E.W.A. Henssen W.F. Hermans en Belcampo
In het laatst verschenen nummer van de wfh-vetzamelkrant, het zogeheten sterfboek, publiceerde Marc Schoorl een korte bijdrage, getiteld ‘De pispot van wfh’. Volgens de auteur is onbekend hoe aan de vriendschap tussen Belcampo en Hermans een einde is gekomen.
Schoorl memoreert dat ik in het Belcamponummer van Bzzlletin (april 1996) heb bericht dat de oorzaak van de breuk lag in Hermans’ gebrek aan waardering voor Belcampo’s werk.
Belcampo heeft mij eens verteld hoe Hermans hem dit openlijk liet blijken. Schamper voegde hij er aan toe dat Hermans geen schilderijen van betekenis of mooie meubels bezat in zijn bovenhuis aan de Spilsluizen.
Schoorl noemt vervolgens een artikel in Vrij Nederland van 27 januari 1990 door Ageeth Scherphuis over Belcampo. Daarin vertelt zij hoe Hermans Belcampo de deur wees toen deze onaangekondigd met zijn rugzak bij Hermans’ (eerste) Parijse appartement aanbelde. Schoorl kwalificeert dit verhaal zonder enige argumentatie als een ‘lasterlijke anekdote’ en voegt hieraan toe dat Gertjan van Schoonhoven in dezelfde aflevering van Bzzlletin de anekdote op gezag van een Groninger dichter aan de vergetelheid onttrok.
Van Schoonhovens bron, en dat weet Marc Schoorl niet, was Jean Pierre Rawie, die het verhaal op zijn beurt van mij had, evenals Ageeth Scherphuis. Aan mij was het voorval omstreeks 1988 verhaald door een lachende Belcampo. De anekdote bezit niets lasterlijks, tenzij Belcampo het verhaal heeft verzonnen. Daarvan is evenwel niets gebleken en het is onwaarschijnlijk.
Journalisten tenslotte als Ageeth Scherphuis en Gertjan van Schoonhoven kunnen of willen hun zegslieden niet altijd noemen, al was het maar ter wille van de plaatsruimte.