Over dit hoofdstuk/artikel

Nop Maas

over Louis Couperus


+
Nop Maas (1949) is gespecialiseerd in de negentiende-eeuwse Nederlandse letterkunde. Hij publiceerde over o.a. Marcellus Emants, Multatuli, De Nederlandsche Spectator en Carel Vosmaer.
1
De door Van Loenen Martinet verdedigde stellingen en de naar aanleiding daarvan gevoerde discussie worden weergegeven in het Bijblad van De Hervorming van 2 juni 1891.
2
De gegevens in deze alinea zijn ontleend aan berichten uit Het Vaderland, van respectievelijk 25 maart 1892, 10 november 1891, 26 augustus 1891, 2 juli 1891 en 9 februari 1892. Zie ook De Portefeuille van 12 september 1891. Besprekingen van Noodlot treft men in 1891 aan in Los en Vast en Elsevier’s Geillustreerd Maandschrift en in De Dietsche Warande van 1892.
3
Zie J. de Jong, ‘Noodlot’, in De Vrijheid van 22 augustus 1923. Volgens De Jong viel aan deze roman bepaald niet meteen de waardering ten deel die hij later verwierf: ‘De roman verschilt veel van de toen gangbare lectuur; hij was bij geen categorie onder te brengen; men vond hem langdradig; hoewel een groot aantal personen daarin werden voorgesteld, gebeurde er weinig en er werd zooveel geanalyseerd en bespiegeld.’ Overigens munt dit stukje van De Jong uit door aantoonbare onjuistheden.
4
Overlijdensadvertentie in Het Vaderland van 30 augustus 1894. Zie ook de redactionele berichten van 30 en 31 augustus.
5
Deze correspondentie bevindt zich in het archief van de Tivoli Schouwburg in het Gemeentearchief Rotterdam.
6
Op 22 april 1892 vroeg hij aan De Vos een introductie voor het Berliner Theater van Barnay.
7
Noodlot werd gespeeld op de volgende data: 26-28 november 1892, 1, 3 en 8 december Rotterdam, 9 december Utrecht, 11 december Arnhem, 12 december Leiden, 16 december Nijmegen, 18 december Rotterdam, 19 december Middelburg, 20 en 23 december Rotterdam, 27 december Dordrecht, 28 december Den Haag, 6 januari 1893 Amsterdam, 10 januari Rotterdam, 3 februari en 3 maart Amsterdam, 7 maart Groningen, 8 maart Leeuwarden. In totaal verdiende Jäger f 150,26 aan auteursrecht.
De Haagse voorstelling was eerst gepland voor 14 december, maar moest verplaatst worden omdat er een misverstand was met de schouwburgdirectie. Op 9 december vroeg Couperus aan De Vos ‘de loge grillée over de koningsloge’ voor hem te reserveren bij de Haagse voorstelling. Op 27 december liet hij weten nog altijd geen kaarten ontvangen te hebben: ‘ik deel u dit even mede, omdat men zeer slof is aan onzen schouwburg en misschien nog vergeten kon aan mij te denken.’
8
Besprekingen van de opvoering van Noodlot treft men verder aan in de nrc van 28 november 1892, Het Nieuws van den Dag van 29 november en 9 december 1892 en 10 januari 1893, De Nederlandsche Spectator van 3 december 1892, Middelburgsche Courant van 21 december 1892, De Amsterdammer van 10 en 23 januari 1893, Het Tooneel van 1 december 1892 en van 2 en 15 januari 1893, De Telegraaf van 7 januari 1893, Algemeen Handelsblad van 7 januari en 10 februari 1893, de Oprechte Haarlemsche Courant van 10 januari 1893, De Gids van 1893 (11, p. 394-398). Dit is geen volledige opsomming van de verschenen recensies.
9
Variatie op P.A. de Genesters: ‘Verlos ons van den preektoon Heet/Geef ons natuur en waarheid weer.’
10
Brief berust in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag.