriekwart pond. En dat is eh…
v: Engelse ponden nu zeker?
r: Dat is eh… Dat heb ik gepoogd in de handel te brengen, maar dat is onverkoopbaar gebleken. Ik heb dat voor honderdvijfentwintig gulden aangeboden aan diverse instellingen. Maar die hebben daarvan de waarde niet vermogen in te zien.
v: Wat zullen ze een spijt hebben, later.
r: Misschien dat ik het wel verbrand om ze dwars te zitten.
v: Nee, dat moet je niet doen. Maar laat het ons eens lezen. Ik ben wel geen kapitaalkrachtig man, maar dit is toch wel bijzonder interessant, moet ik zeggen.
r: Nee, het wordt niet om niet ter inzage verstrekt.
v: Maar hoe duur is het dan om het één dag te huren?
r: Het is niet te huur.
v: En is het in je eigen woonhuis te bezichtigen? In te kijken? Met alle gepaste eerbied.
r: Nee, joh. Er zitten zoveel papieren omheen om het tegen vocht en de inwerking van het klimaat te beschermen, dat het een heel werk is om het uit te pakken.
(Hanny Michaelis zegt iets onverstaanbaars)
v: Ja. Even achtergrond… even echt stil, hoor. Anders wordt de opname niet mooi als we hem direct ontwikkeld hebben. Hoe vond je het bij verschijnen? Was het je eerste boek dat verschenen was, eigenlijk?
r: Ja, het eerste op zichzelf staande drukwerk.
v: En dan de recensies. Las je die?
r: Niet allemaal, nee.
v: Had je er interesse voor?
r: Eigenlijk niet zo heel veel. Alleen voor een heel enkele, als ik iemands oordeel op prijs stelde.
v: Wie van de Nederlandse schrijvers van nu lees je graag?
r: Hermans en Nescio – dat is geen schrijver van nu – en Couperus.
v: O, heb je van Couperus dan veel gelezen? Hé, dat springt er zo wonderlijk uit, vind ik. Couperus…
r: Dat is de grootste Nederlandse romanschrijver.
v: Hou je van Multatuli?
r: Ja, het is geweldig boeiend, maar het is toch geloof ik geen grote literatuur. Het is te versnipperd, te chaotisch, te hysterisch.
v: Ja.
r: Het is een ontzaglijk interessante figuur, maar het werk zelf is eigenlijk veel minder belangrijk.
v: Wat ben je op het ogenblik aan het doen?
r: Schrijven.
v: Wat?
r: Een werk van letterkunde.
v: Over welk onderwerp?
r: Eh… nou, dat is moeilijk in enkele woorden te omschrijven.
v: Je kent het niet uit je hoofd, neem ik aan dus, haha.
r: Zeker niet, nee.
v: Een heel andere vraag. Wat is je lievelingskostje zo? Dat vraag ik aan niemand, maar dat wil ik van jou speciaal weten. In ‘De Avonden’ wordt er over appelbessen en zo gesproken, maar wat vind je… welk soort eten eet je graag?
r: Voedsel dus.
v: Wat voor voedsel?
r: Voedsel… Eens even kijken.
(Hanny Michaelis zegt iets onverstaanbaars)
v: Niet voorzegen, hoor!
r: Het is altijd moeilijk. Naderhand dan herinnert men zich dat.
m: Ik weet het ook wel. Zoete koekjes!
r: Nee…
v: Nee, zoete koekjes, daar houdt-ie niet van. Zeg, een hele gekke vraag. Wat zou je doen als je, laten we zeggen, een hele hoop geld plotseling kreeg of zo? Wat zon je dan gaan doen? Ik bedoel, stel dat je vijftigduizend gulden of zoiets krijgt.
r: Eh…
v: Nee, dat is geen sadisme hoor. Echt niet, haha.
r: Nee, vijftigduizend is te weinig. Het zou ongeveer moeten zijn honderdveertigà honderdzestigduizend gulden. En die zou ik dan beleggen in Nederlands Grootboek vier procent. Dat is een veilige belegging. En dan van de rente leven op bescheiden voet.
v: O ja. Dat is heel verstandig. Zou je dan reizen?
r: Ja, ik zou veel reizen.
v: Waarheen?
r: Naar eh… nou… Naar elk oord dat daarvoor in aanmerking zou komen.
v: Heb je al gereisd eigenlijk?
r: Niet veel eigenlijk.
v: Engeland wel.
r: Engeland en Frankrijk. Dat is alles.
v: Hoe vond je Frankrijk?
r: Een verrukkelijk landschap en een heerlijk klimaat, vooral in het zuiden. Maar geen eh…
v: Vond je het menselijk klimaat niet prettig?
r: Zeer onaangenaam.
v. Ja?
r: Ja.
v: En Engeland?
r: Zeer aangenaam.
v: Wel?
r: Ja.
v: Nou, dat is het geloof ik. We zullen eens even gaan luisteren hoe het klinkt.
r: Ja, doe ‘es terug.
v: Wel bedankt. Dag Gerard.
r: Het is niets, het is niets.
- +
- Rudie Kagie (1950) is redacteur van Vrij Nederland.