Sein Post
Koos van Weringh
De dagboeken van Mihail Sebastian
Op 20 november 2006 werd in de aula van de universiteit van München de Geschwister-Scholl-Preis uitgereikt. Deze prijs is in 1980 ingesteld door het Landesverband Beieren van de Börsenverein des Deutsche Buchhandels en de afdeling culturele zaken van de stad München. De prijs is bestemd voor een werk dat getuigt van geestelijke onafhankelijkheid, burgerlijke vrijheid en morele, intellectuele en esthetische moed. De prijs – tegenwoordig 10.000 euro – is genoemd naar Hans en Sophie Scholl, studenten in München die met anderen de verzetsgroep Die weisse Rose vormden. In februari 1943 deelden zij op de universiteit pamfletten tegen het Hitlerregime uit. Ze werden opgepakt en een paar dagen later terechtgesteld. (Aan de Rozengracht in Amsterdam herinnert de naam van de Duitse boekhandel Die weisse Rose aan hen.)
De eerste prijsdrager was Rolf Hochhuth, die met zijn toneelstuk over de rol van de paus in de jodenvervolging, Der Stellvertreter, in 1959 al grote beroering teweeg had gebracht en in 1980 voor zijn roman Eine Liebe in Deutschland werd geëerd. Andere bekende Duitse laureaten waren de filosoof Jürgen Habermas, de schrijfster Christa Wolf en de romanist Victor Klemperer, auteur van Ich will Zeugnis ablegen bis zum letzten. Tagebücher 1933-1945 (in Nederland verschenen onder de titel Tot het bittere einde). In 1988, toen woonachtig in München, was ik getuige van de uitreiking van de prijs aan de joodse schrijfster Grete Weil voor haar boek Der Brautpreis. In de jaren dertig vluchtte zij met haar man naar Nederland; hij werd gepakt en kwam om in een concentratiekamp, zij overleefde als onderduikster in Amsterdam, waarover zij de roman Tramhalte Beethovenstraat (1963) schreef.
Na de Amerikaan Peter Gay (1999) ging de laatste prijs opnieuw naar een buitenlander: de Roemeen Mihail Sebastian. Sebastian werd in 1907 geboren onder de naam Iosif Hechter. Na het gymnasium in zijn geboortestad BrÇila studeerde hij rechten in Boekarest. Reeds tijdens zijn studententijd begon hij met het schrijven van gedichten en literaire kritieken in tijdschriften, vooral van Franse literatuur. Voor de culturele elite van Roemenië, waartoe hij behoorde, was kennis van de Franse taal- en letterkunde een vanzelfsprekendheid. Regelmatig verbleef hij in Parijs.
Na de voltooiing van zijn studie was hij werkzaam als advocaat bij allerhande rechtbankzaken, een beroep dat hij met lichte te-
genzin uitoefende. Want zijn belangstelling, om niet te zeggen liefde, gold de literatuur. Hij publiceerde romans en theaterstukken, die zich in het algemeen in grote belangstelling en gunstige besprekingen mochten verheugen. Meer dan eens werd zijn werk met dat van André Gide vergeleken. Op 12 februari 1935 begon hij met het schrijven van een dagboek dat eindigt op 31 december 1944.
Die dagboeken werden pas in 1996 in Roemenië gepubliceerd en daarna in Frankrijk, wat niet verwonderlijk is, omdat de Roemeense literatuur daar een prominente plaats inneemt. Naderhand verscheen een Amerikaanse uitgave (2000) en inmiddels is er ook een Duitse: ‘Voller Entsetzen, aber nicht verzweifelt’. Tagebücher 1935-44, bezorgd door Edward Kanterian (Claassen, Berlijn, 2005, 864 blz., 26 euro, pocketuitgave 12 euro). Kopstukken als Claude Lanzman, Arthur Miller en Philip Roth loven de dagboeken in alle toonaarden en vergelijken ze met de geschriften van Anne Frank en Victor Klemperer. Door de Duitse uitgave ben ik op het bestaan van Sebastian opmerkzaam gemaakt.
Diezelfde dagboeken werden in November 2006 met de Geschwister-Scholl-Preis Geëerd. Zo’n bekroning na zes decennia moet wel een bijzondere reden hebben. De jury meende dat Sebastians aangrijpende dagboeken het drama van het razendsnelle verval van democratische structuren, beschaving en fatsoen in de periode 1935-1944 weerspiegelen. Sebastian schrijft niet alleen over vervolging en sociale nood, maar ook over het toenemende intellectuele isolement. Zijn laat ontdekte werk geeft volgens het juryrapport het huidige bewustzijn belangrijke impulsen. Het is een indringend pleidooi tegen ultranationalisme, antisemitisme en terrorisme, en tegelijk is het een verdediging van het vrijheidsidee als grondbeginsel van de humaniteit.
In het begin van de jaren dertig, zo blijkt uit de waarnemingen van Sebastian, heerste er in Boekarest een buitengewoon levendig cultureel klimaat. Het theaterleven bloeide, concerten werden druk bezocht en over de kwaliteit van het gebodene werd uitbundig gediscussieerd, meestal in cafés of restaurants, bij het nuttigen van een of meer goede glazen. Wie het niet eens was met een polemisch artikel of een artikel in een tijdschrift, stelde voor een nieuw tijdschrift op te richten – waar dan meestal niets van kwam. Mihail Sebastian stond soms op ski’s en bezocht ook voetbalwedstrijden in het stadion. Kortom, van het leven werd genoten.
Maar wat de indruk wekt een ‘heile Welt’ te zijn, waarin de elite haar voorrech-
ten on bekommerd kan genieten, blijkt slechts de buitenkant. In Duitsland was Hitler aan de macht gekomen en dat ging aan de Roemeense samenleving niet ongemerkt voorbij, ook niet aan de culturele elite. Steeds meer vrienden en bekenden van Sebastian sloten zich aan bij de IJzeren Garde, een rechtse organisatie die sympathiseerde met de ontwikkelingen in Duitsland: Duitsland zonder joden, Roemenië voor de Roemenen, want joden zijn geen Roemenen. Net als in elk ander Europees land was de tijdgeest in de jaren dertig in Roemenië tamelijk nationalistisch (in Nederland hoorde men bijvoorbeeld vaak de spreuk ‘Koopt Nederlandsche waar, dan helpen wij elkaar!’). Er werd gepleit voor het vertonen van Roemeense films, waarin uitsluitend de Roemeense taal te horen was.
Voor Sebastian, die van joodsen huize was, werd de situatie aanzienlijk gecompliceerder. Het antisemitisme uitte zich steeds openlijker. Op recepties maakte hij woeste scheldpartijen op joden mee, ook door een actrice die een rol in een van zijn stukken speelde. Als hij dan in het gezelschap werd opgemerkt, kreeg hij te horen: ‘Maar dat geldt natuurlijk niet voor jou’ – wat uit menselijk oogpunt uiteraard nog vernietigender is. Op haarscherpe wijze maakt hij duidelijk hoe mensen die goed met elkaar overweg konden – of meenden te kunnen – zich van elkaar verwijderden, omdat ze er verschillende politieke inzichten op nahielden – politieke verschillen met keiharde consequenties. Kranten werden verboden, voor de nog aanwezige pers werd de censuur verscherpt, joden mochten bepaalde beroepen, zoals dat van advocaat, niet meer uitoefenen. Sebastians mogelijkheden werden steeds beperkter. Een enkele keer kon hij nog iets onder pseudoniem publiceren. En hij voelde zich ook enigszins opgetogen toen hij op een keer vernam dat een bekende geen kaarten wilde aanschaffen voor een concert in Boekarest van de Berliner Philharmonie, omdat hij weigerde ook maar iets met een nationaal-socialistische instelling te maken te hebben.
Wat hij vooral niet begrijpt is de grote naïviteit waarmee zijn tijdgenoten, die toch niet op hun achterhoofd zijn gevallen, de gebeurtenissen in Europa onder ogen zien. Het is toch duidelijk dat er oorlog op komst is? De overeenkomst van München in September 1938, wie kan daaraan geloof hechten? Op 15 maart 1939, een half jaar later, overvallen Duitse troepen Tsjechoslowakije.
Uit de dagboeken wordt duidelijk dat de schrijver ervan een vertwijfeld mens was. Niet alleen door de politieke omstandigheden in Europa, die voor hem als jood extra bedreigend waren, maar ook door zijn persoonlijkheid. Vaak voelt hij zich onzeker omtrent zijn bezigheden. Lukt dit of dat? Als ik daar vijf dagen voor uittrek, kan ik dat hoofdstuk van die roman of de derde akte van dat theaterstuk misschien voltooien? Of ik kan wellicht mijn idee voor een volgende roman uitwerken en verdiepen? Maar er komt – alweer! – iets tussen. De telefoon gaat, ‘zij’ belt op, ik heb te veel gedronken, de tandarts heeft een kies getrokken, ik had vannacht niet zo lang door moeten werken… De lezer van deze dagboeken krijgt een ongemeen diep inzicht in het wezen van de uitvlucht.
Soms zoekt Sebastians zijn toevlucht in de drank. En dan zijn er de vrouwen. Talloze komen er voor het voetlicht, maar met geen van hen is hij in staat een min of meer
vaste binding op te bouwen. Een diepgewortelde twijfel ligt daaraan ten grondslag. Wil ik haar wel, wil ik haar niet? En voordat hij ook maar het begin van een antwoord op die vragen heeft kunnen bedenken, bevindt zijn hand zich al tussen de dijbenen van de volgende – aan een tafel waar ook haar echtgenoot aanzit.
Sebastians lotgevallen komen in een steeds somberder perspectief te staan. Meer dan eens overweegt hij zelfmoord te plegen of een reis ergens naartoe te maken – zonder terug te keren. Noch het een noch het ander onderneemt hij. Integendeel, hij ziet kans te overleven. Daarbij wordt hij geholpen door de muziek. In zijn dagboeken doet hij uitvoerig verslag van zijn muzikale ervaringen, als bezoeker van concerten en vooral als radioluisteraar. Verbazingwekkend is het welke Europese zenders hij in Boekarest kan ontvangen. ‘Ik bedrieg mijzelf met het luisteren naar muziek’, schrijft hij ergens, ‘het is een soort narcose.’ Muziek van Mozart troost hem. Er kan geen enkele twijfel aan bestaan dat muziek een bron was bij het overleven van de verschrikkingen.
Een perspectief had hij ook: in het voorjaar van 1945 werd hij in Boekarest benoemd tot hoogleraar in de literatuurwetenschap. Op 29 mei, enkele weken na het einde van de Tweede Wereldoorlog, begaf hij zich op weg naar de universiteit om zijn inaugurele oratie te houden. Bij het oversteken van de straat werd Mihail Sebastian door een vrachtauto overreden.